Van sommige woorden weet ik nog precies wanneer ik ze voor het eerst gehoord heb, zoals van ‘apotheek’ en ‘ezels-oor’. Lingerie hoorde ik voor het eerst uit de mond van Vincent Varrewarre, op een speelplaats waar het vroor. We waren acht en uit het gegniffel viel af te leiden dat lingerie een pikantere lading had dan ezelsoor.

Veel later pas vernam ik dat de herkomst van het woord teruggaat naar het Latijnse linum of vlas. Toch denk ik bij lingerie maar zelden aan vlaskapellen die staan te drogen op het land, met hun typerende dierlijke stank. Zelfs als kind vond ik lingerie al een mooi woord, dat zich sindsdien verstrengeld heeft met de bekoorlijkheid van zijn draagsters die ik heb ontmoet. Het heeft het soort adel dat aan taches de beauté doet denken, aan loges in theaterzalen en aan wufte baronessen uit de tijd vóór Mia Doornaert er een was. Samen met lippenstift, nagellak en hoge hakken behoort lingerie tot de monstransen van de seksualiteit, die cultus die ons telkens weer even het eeuwige leven belooft.

Ik heb altijd een zwak gehad voor het merkwaardige stuk lingerie dat jarretelle wordt genoemd. De uitvinding daarvan wordt toegeschreven aan de filosoof Immanuel Kant, die een hekel aan zijn sokophouders schijnt te hebben gehad, en zelfs aan de architect Gustave Eiffel. Dat laatste vind ik te veel eer. Eiffel mocht zijn naam al geven aan een van de grootste fallussymbolen ter wereld, hij moet niet ook nog eens de credits krijgen voor het spul dat fallussen in beweging zet. Het is overigens niet helemaal duidelijk waar de jarretelle haar vermogen tot opgeilen vandaan haalt, met die rare anatomie van clips, S-haken, ijzeren lussen en rubberpaddenstoelen. Misschien schuilt de opwinding in het contrast tussen het ontvankelijke en het clandestiene. Tussen het kwetsbare vlees en de koelheid van de ijzerwinkel.

Er bestaan al gordeltjes met vier jarretelles, meer bewerkelijke modellen kunnen er tot twintig hebben. Volgens kenners moet de slip over de jarretellengordel worden gedragen, ‘uit oogpunt van comfort’. Toch zie je het doorgaans andersom op foto’s. Jarretelleneczeem schijnt ook voor te komen, maar laten we daar niet te lang bij stilstaan. Liever overval ik enkele collega’s, in mijn geval vaak jonge vrouwen, met vragen over wat zij graag onder hun kleren dragen. Tot mijn verrassing blijkt het woord lingerie nog in staat om, ter hoogte van de koffieautomaat, een blos op hun wangen te doen komen. Dat is mooi. Het laatste wat een mens moet verliezen, is zijn vermogen tot blozen.

“Ik koop nu chiquere lingerie dan vroeger”, zegt de eerste collega. “Maar jarretelles heb ik nog nooit gedragen. Ruikt mij te veel naar foute vrouwen.”

“Ik zou dat wel eens willen proberen”, glimlacht de tweede met een zweem van Mona Lisa. “Tijdens een werkvergadering, bijvoorbeeld. En dan denken : hehe, gijlie weet niet wat ik aanheb.”

“Ik kom met de tram naar het werk”, zegt de eerste, nuchter als een plensbui in november. “Ik zie me daar al zitten met van die elastieken. Openbaar vervoer is hoegenaamd niet sexy.”

“Een auto met geblindeerde ruiten, dát is sexy”, vindt de tweede. “En ook een beetje fout natuurlijk. Maar van lingerie ligt mijn vriend niet echt wakker. Of het nu zwart is of gekleurd, eenvoudig of met frullekes : voor hem is vooral belangrijk dat het uitgaat.”

Achtentwintig is ze, en ze zijn dag op dag acht jaar samen. “We wilden dat vanavond vieren, maar de Belgen spelen. Dus gaan we noedels eten en naar het voetbal kijken. Daar niet te moeilijk over doen : dat vind ik ook liefde.”

Wat een souplesse. Welk een inzicht in de eenvoud van de mannelijke psyche. Volgens mij leefden die twee nog lang en gelukkig – met of zonder jarretelles.

Door Jean-Paul Mulders, journalist en schrijver

“Ik zie me daar al zitten met van die elastieken”, zegt ze. “Openbaar vervoer is hoegenaamd niet sexy”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content