Tom Vandyck
Tom Vandyck Tot 2014 correspondent in de VS voor Knack.be

Achtennegentig procent van de indiaanse bevolking van Mexico leeft in de provincie Oaxaca en op het schiereiland Yucatán. De overblijfselen van hun glorieuze verleden dragen het mysterie in zich van een tijd die voorbij is, maar nog niet dood. Een verhaal over een Latijns land met indiaans bloed.

Tom Vandyck

Yucatán heeft nooit echt bij Mexico gehoord. Nadat de troepen van Hernan Cortes in 1521 de azteken verslagen hadden bij hun hoofdstad Tenochtitlán, het latere Mexico City, ging de interesse van de Spaanse kroon in eerste instantie vooral uit naar de noordelijke streken. Pas in 1546 werd Yucatán onderworpen door Francisco Montejo. Gouden bergen lagen er niet te wachten. De aandacht van de conquistadores voor dit deel van Nieuw-Spanje bleef dan ook beperkt. Ook na de Mexicaanse onafhankelijkheid in 1824 bleef Yucatán het verre neefje. Staatszaken speelden zich ver van hier af. De Yucatenezen zochten het zelf wel uit. Pas in de jaren zestig van deze eeuw, toen het schiereiland werd aangesloten op het spoorwegnet, kwam daar enigszins verandering in. Maar nog steeds verschilt Yucatán sterk van de rest van het land. Door de eeuwenlange isolatie zijn oude gewoontes en tradities hier beter bewaard. Negentig procent van de Mexicanen zijn mestiezen. De overige tien zijn blanken en indígenas, indianen. En van die laatste bevolkingsgroep leeft een heel groot deel in Yucatán, vooral maya’s. Overal langs de weg staan hun ronde hutten van hout en steen. Een niet onaanzienlijk deel van hun dagelijkse leven is nog hetzelfde als in het prekoloniale tijdperk. Van de tachtig oorspronkelijke mayadialecten zijn er vierentwintig nog in gebruik. Het corpus van hun cultuur zijn de maya’s kwijt. Hun overleveringen, wetenschap en religie werden platgebrand door de Spanjaarden. Maar hun trots blijft, ondanks de moeilijke levensomstandigheden onaangeroerd.

Het schiereiland Yucatán is een grote leistenen plak. De uitgestrekte laagvlaktes zijn bedekt met een dicht oerwoudtapijt, dat opschiet uit nauwelijks enkele tientallen centimeters vruchtbare grond. Daaronder zit alleen maar steen. Vandaar de laagstammige begroeiing. Hier wonen jaguars, tapirs, tientallen exotische vogelsoorten en meer dan vijftig slangenvariëteiten. Eén daarvan, de machtige boa constrictor, werd in vroeger tijden gedomesticeerd en aan het werk gezet als waakhond zonder pootjes.

Veel regen valt er niet in deze streken en de enige rivieren op Yucatán stromen onder de oppervlakte. Het levensnoodzakelijke water komt uit tienduizenden ondergrondse bronnen. De meeste zijn onooglijke gaatjes in de bodem. Maar de grootste zijn gapende kraters van meer dan twintig meter doorsnede en vijftig meter diepte. De maya’s gebruikten ze eeuwen geleden voor hun beruchte mensenoffers.

Chichén Itza is het hoogtepunt van de mayatour op Yucatán. Veel mensen blijven erbij dat de site van Uxmal eigenlijk mooier is, maar je kan er niet omheen : alleen al door zijn afmetingen maakt Chichén Itza een verpletterende indruk. De ruïnes liggen verspreid over een terrein van enkele vierkante kilometers, van elkaar gescheiden door het woud en verbonden door kleine paadjes. Centraal staat de grote piramide van de slangengod Kukulcán. De top is dertig meter hoog, maar als je aan de voet staat, lijkt het imposante bouwwerk een stuk groter. Ook nu nog laat Kukulcán zich twee keer per jaar zien, met name bij de zonnewendes van 21 maart en 22 september. Kort voor zonsondergang valt het licht dan zo op de piramide, dat het lijkt of de slang van de flank afkruipt. Het spektakel duurt maar een paar ogenblikken, maar elke keer dagen er duizenden mensen op om het mee te maken.

