In de hoek van onze woonkamer staat iets dat veel van onze Amerikaanse bezoekers doet gillen van de schrik. De oorzaak van hun angst: acht onschuldige popjes, omringd door schelpen, keien, beenderen en andere op het strand gevonden voorwerpen. “Ekkes! Hoe durven jullie daar mee leven?” riep een van onze gasten vorige week. “O my God!” riep een andere, haar ogen bedekkend. “Als er nu maar geen slechte dingen met mij gebeuren!”

De beeldjes zijn wassen voodoopopjes, achtergelaten door New Yorkers die hun goden liever op het strand vereren dan in een kerk. Van sommige zijn de tepels, knieën, ellebogen, ogen, navel of penis doorprikt met verroeste naalden. Twee zwarte beeldjes zijn met de rug naar elkaar samengebonden met uitgerafelde draad rond hun nek en enkels. We zien dit soort popjes wel meer liggen. Soms zijn ze omringd door stompjes kaars, snoep, bloemen, hanenkoppen en briefjes aan de goden in het Portugees, Spaans of Creools. Het is een raadselachtig en amusant theaterdecor waar we zonder gewetenswroeging al eens een requisiet uit wegjatten. Tot ontzetting dus van Amerikaanse bezoekers. Europeanen, en daar hebben we er toch ook al veel van over de vloer gehad, heb ik merkwaardig genoeg nog nooit zo hevig zien reageren op onze popjes.

Vandaag is het de laatste dag van oktober en dus Halloween, het heidense feest waarop geesten en spoken de levenden de stuipen op het lijf komen jagen. Het is een dag met veel rituelen. Zoals op elke Halloween werd vanmorgen op de radio het spannende gedicht The Raven van Edgar Allen Poe voorgedragen. Op televisie worden alle griezelklassiekers, van de eerste Dracula tot Friday the 13th, part 7 er nog maar eens doorgedraaid.

Straks doen de kinderen, verkleed en gemaskerd, hun jaarlijkse trick or treat-ronde. De snoepmand staat al klaar aan de voordeur. Vanavond zullen misschien wel anderhalf miljoen mensen gaan kijken naar de Halloween-stoet in Greenwich Village. En nog later zullen tienduizenden volwassenen in de gekste vermommingen op de boemel gaan.

“Halloween begint nu ook bij ons op te komen”, vertelde een Belgische collega me vanmorgen. Ze is in New York om een reportage te maken over het feest. Valentijn werd amper gevierd in België toen ik er in 1980 wegging. Dat schijnt veranderd te zijn. Het is dus best mogelijk dat men de Belgen nu ook Halloween kan aansmeren als een nieuw excuus voor extra consumptie. Maar toch. De gemiddelde Belg lijkt me enkele haren nuchterder dan de gemiddelde Amerikaan. Ik kan me moeilijk voorstellen dat dit griezelfeest ook in België Amerikaanse proporties krijgt. Nergens is men zo gefascineerd door angst en bijgeloof als hier in Amerika. In geen enkel ander land worden zo’n gigantische bedragen uitgegeven aan griezelboeken, griezelfilms en angstaanjagende pretparkattracties. Nergens zijn er zoveel mensen – vrouwen en mannen – die zichzelf heksen noemen. Hekserij is hier sinds 1986 een officieel erkende godsdienst die volgens sommige schattingen al meer dan 300.000 volgelingen heeft. Om nog te zwijgen over de toenemende schare goedgelovigen die praten met engelen en geesten, die vliegende schotels zien zweven en hunkeren naar de komst van buitenaardse wezens of bibberen voor de apocalyps in het jaar 2000.

Een andere Halloween-traditie: het heruitzenden van het beruchte radiospel van Orson Welles uit 1938, The War of the Worlds. Orson Welles, door Time bejubeld als de wonder boy van Broadway, was toen enorm populair. Het publiek hing aan zijn lippen. Op Halloween in 1938 had hij zijn theatergezelschap, het Mercury Theatre, in de studio van CBS verzameld voor een radiodramatisatie van De Oorlog van de Werelden, een verhaal van H.G. Wells. Het leek hem geknipt voor Halloween. De Marsmannetjes waren geland in New Jersey en Orson Welles en zijn collega’s versloegen de zogezegde invasie in de stijl van opgewonden oorlogsverslaggevers. Zes, misschien wel zeven miljoen luisteraars zaten aan hun radio gekluisterd, zoals men dat in die tijd nog deed. Minstens een miljoen, zo werd later geschat, geloofde werkelijk wat ze hoorden: “De Marsmannetjes zijn op komst!” Sommigen bonden natte handdoeken voor hun gezicht om zich te beschermen tegen de giftige gaswolken waarin de buitenaardse wezens zouden gehuld zijn. Anderen gooiden het hoogstnoodzakelijke in de auto en sloegen op de vlucht. In heel het land stonden de telefoons roodgloeiend. De paniek was wel ergens te begrijpen. In de weken daarvoor hadden radiojournalisten met dezelfde haastige, haast hysterische stemmen dag na dag verslag uitgebracht over het nakende oorlogsgevaar in Europa. Het einde van de wereld was in zicht, zo leek het voor velen.

Elk jaar wordt in Amerika hartelijk gelachen met die domme luisteraars van toen. “We zijn nu toch veel gesofisticeerder”, willen veel mensen daar waarschijnlijk mee zeggen. Ik heb daar, dat heeft u intussen wel begrepen, zo mijn twijfels over.

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content