Vijf jaar heeft ze ervoor geknokt, Dorothée Van den Berghe. Schraap maar eens een budget bij elkaar voor een intimistische film zonder steracteurs of grootse effecten. Een film over vrouwentrubbels bovendien. Maar het heeft geloond. Op het Filmfestival van Locarno viel ‘Meisje’ twee keer in de prijzen.

Linda Asselbergs / Portret Guy Kokken

Ze durft wel, die Dorothée. Ik bedoel, je zult je eerste langspeelfilm maar met een beeldvullend shot van een venusheuvel beginnen. Een perfect functionele venusheuvel, overigens, want toebehorend aan Muriel, een jonge vrouw die een soort verlate puberteit doormaakt en hopeloos in de knoop ligt met haar lichamelijkheid. De camera is als haar eigen blik die obsessioneel elk haartje, elk pukkeltje, elk klein detail van haar lichaam registreert. “Ik ben zo lelijk”, snikt ze in een van de sleutelscènes van de film, als ze eindelijk uit haar isolement breekt en haar twijfels met haar moeder deelt. Hartverscheurend en voor veel vrouwen nogal herkenbaar, durf ik te wedden.

In levenden lijve heeft de regisseuse (33) niets provocerends. Ze praat bedachtzaam, met veel zin voor understatement en een vaag Hollands accent, het resultaat van een jeugd in Amsterdam waar haar Belgische ouders eind jaren zestig naartoe verhuisden. “Ze dachten: ‘daar gaat het allemaal gebeuren’ en dat bleek ook aardig te kloppen. Ik ben opgegroeid in een commune, in een heel open milieu. Maar op mijn achttiende had ik iets van: ik ben Belgische, ik wil naar België. Niet dat ik me slecht voelde in Amsterdam, maar er is toch iets wat in je zit en pas naar buiten komt als je eenmaal op je plek zit.”

Meisje is geen autobiografische film, maar de hoofdthema’s (hoe vrouwen omgaan met seksualiteit en de relatie tussen moeders en dochters) liggen Dorothée na aan het hart. “Zelf ben ik vooral grootgebracht door mijn moeder. En doordat ik zo vrij ben opgevoed, wist ik al heel jong alles over seksualiteit, maar dat betekent nog niet dat je daar zelf zo open mee kunt omgaan. Ik wist het allemaal wel, maar had het zelf nog niet aan den lijve ondervonden.” Dat heeft ze gemeen met Muriel (het filmdebuut van danseres/choreografe Charlotte Vanden Eynde), een wat kinderlijk meisje van een jaar of achttien dat ineens breekt met haar overbezorgde, kleinburgerlijke ouders, haar fabrieksbaan en haar toegewijde, maar wat saaie vriend met wie ze nog nooit echt gevrijd heeft. In de grootstad Brussel trekt ze in bij Laura (een rol van Els Dottermans), een op het eerste gezicht vrijgevochten en zelfverzekerde zotte vlaai die diep in haar hart verlangt naar de vastigheid en het kind dat haar jonge minnaar Oskar ( Matthias Schoenaerts) haar niet kan geven. Muriels moeder ten slotte (gespeeld door Frieda Pittoors) beseft door het plotse vertrek van haar dochter hoezeer ze eigenlijk vervreemd is van haar man en van haar eigen verlangens als vrouw. In de confrontatie met elkaar ontwaken de drie vrouwen elk op hun manier uit een soort lethargie.

Je film begint sterk. Wou je het publiek meteen bij zijn nekvel grijpen?

Dorothée Van den Berghe: Goh, die eerste scène, daar heb ik lang over getobd. Ik heb ze er afgehaald, weer aangezet. Wat ik absoluut wilde vermijden was een “Kijk mama, ik fiets zonder handen”-effect. Dat ik het idee wilde geven: voilà, zover durven wij hier gaan. Maar aan de andere kant vond ik die proloog echt wel nodig. Het thema van de film is vrouwelijke intimiteit. Naar buiten is Muriel een zeer gesloten en afstandelijk meisje, maar in haar privé-momenten is ze zeer erg bezig met lichamelijkheid en sensualiteit, het is haar geheime wereld. In die zin vond ik dat eerste shot zinvol, maar anderzijds begrijp ik wel dat het choquerend kan overkomen. In Locarno wilde iemand de film kopen voor de hele Aziatische markt. Maar aangezien in veel van die landen schaamhaar een absoluut taboe is, moest het begin eraf. Voorlopig heb ik nog geen antwoord gegeven. Heel Azië is natuurlijk niet niks. Misschien moet er gewoon zo’n zwart balkje overheen, misschien is dat visueel nog interessant.