Bij een temperatuur van minstens veertig graden beklimmen we de 91 steile treden naar de top. Een dikke Amerikaanse dame heeft de vergissing gemaakt om naar beneden te kijken. De hoogtevrees heeft toegeslagen en ze durft niet meer voor- of achteruit, hoe haar man ook op haar inpraat. Boven gekomen wordt de inspanning beloond. Het uitzicht op Chichén Itza is adembenemend. Aan de westkant ligt de Tempel der Krijgers wit te gloeien in de tropenzon. Voorbij de ruïnes is er niets dan jungle, zonder een enkel teken van menselijke aanwezigheid. Dit is zo’n decor waar diepzinnige gedachten geboren worden. Onder deze zinderende luchten, omringd door de schijnbaar onmetelijke, woeste natuur voel je pas goed hoe klein je eigenlijk bent. En tegelijkertijd ben je trots dat je een mens bent, zo’n naakte aap die er duizend jaar geleden in slaagde hier al deze pracht en praal uit de grond te stampen. Maar hoe fragiel is het allemaal niet ? Hoeveel van dit ontembare oerwoud zal er nog zijn over vijftig jaar ?

We overnachten in Mérida, de hoofdstad van de staat Yucatán. Duizenden krakkemikkige auto’s banen zich nerveus een weg door de straten. Op de stoepen voor de hotels leuren venters met allerlei artisanale koopwaar. Sjaals, jurken, waaiers en hangmatten in sisal. Deze ijzersterke, uit henequénvezels vervaardigde stof was van oudsher het voornaamste exportproduct van de streek. Tegenwoordig domineert de zware industrie. Mexico is het enige land ter wereld waar nog Volkswagen-kevertjes gemaakt worden. De fabriek staat even buiten Mérida.

We verpozen op de met koloniale gebouwen afgezoomde Zócalo, de grote markt, zeg maar. De terrasjes zitten vol. Chique en minder chique mensen flaneren voorbij. Niemand schijnt zich ook maar ergens zorgen over te maken. Het pleintje bij het universitaire theater wordt ’s avonds ingenomen door verliefde stelletjes. Een jongeman zit al meer dan een kwartier om zich heen te staren. Zijn afspraakje daagt voorlopig niet op. Tien minuten later verschijnt ze alsnog op het toneel. Hij veert op, ze vallen elkaar in de armen en alles is vergeten. We bekijken het vanachter een Margharita. Kleine indiaanse meisjes komen ons keurige halskettingen verkopen. Afbieden kan, maar al zijn ze nauwelijks tien, ze laten zich niet rollen door Europese vreemdelingen. Het is moeilijk om je in te beelden dat deze goedlachse kinderen nog harde tijden tegemoetgaan. De economische vooruitgang is aan de maya’s voorbijgegaan. Om het hoofd boven water te houden, zijn ze wel verplicht om met handgemaakte snuisterijen te venten. De hele familie wordt daarbij ingezet, de jongsten incluis.

Een dag later gaat het naar het antieke Uxmal. De dimensies zijn hier minder overweldigend dan in Chichén Itza, maar de schoonheid van de architectuur is dat des te meer. Uxmal is een uitgelezen voorbeeld van mayabarok. Net als Chichén Itza werd het opgetrokken in de nadagen van het mayarijk, toen de invloed van de uit het noorden afkomstige Tolteken ging doorwegen. Dat laat zich duidelijk zien aan de op elk gebouw rijkelijk aangebrachte versieringen. Terwijl de maya’s het liever vrij abstract hielden, waren de Tolteken eerder figuratief aangelegd. Maar de invloed van de maya’s is onmiskenbaar in Uxmal. Elk detail is doortrokken van religieuze symboliek. Wat aanvankelijk weinig meer lijkt dan de afbeelding van een gezicht, is bij nader inzien een rigoureuze collage van hiërogliefen en obscure merktekens. Niets staat hier zomaar. Alles betekent iets. En die betekenissen hangen onlosmakelijk samen met het leven van de indianen, tussen de goden van de aarde en de hemel.

Uxmal en Chichén Itza waren lokale mayahoofdsteden. De antieke mayarijkjes waren in een voortdurende strijd met elkaar verwikkeld, waarbij de allianties steeds wisselden en nu eens de ene, dan weer de andere stad het overwicht op zijn rivalen veroverde. Vreemd genoeg was doden eerder uitzonderlijk in die oorlogen. Als het even kon, nam men de overwonnenen liever gevangen, om ze later aan de goden te offeren. Dat soort verhalen heeft ervoor gezorgd dat de maya’s nog steeds als rare jongens bekeken worden. Toch was hun beschaving van een uitzonderlijk niveau. Lang voor Johannes Kepler ons daar in het westen toe in staat stelde, maakten de maya-astronomen al nauwkeurige berekeningen over de banen van de planeten. De mayakalender was een stuk accurater dan de gregoriaanse. En hunhiëroglyfen en gesofisticeerd wiskundig systeem blijven tot op heden grotendeels onontcijferd.

