“Ik kan somber zijn, maar in vergelijking met Hank Williams ben ik het zonnetje in huis. ” Een gesprek met Matt Johnson van het los-vast kollektief The The.

Over “Hanky Panky”, een verzameling bijwijlen onherkenbare covers van

de Amerikaanse country-legende.

JACKY HUYS

FOTO’S : STEVE PYKE

(VAN PARIJS)

Matt Johnson is een van de eigenzinnigste en intrigerendste Britse musici van de jaren tachtig. Met Hanky Panky trekt hij z’n reputatie ook in de nineties door. Dwars. Tegen beter weten in. Controversieel ook. En met nog meer satanisch genoegen dan vroeger zelfs, want de Britse pers kan hem niet eens meer raken nu : de laatste keer dat ze hem hebben uitgespuwd, heeft hij gewoon het vliegtuig genomen en is hij geëmigreerd naar New York. Als kind zat Johnson op de trappen van z’n vaders bar in het Londense East End naar de juke-box te luisteren en toen hij elf was, wist hij dat hij nooit iets anders zou zijn dan : zanger. Hij verliet de school toen hij vijftien was en werd loopjongen bij een platenfirma. Hij hield zijn oren en ogen dag en nacht open. Werd technicus in de studio, later solo-artiest. Nog wat verder, in 1982, debuteerde hij als The The (een los-vast kollektief waar ook Neneh Cherry en Sinéad O’Connor ooit deel van hebben uitgemaakt) met Soul Mining, waarop de hit This is the day stond. Een meer dan indikatieve titel : Johnson tastte zijn ziel af.

Hij werd ziek, verdween uit beeld en kwam pas drie jaar later terug met Infected, waarop politiek-maatschappelijke songs de teneur bepaalden. Een ervan, Sweet bird of Truth, ging over de laatste gedachten van een Amerikaanse piloot die ergens boven Arabië was neergeschoten. Twee weken later bombardeerden de Amerikanen Libië. De single werd, onder luid protest van Johnson, afgevoerd. Weer drie jaar later (Johnson heeft ooit eens gezegd dat hij een jaar aan een plaat werkt, een jaar toert en een jaar vakantie neemt) zette hij z’n engagement verder en maakte Mind Bomb. Een van de potentiële singles was Armageddon days are here again, waarop hij zich afzette tegen religieus fanatisme. Twee weken later werd de fatwa tegen Salman Rushdie uitgesproken en werd de single, onder luid protest van Johnson, afgevoerd. Met Dusk dient het nog gezegd : drie jaar later maakte Johnson de cirkel rond : de politieke stellingnames waren ondergeschikt gemaakt aan een hernieuwde zoektocht in zijn ziel.

Wij hebben Johnson in de voorbije tien jaar drie keer eerder ontmoet. De laatste keer in Londen, in de kantoren van de platenfirmaSome Bizarre, waar wij een poot hebben gegeven aan de merkwaardigste hond, die wij ooit hebben ontmoet : iedere keer de telefoon rinkelde, piste hij het tapijt onder. Het was, gelukkig denken wij nu, een kleine firma die niet te veel telefoons kreeg. “Kristus, dat beest”, zegt Johnson. “Iedere keer ik een stap in zijn richting zette, begon hij te pissen. Zijn baasje, m’n toenmalige manager Stevo, verdenkt er mij tot vandaag van dat ik ‘m mishandeld heb (lacht)”. Die keer in Londen vroeg Johnson ook of hij de camera van de fotografe mocht lenen. Hij had nog nooit een grotere gek dan ik ontmoet, die konstant zat te lachen, zei hij, en hij wou er een foto van maken. Ik toon hem de foto, die ik heb bewaard. Hij lacht. Ik zeg : je bent serieus veranderd : je làcht nu zelfs.

