Michel Comte was zeven toen hij zijn eerste foto maakte. “Van mijn vader kreeg ik een goedkoop toestelletje. Hij zei: als je hiermee een fatsoenlijke foto kunt maken, mag je mijn camera gebruiken.” Comte is nu een internationaal gevierd fotograaf.

Het duurde even voordat we hem te spreken kregen. Eerst zat hij een paar weken in Los Angeles, toen een maand in Indonesië, daarna in Europa en nu is hij drie dagen thuis, in New York, alvorens hij voor een maand naar Brazilië vertrekt. Daar zal hij zich wijden aan reportages, maar ook aan reclameopdrachten en modewerk voor diverse bladen. De inkomsten uit het reclamewerk gebruikt hij voor de niet-commerciële onderwerpen en, vreemd genoeg, om de Italiaanse Vogue te subsidiëren. Want dat mag dan wel de bijbel van de modefotografie zijn, het blad heeft weinig geld. “Wie daarvoor werkt, draait zelf voor de onkosten op. En voor je reportages betalen ze ook niet veel. Maar het is nu eenmaal een van de beste bladen.”

De Zwitser Michel Comte (1954) werkt behalve voor diverse Vogues ook voor Stern, Vanity Fair, Interview, Talk, BMW, Armani en Revlon. Hij maakte talloze opmerkelijke portretten van beroemdheden. En het erotisch geladen boek Aiko T. Hij gaat, vaak in samenwerking met organisaties als het Rode Kruis of Terre des Hommes, op reportage in landen als China, Egypte, Cuba, Haïti, Afghanistan, Irak, Ethiopië, Angola, Soedan, en Bosnië.

Zijn grootvader was een avonturier en een van de oprichters van het latere Swissair. Zijn protestantse vader zat in het krantenbedrijf, zijn joodse moeder had oog voor de kunsten. De jonge Comte was gefascineerd door het reportagewerk van Weegee, Man Ray en Gottard Schuh, en later ook door de recalcitrante modefotografie van David Bailey. Comte publiceerde soms in Zwitserse media maar kreeg regelmatig te horen dat het nooit wat zou worden. Hij verhuisde naar Parijs, verdiende goed geld in de kunstrestauratie en ontmoette in 1979 de vrouw van Emanuel Ungaro. Ungaro had net een serie opnamen voor een reclamecampagne zien mislukken en Comte kreeg een kans. Het resultaat werd gesignaleerd in de Franse Vogue, en dat werd gezien door Karl Lagerfeld, die Comte meteen inschakelde voor een parfumcampagne, wat weer de aandacht trok van de Amerikaanse Vogue, die hem naar Florida liet komen.

Na veel modewerk volgde een portretopdracht voor de Italiaanse Vogue, en sindsdien heeft hij menige ster voor de camera gehad. Beroemd zijn de foto’s van Sylvester Stallone met roze rozenblaadjes op zijn oogleden, van een betraande Demi Moore, een enge Jeremy Irons met monocle en een prettig gestoorde Gary Oldman. In de nacht voordat hij Mike Tyson zou ontvangen droomde Comte over een witte duif en de volgende ochtend werd er in allerijl een exemplaar gezocht. Toen Tyson de duif vastpakte, kreeg hij tranen in de ogen en haalde hij foto’s tevoorschijn van zijn troosteloze jeugd. Voor een plaat van Hillary Clinton liet Comte het meubilair in het Witte Huis verplaatsen en de gordijnen vervangen, waarbij een staflid ontsteld opmerkte dat zulks niet eerder was vertoond. Toen hij tijdens het filmfestival van Cannes geen uitnodiging had voor die ene party, hulden hij en zijn assistenten zich in smoking, huurden een chauffeur en reden in een opmerkelijke limousine langs de beveiliging, die dacht dat een cinematografische grootgrondbezitter zijn entree maakte. In Los Angeles fotografeerde hij Sharon Stone, maar ook leden van een straatbende die als initiatieritueel met aidspatiënten naar bed waren geweest.

“Ik hou van tegenstellingen. Mijn leven is vol tegenstellingen. Ik hou van dingen die anders zijn. En toch, glamour is niet veel anders dan de gangbare wereld. Het wekt die indruk maar dat is schijn. De media vertellen ons dat sterren anders zijn dan jij en ik. Maar als je ze leert kennen, blijken ze als ieder ander te zijn. Ook zij moeten naar de wc. Als je tien miljoen verdient en je hebt voor een miljoen aan rekeningen liggen, dan zit je in hetzelfde schuitje als iemand die honderd dollar verdient en er tien moet betalen. We scheppen de illusies.”

Veel vervelender dan de sterren zijn hun agenten, die tegenwoordig zeggenschap willen hebben over elk detail van een publicatie. “Zij denken dat ze de werkelijk belangrijke mensen zijn, belangrijker dan de beroemdheden. Ik ervaar dat elke dag. Omgaan met de agenten is veel moeilijker dan omgaan met beroemdheden. Nee, ik word er niet ziek van, want je kunt je niet permitteren ziek te worden van iets waarmee je nu eenmaal elke dag te maken hebt.”