Was je verrast door het onthaal van je film in Locarno?

Het was het absoluut prettigste moment van het hele productieproces. Heel spannend is dat, als je intimistische film in een immense zaal vertoond wordt; 2600 mensen, dat is veel voor een kleine prent. Wat ik niet verwacht had, was dat er zo vaak gelachen zou worden, maar blijkbaar waren er toch veel momenten van herkenning. Achteraf kwam het zaalpersoneel me vertellen dat ze het nog maar zelden hadden meegemaakt dat zoveel mensen de hele screening uitzaten. Dat klinkt misschien raar, maar op zo’n festival worden er veel films gelijktijdig gedraaid en loopt iedereen voortdurend binnen en buiten. Na de vertoning was er een gesprek met het publiek en toen waren de reacties ronduit positief. Veel mensen hadden de film begrepen en er ook echt iets aan gehad. Vooral als je een nogal kwetsbare film maakt is zoiets een regelrecht cadeau. Al die twijfels, … vaak was ik bang dat het te zwaar was, dat het niet zou overkomen. Toen het tegengestelde bleek, was ik een héél gelukkig mens.

Is zo’n intimistische film, een vrouwenfilm zeg maar, nog moeilijker om geproduceerd te krijgen?

Als je bezig bent met kleine, menselijke en niet onwaarschijnlijk dramatische onderwerpen, heb je altijd meer overtuigingskracht nodig om de juiste lui te doen inzien dat je film interessant genoeg is om een publiek te boeien. Wat het nog moeilijker maakte, was dat er geen grote sterren aan het project verbonden waren. Anderzijds had ik veel geluk met mijn producenten – een Vlaamse, een Franstalige en een Nederlandse – die alle drie sterk in het project geloofden en de kracht hadden om mensen te overtuigen er geld in te steken. Maar ook het draaien zelf was moeilijk. Het gaat om veel geld, wat maakt dat je een strakke planning volgt. Een opnameploeg is een soort leger dat efficiënt moet kunnen werken. Je kunt je niet permitteren om te twijfelen of emotioneel in de war te raken, ook al geeft het onderwerp van de film daar wel eens aanleiding toe. Hetzelfde gold voor de acteurs, mijn belangrijkste taak tijdens de opnamen was ervoor te zorgen dat ze die toch wel heel intieme scènes konden spelen. En ook tijdens de afwerking zit je voortdurend te tobben: gaat het publiek dit snappen? Daarom hebben we verschillende montages op allerlei testgroepen losgelaten. Daar heb ik veel van geleerd en er ook wel moed uit geput. Vaak bleek dat ik de dingen helemaal niet zo expliciet hoefde te tonen, dat het publiek allang mee was. Dat de film zoveel jonge mensen aanspreekt, doet mij enorm plezier.

Is dit grosso modo de film geworden die je in je hoofd had?

De kiem van het scenario was één beeld: een moeder en een dochter in bed. Intuïtief wist ik: hier kan ik iets mee, maar wat? Visueel wilde ik heel dicht op de huid werken, omdat Muriel daar een soort obsessie voor koestert. Oorspronkelijk draaide het hele verhaal om die twee personages, maar na verloop van tijd ging ik dat wat smalletjes vinden en heb ik een parallel verhaal bedacht van een moeder-dochterrelatie die helemaal anders verloopt. Muriel gaat heel stroef om met Martha, terwijl de verhouding tussen Laura en haar bejaarde moeder juist heel open is. Ze heeft die vrouw echt nodig, dat blijkt als ze instort als de oude dame in coma raakt. Ook voor haar jonge ex-minnaar Oskar is dat een keerpunt. De ontreddering van Laura geeft hem de moed zijn eigen vader op te zoeken, met wie hij al jaren overhoop ligt. Zo vergaat het eigenlijk alle personages: ze zijn allemaal veel te lang in een bepaalde situatie blijven hangen, ze hebben hun problemen laten gisten en dan komt er een moment dat het er allemaal uit moet, dat ze de keuze niet langer kunnen uitstellen. Goed, misschien komen ze achteraf wel weer in andere problemen terecht, maar aan het eind van de film zijn ze tenminste uit de impasse. Hechte familierelaties hebben mij altijd gefascineerd, misschien wel omdat ik een commune ben opgegroeid. Een paar dat samen kinderen opvoedt, dat concept was mij volkomen vreemd. En op school zat ik ook tussen allemaal kinderen van gescheiden ouders. Het valt mij telkens weer op hoe geladen de verhouding tussen ouders en kinderen is. Heel complex ook, met al die botsende dromen en verwachtingen. Misschien zelfs complexer dan partnerrelaties, al was het maar omdat er nu eenmaal een bloedband is.

