Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Over enkele dagen vertrekt Rudy Van Snick naar Antarctica voor de beklimming van de Mount Vinson. De Zwitser Markus Itten, alpinist en poolreiziger, over de essentie daarvan.

PIERRE DARGE

Markus Itten (47) is niet zomaar een klimmer : hij bedwong de hoogste toppen van zes kontinenten en wil over twee jaar de Everest beklimmen om de Seven Summits rond te maken ook al vindt hij dat niet meer dan een spel. Itten, die al drie keer op Antarctica was, houdt duidelijk niet van stil zitten.

“Die energie heb ik altijd gehad, al van toen ik heel klein was. Ik klom in de hoogste bomen, trotseerde de breedste rivieren, bezat energie te over. Maar aanvankelijk trokken de bergen me niet zo aan. Ik lifte wel op mijn zestiende naar Rome terwijl ik mijn vader vertelde dat ik naar Tessin was. Toen ik hem het jaar daarop uitlegde dat ik naar Rome wilde, bereikte ik uiteindelijk Damaskus. En op mijn 23ste stond ik met mijn auto in Nepal. “

Markus Itten straalt en praat honderduit. Heeft me aan het Bernse vliegveld opgewacht met zijn Twingo met Momo-sportstuur, me drie kwartier aan ijltempo doorheen het landschap gereden, me aan zijn medewerkers in zijn notariaat voorgesteld, thuis zijn biblioteek getoond én de tuin die uitziet op het meer van Neuchâtel. En straks zal hij me met de auto in tien minuten de Zwitserse hoofdstad laten ontdekken omdat ik even geopperd had dat Bern misschien maar een saaie stad was.

“De bergen zijn me pas op mijn 21ste gaan boeien, toen ik een kameraad vergezelde op een Zwitserse ijswand. Het klimvirus installeerde zich definitief in 1976 toen ik vier weken op de oostkust van Groenland doorbracht. Maar toch wil ik niet alleen maar bergen ontdekken. De weg erheen vind ik minstens zo boeiend. Daarom wil ik over twee jaar niet zomaar de Everest beklimmen. Ik wil het voetspoor van Mallory volgen die in 1924 samen met Irvine net onder de top verdwenen is. Ze waren vanuit India vertrokken, stapten doorheen Sikkim en doorkruisten Oost-Tibet, een route die sinds 1938, na de bezetting van het land door China, niet meer is gebruikt. “

Hij toont ons een map korrespondentie met ambassades en hoogwaardigheidsbekleders : “Ik heb alle toestemmingen, behalve die van de Chinese militairen. Maar ik geef niet op. “

Waarom gaat een man die negen maand per jaar als notaris in een kantoor zit, het komfort ruilen voor avonturen met een zeer onzekere afloop ?

“Louter voor het plezier, om te ademen, om het kontakt met de natuur, omdat je nu en dan weg moet uit deze maatschappij met haar lawine aan invloeden en indrukken. Als ik het hele jaar op kantoor werkte, viel het plafond op mijn hoofd. Sommigen hebben andere motieven, worden verblind door eerzucht, of door hun ego. Die gaan tot het uiterste en halen met hun laatste krachten de top, gedreven door hun entoesiasme en hun motivatie. Dat maakt het klimmen gevaarlijk, omdat je boven de 8000 meter niet altijd meer helder kan denken terwijl de afdaling nog wacht en die is even moeilijk en gevaarlijk. Op de top ben je leeg, en dan moet je nog terug terwijl je koncentratie vermindert, je motivatie je in de steek laat en het weer vaak nog omslaat. Daarom komen ze allemaal om bij de afdaling.

Om een top te bereiken, is een grote motivatie misschien het allerbelangrijkste, naast het doel dat je voortdurend voor ogen houdt. Maar ook het psychisch evenwicht, je moet eerst voor jezelf uitmaken wat achter die motivatie zit. Ga je klimmen voor jezelf of voor het publiek, de pers, de eer ? Op mijn twintigste sprong ik uit vliegtuigen, alleen maar om me aan te stellen. Nu kijk ik daarop terug als rubbish, ik weet nu dat het gevaarlijk was omdat ik me wilde bewijzen. Diegenen die voor de eer kiezen, nemen de grootste risico’s. Omdat ze iets willen bewijzen, anderen overtreffen. Terwijl er helemaal niets te bewijzen valt. Toen ik wat ouder werd, kreeg het plezier de bovenhand, en dat is mijn enige drijfveer gebleven.