De ene dag leidt hij een decadent bestaan in subtropische oorden tussen schaarsgeklede fotomodellen, de andere dag rijdt hij met het Rode Kruis in een jeep door Afghaans oorlogsgebied. Daar werd Comte een paar keer beschoten. “Een keer scheelde het maar vijftien centimeter. Je wordt er wel zenuwachtig van maar het verandert niet je kijk op het leven. Dat gebeurt pas als je geraakt bent, zegt men.” Hij was nieuwsgierig naar zijn belagers en reed in de Rode-Kruisjeep naar de tegenpartij, er gemakshalve van uitgaand dat die niet weer zou schieten. “Ik heb ontdekt dat een oorlog veel compassie kent. Mensen zijn zeer geboeid als iemand iets probeert te achterhalen waar niemand anders achter aan zit. Ze vragen zich af: waarom komen ze deze kant op? Zolang je binnen je gebied blijft, is er meestal niks aan de hand. Het wordt moeilijk als je de lijn probeert over te steken. Maar als je dan eenmaal aan de andere kant bent, is er weinig aan de hand.” De tegenpartij bleek inderdaad allerminst vijandig. Bij een kopje thee legden de schutters uit dat ze niks tegen de fotograaf persoonlijk hadden maar dat ze nu eenmaal schoten op alles wat bewoog. En een van de vijanden bleek een twaalfjarige jongen die begon te huilen toen Comte zijn camera op hem richtte: het kind had geen idee wat dat was.

Hij maakt zulke trips niet uit liefde voor de risico’s, zegt hij. “Mijn god nee, ik hou helemaal niet van dat soort risico’s. Ik heb twee kinderen, dan denk je er meer over na.” Hij moest ook aan ze denken toen hij in Haïti dode kinderen fotografeerde. “Dat was heel moeilijk.” Comte reageert verontwaardigd op de vraag of hij, zoals is beweerd, de tafel waar de kinderen op lagen, verschoof om beter licht te krijgen. “Dat hoor ik steeds, maar het is niet waar. Dat kind lag daar in een afschuwelijke houding. Je zag een naald uit de kin komen en dat leek me net te veel, gezien de mate van ellende die de situatie al in zich had. Het leek me onjuist om dat kind in beeld te brengen als een stuk vlees. Toen heb ik het iets verlegd zodat de naald minder opviel. Zulke beslissing neem je instinctief. Ik had het kind vijf dagen daarvoor leren kennen en ik wilde de foto maken omdat ik was aangedaan. Het was overleden zonder enige reden, op een paar kilometer afstand van de plaats waar welgestelde mensen rondlopen. In mijn boek People and Places with No Name staat een foto van een dood kind met gesloten ogen, je ziet eigenlijk niet dat het dood is. Ik heb toen een camera laten vallen die in duizend stukjes brak. Dat zijn de enige dode kinderen die ik heb gefotografeerd, maar het lijken er duizend.”

Sommige foto’s die hij in studio’s heeft gemaakt, hebben iets van schilderijen. Enkele jaren geleden leek dat bij World Press Photo nogal en vogue, met ogenschijnlijk kunstig gestileerde platen van Balkan-treurnis en aidsellende. “Het menselijk oog wordt door twee dingen bijzonder geïntrigeerd: extreme decadentie en extreme armoede. In armoede zit een zeer esthetisch element. Dat is droevig, maar het is een gegeven. Kijk naar het werk van Sebastião Salgado of James Nachtwey. Dat zijn prachtige platen, mooie schilderijen. Terwijl ze het laagste van het laagste van het menselijk leven portretteren. Dat intrigeert ons, net zoals het ons intrigeert naar puissant rijke mensen te kijken. Dat zijn werelden waar menigeen geen toegang toe heeft.”

Een van zijn opvallende projecten is het boek Aiko T., vol intieme, erotische foto’s van een Japanse vrouw. “Aiko T. was geen idee maar een cadeau. De vrouw was naar mijn hotel gestuurd. Ze kwam op bezoek, vertelde me haar levensverhaal, en dit zijn de foto’s.”

Ze kwam tijdens de sessies drie keer klaar, en de vraag dringt zich op hoe het is om te laveren tussen oorlog en orgasme. “Dat is allemaal onderdeel van het leven. De wereld heeft twee gezichten en veel mensen zijn bang beide facetten aan te raken. In Brazilië ga ik op bezoek in de sloppenwijken. Ik zal er kindprostituees ontmoeten. En de volgende dag werk ik weer voor de Italiaanse Vogue. Zo zit mijn leven in elkaar. Je moet risico’s nemen, anders krijg je nooit iets dat de mensen raakt. Zeker, ik word elke dag overrompeld door de absurditeit van het bestaan. Dagelijks word ik gechoqueerd. Maar je moet ermee omgaan. Elke keer als ik een rampzalig gebied verlaat, neem ik me voor er nooit meer te komen. Angola, Ethiopië, ik wilde niet meer. Soms word je bijna vermoord. Maar als je weer in de buurt bent, wil je toch weer. Misschien is het een drug. Prettige bijkomstigheid is dat in zulke gebieden niemand me kan vinden. Dat is fantastisch als je je graag afzondert. Daar nemen de mensen je voor wie je bent. Het kan ze niks schelen hoe je heet of wat je doet. Je bent net als zij. En dat klopt ook, alleen maken wij er in onze cultuur iets anders van.”

Jim Schilder, “People and Places with No Name” (waaruit de foto op p.82), Uitg. Steidl, ISBN: 3882437049, 2600 fr. en “Aiko T.” (waaruit de fotokop p.83), Uitg. Steidl, ISBN: 3882437634, 2600 fr.

Jim Schilder / Foto’s Michel Comte

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content