Heb je voor de hoofdrol bewust voor een niet-professionele actrice gekozen?

Nee, de hele casting heeft vier maanden geduurd; vooral Muriel vond ik een heel lastig personage. Ik zag haar als een jonge vrouw die iets te lang in haar adolescentie was blijven steken: meisjes van haar leeftijd zijn meestal geen maagd meer. Maar ik wilde er zeker geen dik of monsterlijk meisje van maken. Waar ik naar zocht, was een type dat alle elementen in zich had om alsnog open te bloeien. Maar ook iemand met een geheim. Het probleem is wel dat meisjes van achttien meestal geen acteerervaring hebben, die moet je echt in de scholen gaan zoeken. Alles bij elkaar hebben we een vijftigtal meisjes gezien. Charlotte vond ik meteen al heel geschikt, ze was van zichzelf al een beetje zoals Muriel en dat kon ik dan net zo goed gebruiken. Wat ik heel mooi vond aan haar, was dat ze iets meisjesachtigs heeft, maar ook heel bot kan zijn. Je weet niet precies wat er in haar omgaat, maar je wilt wel blijven kijken. Wat ik vooral niet wilde, was zo’n muisje van wie je meteen denkt: “Ja zeg, kind, los het op, hé.” Maar voor de producers is het natuurlijk een groot risico om te kiezen voor iemand zonder filmervaring. Daarom heb ik voort gezocht, maar nooit vond ik terug wat ik in Charlotte had gezien. Toen ik uiteindelijk toch de toestemming kreeg om met haar te werken, viel alles op zijn plaats. Charlotte bleek precies uit te stralen wat ik wilde vertellen.

In hoeverre hebben de actrices tot het scenario bijgedragen? Was je soms zelf verrast van het resultaat?

In eerste instantie was het mijn bedoeling om het scenario heel erg los te laten en vanuit de persoonlijke visie van de actrices te werken, maar in de praktijk bleek dat we op die manier toch te ver afdwaalden van wat ik wilde vertellen. Toch denk ik dat die uitstapjes en de gesprekken Charlotte, Els, Frieda en Alice meer vertrouwen gegeven hebben. De naaktscènes zoals ze nu in de film voorkomen, waren op papier in elk geval minder extreem. Els heeft vaak gezegd dat ze op dat vlak best wat verder wilde gaan. Ik ben blij dat het op zo’n organische manier ontstaan is, dat het initiatief van de actrices zelf uitging en ik niemand over de streep hoefde te trekken.

Vrouwen van boven de vijftig die als seksuele wezens getoond worden, het is een zeldzaamheid op het filmscherm.

Het is iets wat ik absoluut wou tonen. Van een vrouw uit een wat benepen milieu als Martha, 35 jaar getrouwd en helemaal ingekapseld in haar moederrol, verwacht je misschien eerder dat ze een cursus bloemschikken gaat volgen dan dat ze nog op een andere man verliefd wordt. Het beeld dat wij vaak krijgen is dat je als vrouw van boven de 35 nog nauwelijks als lichaam bestaat. Terwijl er volgens mij ook bij veel oudere vrouwen nog verlangens sluimeren. In die zin vond ik het ook zinvol om Laura’s moeder, een vrouw van zeventig, naakt te tonen. Niet op een gezochte manier, maar heel gewoon, als ze bij een medisch onderzoek onder de scanner moet. Haar lichaam vertoont de sporen van de tijd, maar het is niet lelijk, het wordt met trots gedragen. En ook die vrouw is nog koket en niet ongevoelig voor mannen. Ach, dit klinkt nu allemaal wel heel feministisch, maar eigenlijk gaat het meer om een persoonlijke interesse dan om een statement. Er bestaan zoveel taboes rond. Zo heb ik tijdens de montage ondervonden dat het best moeilijk was om de verhaallijn van de oudere vrouwen in de film te houden; er wordt hoe dan ook anders op gereageerd.