Als je van een top terugkeert, val je wel in een gat. Dat moet je nieuwe dromen bedenken en die langzaam opbouwen, daar ben je dag en nacht mee bezig en altijd weer staat jezelf plezier doen centraal. En het grappige is dat mijn entoesiasme nu anderen aansteekt.

Ik neem de tijd om de natuur tegemoet te treden, ik wil de stormen trotseren en de zon zien ondergaan. Op 7000 meter heb ik ooit in een tentje een storm meegemaakt die me doodsbang maakte. Maar in mijn dagboek schreef ik vas-y tempête, omdat het deel uitmaakt van de uitdaging. Terwijl ik thuis de luiken zou gesloten hebben en weggekropen zou zijn bij het vuur. Maar zo’n storm trotseren, betekent niet dat je heldhaftig bent, je mist op zo’n moment vooral de mensen die wat voor je betekenen.

Sommigen denken dat mijn expedities een vlucht zijn, ik weet zeker van niet. Ik zit negen maanden op kantoor en dat heeft zijn mooie kanten omwille van de menselijke kontakten. Ik probeer dagelijks een uurtje piano te spelen, ga paardrijden en speel badminton. Maar ik reserveer drie maanden voor mijn tochten en dat kunnen velen niet hebben. Er wordt wel eens gezegd dat het geld de wereld regeert, ik geloof veeleer dat het de afgunst is. En wat ik zoek, zijn niet de risico’s, maar de mensen, ruimte om te ademen. Ik heb je daarstraks toen je door mijn tuin stapte in het oog gehouden en het eerste wat je deed, was spontaan je longen openzetten en diep inademen. Dat gevoel dus. “

“Ik heb veel vrienden, maar ik ben ook graag alleen. Er is ook een zekere mate van egoïsme nodig om datgene te doen wat ik doe. Je bent zoveel met de voorbereiding van de expedities bezig en dan ben je maandenlang weg. Maar ik ben geen solitair, en ik weet altijd dat er iemand op me wacht. Dat verhindert me om al te gekke dingen te doen. Als ik niemand had, duwde ik de uitdagingen misschien verder, nam ik misschien meer risico’s maar dat is niet de bedoeling. Ik wil niet te allen koste een top halen, il ne faut pas se prendre trop au sérieux. Ik hou van het gebergte, maar ik ben er niet door geobsedeerd. Als ik door iets geobsedeerd ben, dan is het door het leven zelf. Ik wil nog lang leven, nog zoveel doen en de bergen geven me de energie daartoe. “

In 1992 trok Markus Itten naar Antarctica, deels omdat een geplande Himalaja-expeditie niet doorging, deels omdat een vriend die in 1986 de Mount Vinson had beklommen hem entoesiast maakte. “Eigenlijk wist ik weinig over dat reusachtige kontinent, ik kende natuurlijk Scott en Amundsen maar ook niet veel meer. Had het idee van een uitgestrekte witte ijsvlakte en dat trok me niet meteen aan, zoals het ontbreken van mensen me evenmin entoesiasmeerde. De alpinist Oskar Hoelz overtuigde me. Hij sprak me over het licht dat zo’n invloed had en van een prof, een arts die ook een hospitaal leidt, trof me dat. Uiteindelijk gingen we met zijn vieren, allen jongens die de Himalaja achter de rug hadden. Het werd een openbaring. Na een vlucht van acht uur met een DC6 vanuit Zuid-Amerika sta je ineens voor dat reusachtige kontinent… Helemaal met ijs bedekt, van een immense schoonheid, en badend in een overweldigend licht. Onmetelijk groot en zeer koud. Toen ik een paar dagen later op de top van de Mount Vinson stond, lag de wereld al ver achter ons, en leek dat het laatste station voor de maan. “

We eten een vegetarische lasagne in een klein restaurant in Ims en kijken naar foto’s van andere klimmers waarvan de helft wel ergens in het hooggebergte is omgekomen.