“Ik lach véél”, zegt hij, terwijl hij zich over de kwasi kale schedel wrijft. “Iedereen verandert, de wereld overkomt je, je wordt ouder, je wordt filozofischer, zachter in de niet-melige betekenis van het woord, je ziet meer dan als je jonger bent en wat je vooral ziet, is dat de wereld niet zwart-wit is, zoals je ooit gedacht hebt. Je komt met een schok tot de konstatering dat er ook goeie kanten aan je leven zitten en je gaat die koesteren.

Is zo’n inkeer niet moeilijk ? Jij bent altijd heel cru geweest, zowel in je politieke songs als in je relationele.

Matt Johnson : Duidelijk zijn is nooit slecht, omdat je ermee opvalt. Muzikaal is de norm altijd geweest dat het mij eigenlijk alleen mij moest kunnen entoesiasmeren. En tekstueel, tja, ik heb nu eenmaal een grote bek en uitgesproken meningen over alles. Al verandert ook dat dus met ouder worden : ik besef af en toe dat ik op wankele grond sta en dat ik in zo’n geval maar beter mijn mond kan houden. Da’s een voorbeeld van hoe een beetje kennis ook onaangename kanten kan hebben : je kan er niet alles meer uitflappen. ’t Is veel makkelijker om te bullshitten (lacht), niet gehinderd door enige kennis van zaken. Het enige waar ik echt nog uitspraken over durf doen in mijn werk vandaag, is over mezelf. Mijn vorige plaat, Dusk, was daar de neerslag van : introvert en in mezelf gekeerd.

Op het eerste zicht is de stap van “Dusk” naar “Hanky Panky” groot…

Johnson :… zes jaar geleden heeft iemand me Chet Flippo’s biografie over Hank Williams, Your cheatin’ heart, gegeven. Ik kende hem niet, behalve van enkele foto’s en anekdotes. Ik begon in dat boek te bladeren en ik vond het zo meeslepend, dat ik het in één ruk heb uitgelezen. Toen is bij mij ook embryonaal de idee ontstaan om ooit enkele songs van hem op te nemen. Ik heb het daarna even laten rusten. Tot nu.

Ik beweer zelfs dat als mensen die nog nooit van Hank Williams hebben gehoord naar Hanky Panky zullen luisteren, ze zullen denken dat het mijn materiaal is. En da’s zoals ik het bedoeld heb : de originals zijn zo goed, dat je je niet kan beperken tot louter naspelen ; je moet er je eigen stempel op slaan.

Maar niet op het tweede zicht, wou ik er nog aan toevoegen, omdat de centrale tema’s van Hank Williams ook in jouw werk en leven aanwezig zijn geweest.

Johnson : Ook al kom ik uit een andere tijd en een andere kultuur. London is Alabama niet. De wereld is ook veranderd, maar da’s niet erg, want tijdloos werk handelt meestal over universele tema’s. Hank en ik zijn alle twee singersongwriters. We zijn beiden manisch-depressieve alkoholici (glimlacht, bekijkt me), ho, je moet niet staren, ik maakte maar een grapje.

Hoewel : je hebt ooit uitgebreid aan de drugs gezeten.

Johnson : Natuurlijk, maar om andere redenen. Williams is ermee begonnen als pijnstillers, omdat hij een ruggegraatletsel had, dat hem konstant ellende bezorgde. Ik mag op tijd en stond een glas drinken, maar ik ben geen alkoholicus. Melancholisch, zeer zeker. Eenzaam, ja. Een mateloos verlangen naar vleselijke geneugten, ook dat. Ik ben een vrouwenloper geweest in mijn jonge jaren, al probeer ik nu wat rustiger te worden wat dat betreft. Dus ja, er zijn parallellen tussen Williams en mij. Maar niet in alles : ik kan somber zijn, maar in vergelijking met Williams ben ik het zonnetje in huis. Hij kon een verschrikkelijke man zijn, niet met een tang vast te pakken, had geregeld woede-uitbarstingen, bijna altijd tegen de mensen die hem het meest nabij waren. Hij had een opgewekte façade, maar kropte alles op. Z’n enige uitlaatklep was z’n werk. En dat hoor je : als je Williams beluistert, heb je het gevoel dat zijn ziel tegen de jouwe spreekt. Oké, de aard van zijn leven en zijn jonge dood hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat hij onsterfelijk is geworden, maar voor mij zijn het z’n eerlijkheid en autenticiteit die hem tijdloos maken en een van de grootste Amerikaanse auteurs van de twintigste eeuw.