Vrouwen die hun draai maar niet vinden, dat thema zat ook al in je videoproject ‘Stukgoed’ met Sara de Roo.

Laat mij een western draaien in de woestijn en nog zal dat thema waarschijnlijk komen bovendrijven. Of het typisch een kwaal van deze tijd is, weet ik niet. Ik ken ook niet echt een Muriel, net zo min als het milieu waarin ik haar geplaatst heb. Maar als ik om mij heen kijk, kan ik alleen maar vaststellen dat nogal wat jonge vrouwen die op het eerste gezicht vrij probleemloos door het leven gaan, in hun hoofd in cirkels ronddraaien. Nu, ik misschien ook, hoor. Niet dat het per se om trauma’s of echt dramatische gevallen gaat, dat is Muriel trouwens ook niet, maar leer iemand wat beter kennen en onder een schijnbaar evenwichtige buitenkant blijkt vaak een ingewikkeld verhaal schuil te gaan. Sommige mensen maken het zichzelf heel moeilijk. Door onzekerheid vooral, iets wat zelfs in een gesprek met vreemden vaak verrassend snel naar boven komt. Misschien is dat wel van alle tijden, maar ik leef nu en ik wil een verhaal van nu en op de een of andere manier sluipt dat in je scenario. De drie vrouwen die ik laat zien, zijn heel onzeker: ze liggen in de knoop met wat anderen van hen verwachten en wat ze zelf eigenlijk willen. Terwijl ik het scenario zat te schijven had ik soms mijn twijfels. Wat een gedoe, liet ik die Muriel nu toch niet wat overdrijven? Maar dan praatte ik weer met mensen en dacht ik: “Jeetje, blijkbaar is het toch allemaal niet zo simpel.” Dan had ik weer de moed om voort te schrijven.

Wist je al vroeg dat je films wilde maken?

Het is niet zo dat ik op mijn veertiende bij het zien van een of andere film ineens wist: dit wil ik ook doen. Jammer genoeg niet. Bij mij was het meer het gaandeweg ontdekken van capaciteiten die allemaal net niet sterk genoeg waren om in één richting door te gaan. Fotografie is een goeie richting voor jou, zeiden ze in Nederland altijd. En schrijven… Maar in zowat alles zat ik in een tussenfase. Op de kunstacademie was alles puur visueel, daar kon ik mijn verhalen niet kwijt. En het bewoog niet, wat me ook al frustreerde. Ik heb er eigenlijk verdraaid lang over gedaan om te ontdekken dat een verhaal dat bewoog film was. Maar toen ik eenmaal in mijn eerste jaar Sint-Lucas zat en met een camera door de stad dwaalde, was ik meteen verkocht. Ik was 22 en dat vond ik de leukste periode: in je eentje met een camera in de weer zijn en dingen in elkaar bricoleren. Niet dat ik het teamelement niet leuk vind, alleen gaat het toch vaak om heel specifieke, persoonlijke dingen die je wilt vertellen. De kunst is die op een grote groep mensen over te dragen, wat in de praktijk niet altijd simpel is.

De stad Brussel is heel nadrukkelijk aanwezig in je film, bijna als een extra personage.

Ik ben niet iemand die het ver zoekt. Ik word heel erg beïnvloed door de dingen die mij omringen en aangezien ik in Brussel woon, is het niet erg avontuurlijk om hier te draaien. Visueel vind ik Brussel ook zeer inspirerend: het is bijzonder lelijk en in die lelijkheid heeft het ook weer iets moois. Het zal je niet verbazen dat ik qua esthetiek ook een grote fan ben van de troosteloosheid van de voormalige Oostbloklanden. Wat negatief zou kunnen zijn, maar wat ik heel tof vind aan Brussel, is de grote verscheidenheid. De stad bestaat uit negentien gemeenten, elk met &zijn eigen beleid. Hier zijn de stoepranden vijftien centimeter hoog en daar twintig. Niemand heeft een maat voor Brussel. Ook de tweetaligheid – drietaligheid als je het Arabisch meerekent – zorgt voor verwarring. Voor een film is dat heel dankbaar omdat al die combinaties van mensen op zich al een soort fictie opleveren. Ik heb lang in Amsterdam en Antwerpen gewoond en wat mij daar opviel, was dat alles netjes gescheiden is. In de trendy cafés komt uitsluitend een bepaald slag mensen. Als er in Brussel al een trendy café is, dan komen daar net zo goed clochards als bekende zangers of theaterregisseurs. Die chaos vind ik heel inspirerend.