“Op Antarctica is het gevoel van isolement kompleet, de dichtstbijzijnde hulp ligt op 3000 kilometer, daar hoef je dus volstrekt niet op te rekenen. De beklimming van de Mount Vinson is niet uitzonderlijk moeilijk. Ik zou die vergelijken met de Mont Blanc, maar dan wel aan het einde van de wereld. Omwille van dat isolement vergeeft de berg ook geen fouten : als je in een spleet valt of een been breekt, kan niemand je helpen. Zelfs het basiskamp ligt op 200 kilometer en het weer is ongenadig. Het weer bepaalt alles : het tempo, de omstandigheden, soms heb je aan 2-3 dagen genoeg om de top te halen, maar je kan er evengoed tien voor nodig hebben. Maar ook de mentaliteit is belangrijk, le désir pour cette isolation. Het is maar zoals je het bekijkt : je kunt ook zeggen dat je het land voor je alleen hebt, dat je de kans geboden wordt om door de leegte te stappen. De Antarctica zet je schedeldak open zodat alles wat zich daaronder bevindt kan ontsnappen. Er is natuurlijk altijd de uitdaging en je weet dat je gaat afzien. Nee, ’t is geen masochisme, het hoort er gewoon bij. Het is koud, en je ziet af en je eet niet goed en er zijn geen vrouwen. Als het een beetje tegenzit, riskeer je dat er een deel van je lichaam bevriest. Maar je leeft zeer intens. En je praat niet meer. Als je boven de 6000 meter zit, en het weer verhindert je verder te klimmen, lees je wat of je slaapt. Maar je praat niet want dat hoeft ook niet meer, l’autre te sent. Je hebt tijd om in jezelf rond te wandelen terwijl dat in onze wereld nagenoeg onmogelijk is geworden omdat zovele invloeden je voortdurend van de essentie afhouden. Terwijl al die verzekeringen je een vals gevoel van zekerheid geven. Daar ben je alleen op jezelf teruggeworpen, te midden van die grootse natuur. Daar besef je pas je eigen onbenulligheid en dat plaatst je in de juiste dimensie. Dat merk je aan de grote bescheidenheid van een Rudy Van Snick. Sommigen raken dat weer kwijt als ze terugkomen, zoals sommigen ook tegen de bergen opstormen als golden ze een konsumptieartikel, of een rit tegen het uurwerk. Moi, je ne consume pas les montagnes, je les vis. “

“Op Antarctica heb ik dikwijls aan Ernst Shackleton gedacht, die zich in 1914 in zijn hoofd haalde om het hele Antarctische gebied over te steken, van de Weddellzee naar de Rosszee, een klus van 3300 km. Tien maanden lang blijft de Endurance waarop hij met zijn metgezellen en 54 husky’s verblijft in het pakijs vastgevroren, en als het dooit, breekt het schip, zodat ze op 27 oktober 1915 aan land moeten. Maar door de diepe sneeuw raken ze niet vooruit en Shackleton besluit dat ze zich beter met een paar reddingssloepen op een ijsschots kunnen laten meedrijven. Die hallucinante tocht duurt zes volle maanden. Dan verdelen ze zich over drie sloepen, en als Shackleton en zijn twaalf gezellen in april 1916 open water en een eiland vinden, kunnen ze voor het eerst in twintig maanden echt aan land. Maar hulp is veraf en Shackleton kruipt met vier moedige opvarenden in een sloep waarop ze een zeil monteren en bereiken Zuid-Georgië. Daar gaan Shackleton en de twee sterksten vervolgens te voet verder, doorheen een landschap dat op de Alpen lijkt. Op 20 mei bereiken ze het walvisstation Stromness van waaruit de hulp op gang wordt gebracht, maar pas op 25 augustus slaagt Shackleton, die overal om hulp smeekt, erin met een Chileense sleepboot zijn mannen te bereiken. “

Itten kijkt me lachend aan. “Om maar te zeggen dat het niet allemaal egotrippers zijn. Shackleton is een voorbeeld voor velen omdat hij niet rustte voor iedereen in veiligheid was, een man die nog zijn verantwoordelijkheid opnam. “

Later, in de auto, bezingen we de charmes van de woestijn. “Het is vergelijkbaar, je wordt op je eigen ritme teruggeworpen en er komt een enorme rust vrij. Als ik terugkeer, verbaas ik me er telkens weer over dat bij zovele mensen het heilige vuur gedoofd is. Die stellen zich tevreden met deze clip-kultuur, lopen maar wat oppervlakkig mee, en sluiten hun ogen voor de schoonheid. Ze hebben alleen maar oog voor geld en zijn hun dromen vergeten. Jammer, want die schoonheid is overal. Zondagochtend ging ik paardrijden door de ochtendmist, genoot van de buitenlucht en van de bergen. Ik geniet van elk moment, en dat heeft niets met geld te maken. Het bezit van geld zorgt voor wat extra gemak, geeft je wat ademruimte maar is niet fundamenteel. Belangrijker is levenskracht, het entoesiasme, de energie. Ik zie zoveel misverstanden, mensen die naast elkaar heen praten. Natuurlijk zit iedereen in zichzelf opgesloten, maar soms kan je daaruit, als iemand langskomt en je losmaakt. On peut se laisser ouvrir par quelqu’un. “