De conquistadores lieten weinig heel van dat alles. In het kielzog van Francisco Montejo volgde bisschop Diego de Landa, die iedereen die zich weigerde te bekeren uit de weg ruimde en meteen begon aan het vernietigen van de heidense (en dus minderwaardige) lokale cultuur. In 1562 organiseerde de bisschop in Maní een grote boekverbranding. De maya’s huilden toen ze al hun onvervangbare, zorgvuldig opgebouwde kennis in vlammen zagen opgaan, maar het kwaad was geschied. Slechts drie standaardwerken overleefden de brand. Zij worden bewaard in Europese musea en zijn nog steeds de belangrijkste vertaalsleutels bij historisch onderzoek over de maya’s.

Na de ontdekkingsreis in het mayagebied ligt de diepblauwe Caribische kust te lonken. De badplaats Cancún is een succesverhaal, maar ook een controversieel issue. Tot op het einde van de jaren zestig was dit een vissersdorpje met niet meer dan een handvol inwoners. Toen kwam de overheid tot het besluit dat er toerismedollars in het laatje moesten komen. De planners gingen aan de slag, en na enig denk- en rekenwerk rolde de naam van Cancún uit de computer als ideale locatie. De badplaats bestaat uit twee delen. Het toeristendistrict bevindt zich op een langgerekt eiland, dik honderd meter voor de kust. Het eigenlijke stadscentrum ligt op het vasteland. Daartussenin geprangd, ligt de lagune, een gedroomd oord voor watersporters.

In middens van rugzaktoeristen, voor wie Mexico een van de eeuwige favorieten blijft, hoor je geen goed woord over Cancún. Het heet daar een toeristenval. Een decadent oord. Voor die stelling valt een en ander te zeggen. In het hoteldistrict is geen plekje onbenut gelaten. Alle grote Amerikaanse fastfoodketens zijn vertegenwoordigd, van McDonald’s tot Dunkin’ Donuts. En toen de surfers gingen klagen over krokodillen in de lagune, besloot het stadsbestuur om die beesten dan maar meteen uit te roeien. Maar laten we eerlijk wezen : in vergelijking met oorden als Lloret del Mar of Benidorm valt Cancún best mee. Alles in aanmerking genomen werd de bouwwoede van de hoteliers binnen aanvaardbare perken gehouden. De kustlijn ziet er een stuk smaakvoller uit dan die van pakweg Blankenberge, en in tegenstelling tot wat je bijvoorbeeld aan sommige delen van de Turkse kust ziet, heeft de hoogbouw een duidelijk begin- en eindpunt. Als je de stad uitrijdt, zit je na een kwartiertje middenin de jungle.

Mocht Cancún toch te veel van het goede zijn, dan ligt er een dikke vijftig kilometer naar het westen een aardig alternatief : Playa del Carmen. Ongerept kan je deze plaats al lang niet meer noemen, maar hoogbouw ontbreekt hier zo goed als helemaal en in de winkelstraatjes twee blokken van de kustlijn vandaan loopt er nog meer dan één verdwaalde hippie rond. Aan de horizon zie je de contouren van het eiland Cozumel, de plaats waar de Spanjaarden voor het eerst voet op Mexicaanse bodem zetten. Kleine vliegtuigjes brengen je ernaartoe in een halfuurtje. Voor duikers is die trip absoluut de moeite waard. Je vindt er enkele van de mooiste koraalriffen ter wereld.

Met een binnenlandse vlucht van een uur kom je in Oaxaca, het Brugge van Mexico. De stad ligt zo’n vijftienhonderd meter boven de zeespiegel, tweehonderd kilometer ten zuiden van de hoofdstad. Hier doet niets denken aan de hyperkinetische drukte van Mérida. Oaxaca is door de Unesco opgenomen in de lijst van het Erfgoed van de mensheid. Met de subsidies die daaraan verbonden zijn, wordt veel moois gedaan. Het hele centrum is verkeersvrij gemaakt en opgekalefaterd. De huizen zijn geschilderd in rustgevende pastelkleuren. Als we in de hoofdstraat komen, blijkt er een parade aan de gang te zijn. Een van de lokale scholen bestaat vijfentwintig jaar, en dat moet gevierd worden. De voorbijmarcherende muzikanten en majorettes blijven er ontzettend ernstig bij.