Je hebt, naast drugs, passie en eenzaamheid, nog één centraal tema van jullie beider werk over het hoofd gezien : religie.

Johnson : Zonde en vergiffenis, sweet lord, oh ja ! Ik ben nochtans niet godsdienstig opgevoed. Ik heb me dan ook al vaker afgevraagd waar die religieuze beeldspraak in mijn werk vandaan komt. De moeder van Williams speelde orgel in de kerk en Hank zelf heeft er in zijn jeugd vaak gezongen : pas later heeft hij er zich tegen afgezet. Wat me altijd boeit in het leven, zijn innerlijke tegenstellingen, die verscheurende strijd in de ziel van de mensen. Ik ben nooit naar de kerk gegaan, ik heb nooit bij een sekte aangesloten, ik ben agnosticus : ik geloof in de menselijke geest, niet in strukturen, organizaties of georganizeerde religie. Voor mij is godsdienst niets anders dan een gecamoufleerde manier om de geesten van de mensen te kontroleren. Ik geloof in de eeuwigheid van de menselijke geest : ze gaat over van lichaam naar lichaam, leven naar leven, wereld naar wereld. Ik geloof in karma : de mens is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Ik geloof in : wat je zaait, zul je oogsten. Ik geloof niet dat er een straffende god is : de mensen straffen zichzelf door hun wandaden en verrijken zichzelf door hun goede daden. De mensen hebben veel meer inspraak in hun leven dan ze denken.

Dat klinkt mooi.

Johnson : Het is ook maar een ideaal, waar je naar probeert te leven. Mij lukt het niet altijd, maar steeds vaker. Je mag ook niet vergeten dat de wereld konstant verandert en complexer wordt. Als je toch de vergelijking tussen Williams en mij wilt doortrekken : mijn wereld is duizend keer gekompliceerder dan de zijne. Zelfs als je het alleen nog maar zou reduceren tot ons vak dat van singersongwriter dus , is er al geen vergelijking meer mogelijk : Williams was een van de weinigen, ik moet konkurreren met tienduizenden kollega’s. De industrie is anders : Williams ging een studio in, nam vier songs op en gaf’s avonds een koncert. Voor vier songs heb je vandaag vier maanden opnametijd nodig.

Het kan nog altijd in vier dagen ook.

Johnson : Ja, maar dan speel je in een andere afdeling. De media zijn duizelingwekkend toegenomen, het publiek heeft andere eisen. Ach, laten we het maar zeggen zoals het is : de mensen hebben vandaag geen hoop meer. Williams kende zijn hoogdagen vlak na de Tweede Wereldoorlog, toen de Koude Oorlog nog moest beginnen, de mensheid nog optimistisch de toekomst in kon kijken en dromen nog mogelijk waren. Ergens onderweg zijn die naïviteit en hoop verloren geraakt en zijn de mensen adepten geworden van de vreselijkste toekomstvisioenen. Is het nostalgisch om te zeggen dat de beste jaren al àchter ons liggen ? Of is dat gewoon realistisch ? En dan heb ik het niet over al die films en literatuur en groepjes die schaamteloos en sentimenteel en vanuit goedkoop winstbejag de sixties verheerlijken. Ik zou de jonge Britse bandjes niet te vreten willen geven, die er vandaag van dromen de Small Faces of de Kinks te zijn. Ongezond is het. Oké, je zou kunnen zeggen : hou je mond, want je hebt zelf net een cd uit met werk van een man die veertig jaar geleden overleden is. Maar dit is voor mij een zij-projekt. In mijn echte werk heb ik altijd geprobeerd niet alleen hedendaags te zijn, maar zelfs te focussen op de toekomst. Ik vind het zielig als een bandje een flauwe imitatie brengt van een bandje van dertig jaar geleden en iedereen dat voldoende reden vindt om op en neer te springen en te roepen : we hebben de toekomst van de rock gezien.

