Als je honderden mensen de toegang tot een defilé moet weigeren, kun je van een kleine hype spreken. Het overkwam Matthew Williamson tijdens de London Fashion Week. En hij windt er geen doekjes rond: “Ik wil beroemd zijn.”

Ontspannen en zelfverzekerd zit Matthew Williamson (28) achter zijn geïmproviseerd bureau. Geurkaarsen, wierookstokjes en oosterse muziek suggereren een oase van rust. Ratelende faxtoestellen verraden dat we wel degelijk op kantoor zijn.

Williamson is hot property. In september ’99 maakte hij voor de vijfde keer op rij een verpletterende indruk tijdens de London Fashion Week. Zijn defilés brengen de internationale pers, de inkopers en de op talent jagende modehuizen in stelling. Williamson is immers een van die ontwerpers die zowel publiek als critici bekoren. Reeds in ’98 nomineerde de British Fashion Council hem voor de New Generation Designers Awards. De populaire Evening Standard vermeldde hem in een overzicht van ’s lands Brightest Young Things. Wegens zijn “hard werk, goede contacten en onophoudelijke zelfpromotie”.

Williamson ontwerpt sinds augustus ’96 in eigen naam. Twee jaar eerder studeerde hij af aan het Central Saint Martins College of Art & Design. Het in Soho gelegen instituut leverde eigenzinnige talenten af als John Galliano, Alexander McQueen, Stella McCartney en Hussein Chalayan.

“Waarom die school? Om beroemd te worden”, zegt Williamson rechtuit. “Technisch leer je er weinig, maar om in de modewereld te stappen, is het dé plaats. Ik zou me serieus zorgen maken over iemand die daar echt iets wil leren. Op m’n veertiende had ik maar één droom: een eigen collectie.”

Dat vergt toch meer dan een gegeerd diploma?

Saint Martins is het Oxford van de modewereld. Als je daar hebt gestudeerd, zijn mensen net iets meer geïnteresseerd. Vooral in het begin is dat belangrijk. Saint Martins geeft je weinig vaardigheden, maar wel de vrijheid om jezelf uit te drukken en uit te leven, grenzen af te tasten en je eigen weg te vinden. Niets is te gek. Het is een speelplaats.

Zoals Galliano ben je snel een eigen bedrijf begonnen. Moeilijk, in een modewereld gedomineerd door giganten als LVMH. Ook Galliano, die in geldnood kwam, tekende uiteindelijk bij Dior.

Ik was heel jong toen ik eraan begon, maar ik wist precies wat ik wou. Het was wel moeilijker dan ik me had voorgesteld. Je moet voortdurend naar financiële middelen zoeken. Om de kosten te drukken, produceerde ik in India. Ik had het geluk dat mijn eerste show heel goed ontvangen werd. Sindsdien gaat het in stijgende lijn.

McQueen ontwerpt nu voor Givenchy, McCartney voor Chloë, en men jaagt op Britse beloften als Tristan Webber en Julian McDonald. Zie jij jezelf ooit voor een groot huis werken?

Een interessante vraag. Als ik een goed voorstel krijg, doe ik het meteen, maar dat is zeldzaam. Een aanbod krijgen uit Parijs of Italië lijkt een droom, maar je werkt toch in opdracht van. Dat druist in tegen het idee van je eigen collectie te ontwerpen. Dit is de meest luxueuze positie die ik kan hebben, ik ben m’n eigen baas.

Recent was Londen nog een centrum van creatieve mode. Maar na het vertrek van McQueen (New York), Vivienne Westwood (Parijs) en Antonio Berardi (Milaan), voelt ook Williamson de druk toenemen. Worden zijn kleurrijke en zeer gedetailleerde ontwerpen the next big thing? Williamson: “Ik word met argusogen gevolgd. Terwijl ik er niet op uit ben iemands plaats in te nemen. Het zijn anderen die dat nodig vinden. Ik wil mezelf zijn, ik ben geen McQueen. Misschien is zijn vertrek wel een voordeel, er is minder competitie. Ach, een McQueen meer of minder…. Mensen komen naar Londen voor de diversiteit aan ideeën, voor de mish mash. Er is geen constante stroming of trend, iedereen heeft zijn eigen stijl.”

Om die van jou te beschrijven, trekken modebladen hun taalregisters open: bohemien chic, urban gypsy, neohippiekitsch.