Een mooi voorbeeld van Mexicaanse barok uit de zeventiende eeuw is de Santo-Domingokerk. Het overdadig geornamenteerde gebouw is massief, maar binnen tintelt het aan de ogen. Het licht valt binnen door een venster boven de poort en breekt in duizenden stukjes op het glanzende, met bladgoud beklede interieur. Nog meer goud is te vinden in het tot museum omgeturnde klooster naast de kerk, waar talloze indiaanse juwelen en gebruiksvoorwerpen te bewonderen zijn. Het handwerk is van een vederlichte virtuositeit, de details van een eindeloze rijkdom. Je kan alleen maar meer bewondering krijgen voor de Zapotheken en Mixteken die dit gebied vroeger bewoonden.

Op een bergtop een paar honderd meter boven Oaxaca ligt de archeologische site Monte Alban. De naam betekent witte berg, zoals Mont Blanc. Steeds dichtere wolken komen uit het dal aangedreven en hullen de antracietgrijzeruïnes in een dikke, enigmatische mist. Door de geringe dichtheid van de lucht op deze hoogte wordt er bij het ademen minder zuurstof opgenomen in het bloed, wat zich bij het beklimmen van de trappen direct laat voelen. Zelfs wie in Chichén Itza fluks de trappen oprent, krijgt in Monte Alban algauw te kampen met een opspringende hartslag.

Deze plaats dwingt respect af. Alles hier wijst naar de hemel. Voor de Zapotheken was de zon de god van het leven, terwijl de maan voor de dood stond. En die twee vochten een eeuwige strijd om de heerschappij over de aarde. De rechthoekige site van Monte Alban is dan ook gebouwd rond een astronomisch observatorium, zoals we er ook al een zagen in Chichén Itza. Van daaruit volgden de gewijde dignitarissen het kosmische gevecht op de voet. Dreigden de zaken mis te lopen, dan werden er maatregelen genomen om de hemellichamen gunstig te stemmen. Dat wil zeggen : er werden mensen geofferd. Het geeft deze plek een sinister sfeertje.

Iets luchtiger vermaak is te vinden in Tlacolula de Matamoros, een plaatsje op een half uur rijden van Oaxaca. Op de plaatselijke markt zijn zaakjes te doen. Wie indiaans handwerk wil kopen, moet hier zijn. De prijzen liggen een stuk lager dan in Oaxaca. In het kerkje schuifelt een indígena-omaatje op haar knieën naar het altaar toe. Als ik vertrek, zit ze nog steeds gebeden te prevelen. Met zijn hoektorentjes doet het vierkante, ommuurde voorplein van de kerk denken aan een Arabische moskee. De moorse invloed is onmiskenbaar. In de aanpalende overdekte markt waan je je haast in een soek. Het geeft te denken. De moren liepen het christelijke Spanje onder de voet. De Spanjaarden bevrijdden zich en liepen de rest van de wereld onder de voet. De Mexicaanse indianen zagen hun beschaving met de grond gelijkgemaakt worden, maar hun bloed vermengde zich met dat van de bezetters. Haast elke Mexicaan heeft indiaanse trekken en is daar ook trots op. Haast elke Mexicaanse indiaan spreekt Spaans en is katholiek. Ook hij is daar trots op. Het is een haast onverklaarbare paradox.

Ik koop een tapijtje. Het indiaanse dametje neemt het geld aan, maar stopt het pas in haar buidel nadat ze het gekust heeft en een kruisteken heeft gemaakt. Ze ziet er oud en verweerd uit. Ik vraag me af hoeveel tapijten ze voor een prikje moet verkopen om rond te komen. Haar verleden krijgt ze nooit meer helemaal terug. Maar de Heer maakt veel goed.

De Piramide van Kukulcán in Chichén Itza : 91 steile treden naar de top.

Centraal in Monte Alban staat het astronomisch observatorium.

De straten van Oaxaca werden verkeersvrij gemaakt toen de stad tot Erfgoed van de Mensheid verklaard werd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content