Soms lijkt me dat een fenomeen dat misschien niet exclusief Brits is, maar waar jullie toch het voortouw in nemen.

Johnson : Er zullen ongetwijfeld uiterst valabale verklaringen zijn : de sixties waren ons absolute gloriemoment in de geschiedenis. We wonnen de World Cup, we hadden de beste band ter wereld, Londen was de navel, de Britse industrie was nog relatief gezond, de BBC floreerde, de National Health Service werd een van dé voorbeelden van beschaving, de decennia tussen 1949 en 1969 waren ons plekje in de zon. Ik neem het mensen niet kwalijk dat ze naar die jaren terugwillen en dat ze zich afvragen : waar is het allemaal fout gegaan ? De heerschappij van Thatcher en Major ? In zekere zin wel ja, want hoewel de neergang al ingezet was, hebben zij voor de razendsnelle acceleratie gezorgd. Maar landen zijn nu eenmaal als bloemen en planten : zij hebben cycli van bloei en verval.

Je hebt ooit, als onderdeel van het Red Wedge-projekt, benefiets gespeeld voor de Labour Party. Heb je de idee dat Tony Blair een verschil kan maken ?

Johnson : Ik zou in elk geval liever hem als eerste minister zien dan eender welke konservatief. Maar ik vind het jammer dat de socialisten niet radikaler zijn en op die manier inspelen op de gevoelens van de meerderheid van het volk. Labour zou moeten zeggen : oké, als iedereen inderdaad de buik vol heeft van de monarchie, zouden we er dan niet aan beginnen denken om een republiek uit te roepen ? Wordt het niet dringend tijd om het House of Lords zoals het nu bestaat met de grond gelijk te maken en te vervangen door verkozen mensen ? Moeten we geen paal en perk stellen aan het erven van titels ? Moet er geen einde komen aan het systeem waarbij je iedereen wéét dat deze praktijken gebeuren een substantiële donatie doet aan de konservatieven en je in ruil een titel krijgt ? Is het niet té doorzichtig dat ministers bedrijven privatizeren om achteraf een vetbetaald zitje in de raad van bestuur te krijgen ? De mensen zijn moe, ze wantrouwen iedereen, ze zijn er ziek van : geef ze dan in godsnaam iets sprankelends, waardoor ze weer hoop krijgen. Laat ze investeren in mensen, in onderwijs, in de industrie. Laat ze verkeersplannen uitdokteren, waarbij in grote steden trams en fietsen weer de bovenhand krijgen, zoals hier in Amsterdam of in Zweden. Laat ze in ’s hemelsnaam hun verbeelding eens gebruiken !

Geloof je écht dat het nog kan ? Ik bedoel : je hebt in het verleden songs geschreven tegen oorlogen of religieus fanatisme en die kwalen zijn alleen maar erger geworden.

Johnson : Het zal je allicht verbazen, maar ik ben een optimist. Ik heb hoop. Ik geloof dat je iets alleen maar kan opbouwen, als je iets anders eerst met de grond hebt gelijkgemaakt. Ik heb wat dat betreft veel geleerd uit de boeken van Noam Chomsky. Er zouden meer mensen zijn boeken moeten lezen. Opvoeding is het sleutelwoord voor de toekomst.

Herinner je je het zinnetje “I’m just another western guy with desires that can’t be satisfied” nog ?

Johnson : Ja. Ik heb het zelfs in twee songs gebruikt, Slow train to dawn en The mercy beat (glimlacht).

En ?