Zitten mensen niet vast in hun enge kader ? Belet hun gebrek aan verbeelding niet om uit hun situatie te geraken ? “Mijn devies is eenvoudig : je wil, je kan. Als je wat trager gaat leven, neemt de intensiteit vanzelf toe. Ik heb ook gemerkt dat ik meer en meer geïnteresseerd raak door de valleien, omdat daar mensen wonen. En van klimpartijen in de bergen onthou ik eigenlijk nog het best de ontmoetingen met sjerpa’s. Die herinneringen vormen mijn eigen persoonlijke rijkdom, zoals kontakten met kunstenaars en met kreatieve lui me het meest verrijken. Twee jaar geleden was ik op Antarctica en nam de gelegenheid te baat om naar de zuidpool te vliegen, maar dat bleek een tegenvaller. Eigenlijk is er niets en je zoekt ook naar iets wat er eigenlijk niet is, een punt in de leegte. Je denkt aan Scott en je respekt voor de oude poolreizigers neemt er alleen door toe. Veel indrukwekkender was een bezoek aan de kolonie van keizerspinguïns, in de buurt van het Belgrano station.

Het was heel slecht weer toen we aankwamen en nadat we het vliegtuig hadden vastgesjord, kropen we in onze tent, waar we ’s morgens gewekt werden door een jonge pinguïn die misschien op tien meter van de tent stond. Ik wrong me naar buiten om wat foto’s te maken, en merkte dat er een twintigtal andere dieren waren. Toen ik die volgde, kwam ik bij een kolonie terecht van misschien tienduizend dieren. Adembenemend ! Ik heb daar uren en uren doorgebracht, alleen maar om te luisteren en te kijken. Terwijl de mannetjes rechtstaande gedurende zestig dagen het ei uitbroeden, trekken de wijfjes naar zee en keren dan terug. En in die enorme massa zie je ze allemaal op zoek gaan naar hun partner onvermoeibaar tot ze mekaar gevonden hebben. Gezeten op een stoeltje kon ik daar uren na elkaar naar kijken, kompleet één met de natuur. Het mooiste beeld dat ik van Antarctica overhoud, veel overweldigender dan het mooiste landschap. En toen ik daar wegging, had ik het gevoel dat ik een volk in de steek liet. “

Vormt het beginnend toerisme geen bedreiging voor het gebied ? “Het bezoek blijft zeer beperkt en de mensen die erheen gaan, koesteren veel respekt voor de natuur. Wie terugkomt, keert een beetje als een ambassadeur terug, die heeft alleen zijn voetstappen achtergelaten, en neemt alleen de herineringen mee. Maar die verre tochten zijn ook niet nodig om van de natuur te proeven. Toen ik vier jaar geleden een voordracht gaf, kwam er een 71-jarige man naar me toe die er altijd al van gedroomd had een 4000-er te beklimmen. Die heb ik dus meegenomen en in de Valais hebben we samen zijn 4000-er gehaald. Toen we boven kwamen, barstte hij in tranen uit, hij liet zich helemaal gaan. Il m’a montré tout de soi. Maar het mooiste stuk was voor mij weggelegd, toen ik de vreugde zag die ik hem had kunnen bezorgen. Dat vergeten sommige solitairen wel eens, die denken alleen aan hun eigen plezier, terwijl de grootste vreugde toch die gedeelde vreugde is.

Op 11 december trekken 18 klimmers, waaronder zes Belgen van de Belgian Himalayan Club onder leiding van Herman Detienne naar Antarctica om er de Mount Vinson (5140 meter) te beklimmen. Als Rudy Van Snick daarin slaagt, heeft hij de Seven Summits overwonnen, hij heeft dan in elk van de zeven kontinenten de hoogste berg beklommen. De klimmers beschikken ter plaatse over twaalf dagen om hun exploot tot een goed einde te brengen en worden op 5 januari terug in ons land verwacht.

Markus Itten : “Wie voor de eer klimt, neemt extreme risico’s. “

Thuis op Antarctica : het basiskamp voor de beklimming van de Mount Vision.

Altijd samengetroept : de kolonie van keizerspinguïns bij Belgrano Station.

Verrassend landschap : de Elsworth Mountains op Antarctica. De dichtstbijzijnde hulp ligt op 3000 kilometer, daar hoef je dus volstrekt niet op te rekenen. Natuurlijk zit iedereen in zichzelf opgesloten, maar soms kan je daaruit, als iemand langskomt en je losmaakt. Mijn devies is eenvoudig : je wil, je kan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content