De journalistiek een roeping ? Die zomerdag in ’93 had ik de oproep bijna gemist. Ik had me aangemeld op de VUB in Etterbeek met het voornemen psycholoog te worden, en de dame aan het loket kon een zucht moeilijk onderdrukken toen ik op het laatste moment – betalingsbewijs en lesoverzicht al op zak – van gedacht veranderde. Vijf jaar psychologie, dan mogen ze me afvoeren, bedacht ik plots, en dus werd het communicatiewetenschappen.

Een ingeving van het moment, maar ik heb me geen dag verveeld aan de unief. Ik bespaar u de namen van de professoren en auteurs, maar over de media zijn heerlijk zinnige dingen gezegd en geschreven. Over hun rol als vierde macht en invloed op het maatschappelijke debat bijvoorbeeld, maar ook over de productie van nieuws en de impact van globale media op ons sociale en persoonlijke leven. Als studenten hoefden we maar door het raam te kijken om de cursusboeken tot leven te zien komen.

Veel van dat materiaal verdient de stempel visionair. Communicatiewetenschappers in de jaren zestig konden onmogelijk weet hebben van de stormachtige technische ontwikkelingen die de wereld te wachten stonden. Tenzij u tijdelijk ingevroren was, is uw mediaconsumptie alleen maar toegenomen. Nieuws dringt door in ons leven langs alle mogelijke kanalen, vaak in real time. En dan is het lang niet altijd duidelijk hoe we op gebeurtenissen moeten reageren of hoeveel belang we eraan moeten hechten. Herinnert u zich de beteuterde gezichten bij de bakker die zondagochtend toen prinses Diana om het leven kwam ? Het schokeffect op 9/11 ? De massale mobilisatie na de tsunami in de Stille Oceaan ?

Peter Vandermeersch heeft gelijk als hij stelt dat we eind jaren tachtig in een ander tijdperk leefden op mediavlak. De algemeen hoofdredacteur van De Standaard zag zich onlangs genoodzaakt zijn lezers daaraan te herinneren. Nogal wat mensen bleken namelijk aanstoot te nemen aan de berichtgeving over de financiële crisis en de vele crisiskoppen. Had de krant zich niet bezondigd aan hysterie, overdrijving en pessimisme ? Was de crisis niet vooral een middel om de verkoop aan te wakkeren ? Sommigen noemden de krant net niet de oorzaak van alle miserie.

Tegenover die uitbarsting van consumentenprotest, boven op een toch al gering vertrouwen in journalisten en de pers, plaatste Vandermeersch sterke argumenten. Ja, de krant had alles uit de kast gehaald, maar de nieuwshonger was ook groot, de paniekzaaierij kwam uit de mond van financiële en politieke topmensen, en de media kunnen toch moeilijk een oogje dichtknijpen. Het is net de opdracht van onderzoeksjournalisten om de waarheid in de Fortissaga boven te spitten.

Toch wens ik Vermeersch nog veel gewetensonderzoek en discussie op de redactie toe. Want de onvrede komt lang niet alleen van gedupeerde aandeelhouders. Jan en alleman vraagt zich af hoe deze crisis afloopt, en tegelijk hebben we er het complete raden naar. We twijfelen immers aan de boodschapper : als houvast schieten de media te kort. Hun megafoonfunctie en de onophoudelijke nieuwsdruk suggereren dat we ons schrap moeten zetten. Maar we weten ook dat onheil almaar beter opgespoord, geformatteerd en gebracht wordt – goed nieuws verkoopt niet, weet u wel ? En terwijl de nood aan duiding groter is dan ooit, schept de simultaneïteit tussen gebeurtenis en nieuwsverspreiding daar nauwelijks tijd voor. Journalisten zijn het gewend met de journalistieke deontologie te zwaaien. Maar een cursus lezers- en kijkerspsychologie zou wellicht niet misstaan.

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content