Ze doen maar. Zo zou ik het zelf ook omschrijven. Al zit ik alweer ergens anders, mensen evolueren. Vroeger waren mijn ontwerpen frivool en pretty, nu zijn ze serieuzer en vrouwelijk. De collectie is cleaner en volwassener. Ik haat het om in een vakje te worden gestopt. Wat je vroeger hebt gedaan, kleeft aan je. It takes a hell of a long time to shake things off.

Dan veranderen ook je inspiratiebronnen?

Mijn laatste collecties waren sterk beïnvloed door het reizen en de culturele verschillen in esthetische opvattingen. Ik zat vaak in Azië, vooral India, maar ook in Bali, Brazilië en Italië. Nu bestudeer ik religies en kerken, maar het zouden ook films en muziek kunnen zijn. Ik probeer de zaken zo globaal mogelijk te bekijken. Inspiratiebronnen zijn er zonder dat je het weet. Vaak is er alleen het resultaat, zonder de gedachtegang die eraan voorafging.

Denk je bij het ontwerpen veel na over trends en de tijdgeest?

Elke ontwerper heeft zijn eigen ideeën over wat er rondom hem gebeurt. Er is geen groot plan of een samenzwering om trends te lanceren, al lijkt dat zo voor buitenstaanders. Mode is vaak het verwerpen van het verleden, van wat anderen vroeger hebben gedaan. Het is een business of change, je moet elke zes maanden iets nieuws bedenken.

Vooralsnog laat de radicale vernieuwing op zich wachten.

Mensen verlangen daarnaar, het jaar 2000 heeft ons altijd verandering en vernieuwing beloofd. Maar de realiteit is veel cyclischer. Zes maanden geleden was alles heel bohemien, met veel laagjes en kleuren. Dit seizoen is alles proper en gladjes, met scherpe lijnen en veel logo’s. Het slingert van links naar rechts. Ik probeer gewoon mijn eigen koers te volgen.

Komt je dat nooit duur te staan?

Ik ben altijd heel commercieel geweest. Avant-garde of provocerende kleding interesseren me niet. Ik heb een creatief brein, maar ook een commercieel zakelijk instinct. Ik begrijp de balans tussen commercie en pers. I get both: ik krijg aandacht en ik krijg m’n spullen verkocht. Dat is de dunne lijn die ik bewandel.

Terwijl de Britse modescene juist drijft op excentriciteit.

Dat is een andere benadering van mode. McQueen is een creatieve showman, een expressie van zichzelf. Hij kiest ervoor zijn eigen statement te maken. We zijn elkaars tegenpolen, maar geen van beide visies is de juiste. Eén ding is zeker, het zijn de ontwerpers die kunnen adverteren die het meeste geld verdienen. Zij zetten de trends. En dat zijn stuk voor stuk commerciële designers.

Als Matthew Williamson opduikt, is zijn “muze” Jade Jagger niet veraf. De dochter van Mick en ex-vrouw Bianca is een veelgevraagd model (bij Storm, het bureau van Kate Moss) en maakt spiritueel getinte schilderijen en juwelen. En al rekent Vogue haar tot de vijftig meest stijlvolle vrouwen, Jagger heeft de reputatie een party animal te zijn. Regelmatig duiken in de Britse pers foto’s op van Jagger en Williamson die samen een feest verlaten.

Jagger, die meeliep in Williamsons debuutdefilé, draagt daarbij vaak zijn ontwerpen. “Jade is vooral een vriendin”, zegt Williamson. “Ze heeft een groot talent voor unieke kledingcombinaties en creëert haar eigen stijl. En ze is eerlijk en rechtuit. Ze zegt me precies wat ze denkt. We hebben een gelijkaardige visie en dezelfde interesses en passies.”

Jade is dus geen muze in de traditionele zin van het woord?

Oh nee, onze samenwerking is veel losser en vrijer. Er is geen formule. Als we een business meeting zouden houden, zou het niet lukken. We just hang out together. We gaan op café en dan gebeurt er iets. Ze vertelt me iets over het jasje dat ze draagt en dat geeft me dan ideeën. Het is allemaal heel organisch.

Ben je het fuifnummer waar de cocktailpagina’s over spreken?

