Achter de gevels van een statig Victoriaans pand in het Londense Knightsbridge schuilt een indrukwekkende kunstcollectie. Die bevat design en doeken uit de jaren vijftig en zestig, maar evengoed oude meesters en hedendaagse fotografie.

Het huis van de Belgische An Fermon en de Australiƫr Adrian Mibus, hartje Londen, is op zijn minst bijzonder te noemen. Het is het soort pand waarin je een paar dagen kunt verdwalen en dan nog niet alles hebt ontdekt. Een originele ode aan ontwerpers en kunstenaars van de voorbije honderd jaar, niet toevallig de wereld waarin de eigenaars zelf ook vertoeven.

De Belgische An Fermon trok met haar diploma kunstgeschiedenis naar Londen voor een stage bij veilinghuis Christie’s. Zo kwam ze in de kunsthandel terecht. Ze ontmoette er de AustraliĆ«r Adrian Mibus, die op jonge leeftijd naar de Britse hoofdstad kwam en zijn eigen galerie opende. “Mijn voorliefde voor kleur bracht me bij de jaren vijftig en zestig, later kwamen daar de jaren tachtig bij”, vertelt Adrian, die zich samen met An specialiseerde in schilderijen en beeldhouwwerken van de stromingen kubisme, modernisme en popart. De man verzamelt ook al twintig jaar sixties-meubelen, en nam Ans interesse over voor hedendaagse fotografie.

Zo sober mogelijk afgewerkt

De sporen van al die gedeelde en gevarieerde interesses zijn terug te vinden in het ruime pand in Knightsbridge, een residentiĆ«le wijk in de buurt van Harrod’s in Zuidwest-Londen. Het klassieke Victoriaanse huis is opgetrokken in de typische rode baksteen. Met zijn hoge plafonds en grote ruimten vormt het een ideaal decor voor de kleurrijke kunstwerken en designmeubelen van de bewoners. “Bij de verbouwing hebben we de bestaande architectuur gerespecteerd en de afwerking zo sober mogelijk gehouden”, vertelt An. “We hebben de houten lambrisering uit de jaren zeventig verwijderd en de muren sober wit geschilderd. Op de vloer kwam onbehandeld afzeliahout uit Congo, een harde houtsoort met een natuurlijke, bleke kleur, die mettertijd warmer en roder wordt.”

Wat de doorslag gaf voor de aankoop van het huis, een kleine tien jaar geleden, was het feit dat de master bedroom groot genoeg was voor het bed van maar liefst acht vierkante meter : de Tawaraya Boxing Ring, ontworpen door de Japanner Masanori Umeda voor de Italiaanse Memphis Studio in 1981. Een bed dat willens nillens de hele kamer domineert, maar hier toch op een interessante manier wordt aangevuld met meubelen en kunstwerken uit wel heel uiteenlopende stijlen en stromingen. Boven het bed hangen werken van de Amerikaanse fotografen Anna Gaskell en Naomi Fisher, ernaast vinden we een houten stoel uit de jaren twintig van Marcel Breuer en een turkooizen chaise longue van Olivier Morgue. Iets verderop torent de Chiaro di Luna, een keramieken totem van de vorig jaar overleden Ettore Sottsass, boven de andere stukken uit. Hij maakt deel uit van een reeks van acht die de bewoners volledig in hun bezit hebben. Maar in diezelfde slaapkamer hangen ook twee zeventiende-eeuwse schilderijen van een leerling van Rubens. “Tijdens mijn opleiding heb ik mij gespecialiseerd in renaissance en barok, een periode waarin Vlaanderen op artistiek vlak hoge toppen scheerde”, licht An toe. “Ik besef dat het niet voor de hand ligt om deze werken naast hedendaagse fotografie en sixties-meubelen te plaatsen, maar zolang je bij kwaliteit blijft, kun je om het even wat combineren, daar ben ik heilig van overtuigd. Het komt erop aan om binnen elk genre te kiezen voor waardevolle stukken. Dat heb ik altijd al geprobeerd, ook toen ik nog in een piepkleine kelderflat in Chelsea woonde en amper plaats had. Uiteraard moet je bij de presentatie de verhoudingen respecteren : tussen ronde en hoekige vormen, tussen kleine en grote werken. Maar verder zijn er weinig dogma’s. Al blijft smaak subjectief. Ik kan me voorstellen dat niet iedereen onze eclectische smaak apprecieert.”

Jukebox in de keuken

Een groot deel van het huiselijk leven speelt zich af in de lichte, blitse maar vooral ook praktische keuken. Die wordt intensief gebruikt, want An kookt graag en vaak. Een vrolijke blikvanger staat boven op de Boffikeukenkasten : een hele collectie waterspuiten in alle mogelijke kleuren, netjes op een rij. “Gekocht voor vijf pond per stuk op rommelmarkten, en vooral mooi als geheel. Het is de herhaling die het hem doet.” Verder enkele originele reclamepanelen, onder meer voor een lang vergeten Belgisch biermerk, en woordschilderijen van Bob and Roberta Smith, pseudoniem van een sociaal geĆ«ngageerd hedendaags Brits kunstenaar. Maar dĆ© aandachtstrekker hier is een Sputnik AMI Continental Jukebox uit 1965. Er komt – noblesse oblige – vooral muziek uit de jaren vijftig tot zeventig uit : Paul Anka, Pink Floyd, Edith Piaf, de Beatles en de Stones. “Het gaat er hier weleens uitbundig aan toe na een etentje met vrienden”, vertrouwt An ons toe. Dan worden de door Hans Wegner ontworpen tafel en de Broadwaystoelen van Gaetano Pesce aan de kant geschoven en wordt er gedanst.