Johnson : Ik kan er nog altijd achter staan. Jammer genoeg. Ik heb van alles geprobeerd : acupunktuur, vegetarisme, terapie. Ik weet dat échte vrijheid er alleen komt als je vrij bent van verlangens. Ik wéét dat, met mijn hoofd. Maar de praktijk van het leven zegt mij iets anders : er zijn zoveel verleidingen daar buiten. Anderzijds geloof ik ook niet in weglopen en als een monnik in een Thaïs klooster op een bankje te gaan zitten. Dus vrees ik dat ik zal moeten leren leven met mijn verlangens.

Je woont al een tijdje in Amerika : heeft dat veel invloed op je gehad ?

Johnson : Ja, hoewel Manhattan vanwege kosmopolitisch eigenlijk geen deel uitmaakt van Amerika. Ik denk nu : eigenlijk had ik Engeland zeven jaar geleden al moeten verlaten. Meteen na ons interview, nee, vermoedelijk zelfs tijdens (lacht). Mijn carrière had in Engeland de top bereikt en dan kun je nergens meer naartoe, tenzij je een dinosaurus wordt als Eric Clapton of Phil Collins. Je kunt maar één keer piepjong zijn en het snoepje van de maand. In Amerika is mijn carrière de voorbije jaren langzaam bergop gegaan en in Engeland aan hetzelfde tempo bergaf. Ik ben altijd een outsider geweest voor de Britse pers. Ze denken dat ik arrogant ben en een wijsneus, terwijl ik alleen maar geen buddy-buddy wil zijn met hen en een hekel heb aan hun feestjes. Ik voel me komfortabel in New York.

In elk geval komfortabel genoeg om voor je nieuwe videoclip op een van de waterspuwers van de Chrysler-building te gaan zitten, honderden meters boven de begane grond.

Johnson : Heb je dat gezien ? En ik heb hoogtevrees. Ik had schoenen aan met zuignappen. Gelukkig was ik lichtjes beneveld. Ik wou die scène nadoen uit Dr Stangelove toen Slim Pickens op het einde met zijn cowboyhoed zit te zwaaien op de neervallende atoombom. Ik dacht : ik word Hank Williams op de Chrysler-building. Twee Amerikaanse ikonen.

Na al je videoclips en aanverwante filmpjes zit ik eigenlijk al een tijdje te wachten op je eerste langspeelfilm.

Johnson : Dat komt. Eerst wil ik mijn clips zelf regisseren, want totnogtoe heb ik alleen maar de ideeën aangedragen. ’t Is een kwestie van tijd, geld, zelfvertrouwen ook. En ik zit tot over mijn oren in muzikale projekten die me de komende drie, vier jaar zoet zullen houden. In mei begin ik de echte nieuwe The The op te nemen, ik wil een instrumentale cd maken met hymne-achtige muziekjes en ik wil ook een Robert Johnson-cover-cd doen. Ik wil wel niet overdrijven in die serie : na Hank Williams en Robert Johnson heb ik alleen nog de Beatles op mijn lijstje staan : The The versus The Beatles.

Robert Johnson lijkt me logisch. Dat prachtige verhaal over hoe hij op een kruispunt kwam en zijn ziel verkocht aan de duivel in ruil voor muzikaal genie moet voor jou een natte droom zijn.

Johnson : Je kan je niet voorstellen hoe vaak ik al over dat dilemma heb liggen piekeren. Ik heb in mijn leven al vaak geluk gehad, maar meer nog tegenslagen : je zit je kapot te werken aan iets en het wil maar niet lukken. Op zo’n moment denk ik wel eens : stel dat de duivel me kon helpen. In ruil voor m’n ziel. Maar dan kom ik iedere keer tot de konklusie : nee, de ziel is meer waard dan al het geld van de wereld.

“Hanky Panky” van The The is verschenen bij Epic.

Matt Johnson : “Als je Williams beluistert, heb je het gevoel dat zijn ziel tegen de jouwe spreekt. “

Matt Johnson : “Je kunt maar één keer piepjong zijn en het snoepje van de maand. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content