Nee, dat is gewoon pr. Feestjes horen bij het werk. Eigenlijk leid ik een rustig en teruggetrokken leven. Maar als designer kun je ervoor kiezen geen interviews en fotosessies te doen, of daarentegen juist zoveel mogelijk media-aandacht te krijgen. Ik heb voor het laatste gekozen. Ik ben de beste persoon om mijn product te verkopen. Mijn bedrijf heet niet voor niks Matthew Williamson. Ik ben geen beste maatjes met Madonna, maar als ze een feest geeft, sta ik er. Want daar zijn de fotografen.

Is je bewondering voor mensen als Dolce en Gabbana of Paul Smith ook zakelijk geïnspireerd?

Dolce en Gabbana vinden zichzelf voortdurend opnieuw uit, maar zetten al jarenlang een coherente stijl neer. Ze hebben een fantastisch imago. En Paul Smith… nou goed, hij doet het toch maar. Hij is een internationaal succes, een blijver. Maar zijn kleding zegt me weinig.

Op het continent is Matthew Williamson nog niet zo’n grote naam, al kan daar snel verandering in komen. Zijn kleurrijke ontwerpen duiken immers op in de campagne bij de introductie van Motorola’s nieuwe V.3688-modellen. De zilveren en metaalblauwe uitvoeringen van ’s werelds kleinste en lichtste mobiele telefoon zijn de nieuwe telgen in Motorola’s V.Series, een reeks vooruitstrevende producten voor modebewuste consumenten.

Dankzij gebruikers als Naomi Campbell, Kate Moss en Jade Jagger is de V.3688 seriously trendy. Williamson ontwierp bovendien een beperkte oplage van het toestelletje, inclusief vlinders en glitters. Eerder al sponsorde Motorola Williamsons shows tijdens de London Fashion Week.

De keuze voor Williamson en topmodel Jodie Kidd is niet zo onlogisch. “De campagne combineert mobiele communicatie met mode. Williamson werkt met exotische kleuren en zijn ontwerpen hebben een subtiele vrouwelijkheid en een uitgesproken stijl. Kidd is iemand waarmee de consument van de V.Series zich identificeert. De campagne benadrukt de modieuze aspecten en het strakke ontwerp van het toestel”, aldus Luke White, creatief directeur van het reclamebureau McCann-Erickson.

Ook voor Williamson klopt de samenwerking: “Motorola maakt opvallende modieuze telefoons en ik ontwerp lifestylekleding voor een nichemarkt. Ik heb niet lang getwijfeld. Als zelfstandig ontwerper heb je geld nodig en Motorola was een geschikte kandidaat.”

Of sommigen daar kritiek op hebben? “Iedereen die begrijpt hoe de fashion business werkt, weet dat sponsoring een noodzaak is. Vooral voor jonge ontwerpers. Het moet natuurlijk wel zinvol zijn. Ik zit niet te wachten op een aanbod van een kaasbedrijf.”

Roem en een eigen collectie heeft Williamson nu. What’s next? Hij weet het zelf niet. “Misschien ga ik wel voor mannen ontwerpen of accessoires en home wear maken. Op lange termijn wil ik meer. Je kunt mode in verschillende richtingen doortrekken. Maar ik begin er pas aan als ik er klaar voor ben. Ik wil het goed doen. Mijn aandacht gaat vooral naar de details en hun esthetische eigenschappen. Alles wat ik doe bevat altijd wel een of andere ambachtelijke techniek. Dat is mijn vaardigheid.” Maar er is dus geen haast bij, mijmert Williamson even later. ” I’m not on a mission. Laat ons eerlijk zijn, in de modewereld weet men wie ik ben, maar daarbuiten ben ik niemand. Ik wil in de eerste plaats bekendstaan om mijn werk, ik doe het niet om even een ster te zijn en dan vergeten te worden. Erkenning en waardering voor wat je doet, dat wil toch iedereen?”

De lente-zomercollectie 2000 van Matthew Williamson is verkrijgbaar bij boetiek Jeurissen, Kapelstraat 12, 3500 Hasselt, Tel. 011/22.34.75. Info Motorola: Tel. 0800/72.370.

Hieronder vindt u de aankondiging van fashion.com by Motorola V., een uniek evenement op 30 maart waarop acht ontwerpers hun visie geven op mode, communicatie en mobiliteit. 100 Weekend Knack-lezers worden persoonlijk uitgenodigd.

Wim Denolf / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content