Naast de gezellige keuken is er een aparte dining room voor de meer formele etentjes. Daar vallen vooral de stoelen op die Ron Arad ontwierp voor Driade. Ze flankeren een tafel uit de Engelse art nouveau en worden ietwat onverwacht gecombineerd met een collectie Afrikaanse maskers. “Wij hebben geen van beiden iets met Afrika”, licht An toe. “Maar vergeet niet dat de Afrikaanse kunst een belangrijke invloed heeft gehad op een aantal twintigste-eeuwse Europese artiesten zoals Picasso, Max Ernst en AndĆ© Derain.”

Op een mezzanine boven de traphal bevindt zich de bibliotheek, gevuld met een paar duizend kunstboeken en opgeluisterd door een collectie handgeschilderd keramiek uit de jaren vijftig van Jean LurƧat. Onder een opvallende luchter van Verner Panton staat een zeldzaam boemerangbureau van Maurice Calka. Een meubel waarop een museum in Lissabon gretig aast, net als op een paar andere stukken die in dit huis in gebruik zijn. Ondanks die interesse gaan de bewoners op een opvallend ontspannen manier om met de kostbare objecten. “Ons huis is geen museum”, klinkt het. “Het is in de eerste plaats een plek waar we tot rust komen tussen onze vele reizen in, en waar vrienden uit alle windstreken welkom zijn.”

De living is een ruime, opvallend luchtige ruimte met hoge ramen die zeeĆ«n van licht binnenlaten en uitkijken op een statig plein met een private garden, alleen toegankelijk voor bewoners. Hier nog meer Memphismeubelen. Vooral het kleurrijke werk van Ettore Sottsass is prominent aanwezig. We bewonderen de befaamde boekenkasten Casablanca en Carlton en nog meer van zijn totems. Er wordt weleens beweerd dat de opvallende stukken van Sotsass, met hun strepen en grafische prints, geen andere meubelen naast zich dulden, dat ze enkel tot hun recht komen tussen maagdelijke museummuren. An en Adrian denken daar anders over, getuige de levendige sixties-kleuren die dezelfde woonkamer opfleuren. In de zithoek staat een gifgroene canapĆ© van Pierre Paulin met afgeronde vormen broederlijk naast een fauteuil in een totaal ander groen, een tint die dan weer niets te maken heeft met het groen van nog een ander zitmeubel. Drie groenschakeringen in Ć©Ć©n oogopslag dus, maar An ziet daar geen graten in. “Precies die onvolkomenheden wekken een interieur tot leven. Ik hou niet van die steriele, afgelikte interieurs die je nu vaak ziet, waarin alle tinten perfect op elkaar zijn afgestemd.”

Een beetje designfanaat is in deze woonkamer een paar uur zoet : stoelen van Charles en Ray Eames, werk van de Japanse designer Shiro Kuramata (lees ook p. 161) : de How High is The Moon, een metalen gevlochten stoel uit 1986, en zijn originele Side 1-kast. Verder een werk van Bram Bogart, foto’s van Francis Kearney en een schilderij van Damien Hirst. Stukken die op zichzelf al bijzonder zijn, maar die hier nog een extra dimensie krijgen doordat je ze als oude vrienden bij elkaar ziet. “Het ene stuk doet het andere nog beter uitkomen”, vindt Adrian. “Dat geldt meer voor de jaren zestig dan voor om het even welke andere periode.”

Niets is definitief

Ook goed vertegenwoordigd is het werk van de Britse popart-beeldhouwer Clive Barker, een persoonlijke vriend van de bewoners. An publiceerde een boek over zijn werk, omdat ze het zo mooi vindt, maar ook omdat het een grote kunsthistorische waarde heeft. “Barker heeft de ideeĆ«n van Marcel Duchamp, uitvinder van de objets trouvĆ©s, nieuw leven ingeblazen door dagelijkse consumptie-iconen, colaflessen bijvoorbeeld, in brons te gieten en te chromeren. Daarmee was hij Jeff Koons maar liefst twintig jaar vĆ³Ć³r. Ook in de neonkunst was Barker een pionier”, vertelt An, wijzend naar een van zijn neon-op-leder werken uit 1963 in de monumentale traphal.

Kunst is hier werkelijk overal. En toch waan je je niet in een museum. Dat heeft veel te maken met de manier waarop de werken zijn opgesteld. Hier heerst het soort nonchalance dat je vaak in artiesten-ateliers terugvindt. Het lijkt of er geen orde of systeem zit in de opstelling en de dingen slechts een tijdelijke plaats hebben gekregen. “Niets is definitief”, beaamt An. “Wij beschouwen ons huis nooit als ‘af’. Het is een organisch gegroeid geheel, een dynamisch interieur dat blijft evolueren, net zoals ons leven. Stukken komen en gaan, al hebben sommige een grotere emotionele waarde dan andere. Zo was ik erg gehecht geraakt aan een salontafel van Pierre Paulin, die hier jarenlang heeft gestaan. Tot er een mooi bod kwam. Als je je niet kunt losmaken van objecten, word je beter geen kunsthandelaar.”

Tekst Karin Eeckhout Foto’s Griet Dekoninck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content