Ook in de decors en de aankleding heb je voor een soms aandoenlijke lelijkheid gekozen.

Op de set pestten ze mij daar altijd mee: “Dat ga je nu toch echt niet in het beeld steken?” Voor ik aan de film begon, heb ik veel foto’s gemaakt, gewoon bij de mensen thuis. Al die fotootjes heb ik dan aan elkaar geplakt en later heb ik in het decor hetzelfde effect proberen te bereiken. De meeste mensen wonen nu eenmaal niet in een designinterieur. Waar het op neerkomt, is dat ik echt verschrikkelijk hard gewerkt heb om tot iets heel mottigs te komen. Wat redelijk frustrerend is, maar je hoopt dan maar dat het werkt.

Een van je producenten is bioscoopuitbater. Dat is toch vrij ongewoon.

Dat is vooral vrij opportunistisch. Ik dacht: dan draait mijn film tenminste drie jaar in Brugge. En een producent die verstand heeft van distributie leek mij ook al een prima combinatie. Opdat mijn film niet zou blijven hangen, zo van: hij is af, klaar is kees. Daar was ik geweldig bang voor, dat aan de verdeling niet genoeg aandacht besteed zou worden. Een film is nu eenmaal voor een publiek bedoeld, ik vind dat je er dan ook alles aan moet doen om dat publiek te bereiken.

Vijf jaar heb je aan deze film gewerkt. Heb je dan meteen de moed om te zeggen: daar gaan we weer, op naar het volgende vijfjarenplan?

Het is een hap uit je leven, hoor. Ik heb eerlijk gezegd niet de behoefte om wéér zo’n molen op gang te trekken. Toch niet meteen. Anderzijds, als je zoals in Locarno merkt dat het publiek goed op je werk reageert, dan geeft dat toch weer moed. Misschien loopt het de volgende keer ook allemaal wat vlotter. Bij een eerste film ben je onzeker: “Is dit nu wel goed genoeg? Misschien moet ik het nog wat in de kast laten liggen.” En je medewerkers weten ook niet wat het zal worden. Anderzijds is het ook niet slecht dat er wat tijd overheen gaat. Omdat er een pak geld mee gemoeid is en je veel mensen engageert, kun je maar beter verdraaid goed weten wat je wilt vertellen. Het is een soort selectie voor jezelf: als je je verhaal na drie jaar gesukkel en gezwoeg nog altijd wil vertellen, dan moet je het maar doen ook. Maar voorlopig heb ik nog niets nieuws op het oog. Ik wil erg graag kinderen, misschien moet ik me daar maar eens op toeleggen. Mijn producenten horen dat niet graag. “Als je eenmaal aan kinderen begint, maak je nooit meer een film.” Bij wijze van grap, maar toch… Net als de vrouwen in mijn film zal ik een keuze moeten maken.

Over de regisseur

Dorothée Van den Berghe (1968) studeerde aan het Sint-Lucasinstituut in Brussel. Haar kortfilms Bekentenissen,Rue verte en Bxl minuit werden op talloze festivals bekroond. Voor de VPRO schreef en regisseerde ze de televisiefilms Keer uw boot om en bid en Achterland. Voor het cultuurfestival Brussel/Bruxelles 2000 maakte ze de documentaire Kamermeisjes.

Meisje won op het Filmfestival van Locarno de jongerenprijs en de onderscheiding van de cultuurzender Arte. De film (met Charlotte Vanden Eynde, Els Dottermans, Frieda Pittoors, Alice Toen, Matthias Schoenaerts en Wim Opbrouck) loopt sinds 4 september in een tiental Vlaamse zalen.

“Een paar dat samen kinderen opvoedt, als communekind was

dat concept mij volkomen vreemd. En op school

zat ik tussen allemaal kinderen van gescheiden ouders.”

“Wat ik heel mooi vond aan Charlotte, was dat ze iets

meisjesachtigs heeft, maar ook heel bot kan zijn. Ik wilde vooral niet

zo’n muisje van wie je meteen denkt: Ja zeg, kind, los het op, hé.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content