WAT HEBBEN DE PAUS, LADY GAGA EN HET KIPLINGAAPJE MET ELKAAR GEMEEN? ZE WERDEN ALLEMAAL GEKLEED DOOR JEAN-CHARLES DE CASTELBAJAC: EDELMAN, ONTWERPER EN VERTELLER VAN VERHALEN.

Of we even willen wachten, vraagt de pr-dame in de JC/DC- flagship store, niet ver van Des Halles in het eerste arrondissement van Parijs. Want jeeceediecee (JC/DC, een bijnaam die hij dankt aan rapper Kanye West en co) heeft het heel erg druk. Voorzichtig vlijen we ons neer op een fauteuil gemaakt van teddyberen. Een ietwat vreemde ervaring, het moet gezegd worden. Een dag later vertrekt de 62-jarige ontwerper, en zoon van de twaalfde markies de Castelbajac, voor een maand op vakantie : eerst naar la campagne, daarna naar het Toscaanse landgoed van de bevriende fotograaf Oliviero Toscani, bekend van zijn controversiële Benetton- reclames. Toscani is slechts een van de tientallen namen die Castelbajac tijdens het interview laat vallen. En dan heeft hij het niet eens over hoe John Lennon een van zijn eerste fans was. Of hoe hij zowel Farrah Fawcett kleedde in de originele Charlie’s Angels, als Sarah Jessica Parker in Sex and the City en Lady Gaga en Beyoncé in de clip van Telephone.

Al gauw blijkt dat meer dan de helft van mijn vragen overbodig zullen zijn. Hij springt een uur lang van de ene anekdote naar de andere, spreekt graag in mysterieuze metaforen en checkt voortdurend zijn Facebook- en Twitterpagina voor nieuwe berichten. Alleen zijn ringtone, Lou Reeds Walk on the Wild Side uit 1972, zou enigszins zijn leeftijd kunnen verraden. Jean-Charles de Castelbajac is een verhalenverteller. Charismatisch, rechtuit en bijna kinderlijk enthousiast. En dus laten we het woord aan hem.

REBEL VAN STAND

“Ik wilde als kind eigenlijk soldaat worden, want dat werd van mij verwacht. Ik stam uit een adellijk geslacht met een lange, militaire traditie die teruggaat tot in de tiende eeuw. Dat ik in de mode ben beland, is veeleer toeval. Ik heb het grootste deel van mijn jeugd doorgebracht op het internaat. Toen ik daar op mijn zeventiende wegging, was ik één brok woede. Ik wilde rebelleren, ik wilde me afzetten tegen mijn familie en tegen het establishment door kunstenaar te worden. Achteraf is het internaat een goede leerschool gebleken, ik heb er geleerd zelfs de kleinste dingen naar waarde te schatten. We hielden alles bij, tot het zilverpapiertje van een kauwgom toe.”

“Mode is voor janetten, dacht ik vroeger. Echte kunstenaars maken schilderijen, of installaties. Tot ik besefte dat mode ook veel mooie vrouwen aantrekt (lacht). En voor een jongeman die is opgevoed door priesters is dat reden genoeg om van stiel te veranderen. Een van mijn eerste creaties was een gilet in kunstgras. Het ging mij niet om de draagbaarheid ervan, maar om wat ik met mijn kleren kon zeggen. En de reacties die ze zouden uitlokken.”

“In mijn dorp woonde een man die twee vrouwen had. Quelle honte ! Op een dag hield hij een tentoonstelling in de antiekwinkel van het dorp. Hij had een bel en een kaars in de hand en zei voortdurend ‘dadadadada’. Die man was de dadaïst Raoul Hausmann. Hij had zijn boot naar New York gemist en moest noodgedwongen in Limoges blijven. Zo’n genie, en hij had niet eens een galerie. Ik heb toen mijn eerste twee kunstwerken gekocht : een rayogram ( een foto gemaakt zonder toestel) en een collage van Hausmann. Aan hem dank ik mijn passie voor het ongewone, voor zaken die anderen maar niks vinden. Na mijn vader, was hij de belangrijkste man in mijn leven.”

“Ik heb nooit de harten van de Fransen veroverd. Voor hen ben ik nog steeds un marginal. Een excentriekeling die ze enigszins bewonderen omdat ik een hele generatie van ontwerpers heb overleefd. Ik heb me ook altijd meer Brits dan Frans gevoeld. Ik houd van alles Brits : het erfgoed, the queen, Led Zeppelin, Jimmy Page,… (Er valt een stilte). Dat doet me denken aan mijn eerste jachtuitstap naar Engeland met mijn vader. Ik was acht jaar. Het regende pijpenstelen. De lord die ons uitgenodigd had om te jagen, droeg een elegant tweed pak, waardoor hij rook naar natte schapenvacht, en roze, rubberen vaathandschoenen. Ik had nog nooit zoiets gezien. Mijn vader draaide zich om en zei zachtjes : ‘Jean-Charles, maak je niet ongerust, hier is alles normaal’.”

JESUS EN DE PAUS

“Ik was achttien in 1968, het jaar dat Jesus Jeans werd gelanceerd. Maar ook dat is eigenlijk toeval. Maurizio Vitale (Italiaanse ondernemer) had me gevraagd om een aantal risky badpakken te ontwerpen. De campagne werd gefotografeerd door mijn vriend Oliviero Toscani, die toen ook nog maar 23 was. Donna Jordan en Pat Cleveland waren de modellen. Ik had ze bij Warhol ontmoet en vond ze ongelooflijk mooi. Enfin, Maurizio wilde nog meer revolutioneren. En nog sneller nog meer geld verdienen. ‘Waarom geen jeans’, vroeg ik hem ? Er waren toen bijna geen Italiaanse jeansmerken. ‘En waarom niet meteen Jesus Jeans, naar de grootste revolutionair uit de geschiedenis ?’ Niemand had er tot dan aan gedacht om een patent te nemen op de naam ‘Jesus’. Toscani maakte foto’s van het derrière van Donna Jordan in een strakke jeansshort. En de slogan luidde : ‘He who loves me, follows me’. We hebben zelfs een metershoge affiche tegenover het Vaticaan geplaatst. Dat heeft voor een enorme controverse gezorgd in katholiek Italië. De ironie van de hele zaak is dat onze jeansbroeken gemaakt werden in het atelier van een priester.”

“Niemand had toen gedacht dat ik dertig jaar later de kleren van de paus en 5500 geestelijken zou ontwerpen. Ik had een jaar eerder, in 1996, samen met Anish Kapoor vrijwilligerswerk gedaan voor het Comité l’Art Sacré. Op een dag kreeg ik een telefoontje van de nuntiatuur met de vraag of ik een vergadering wilde bijwonen over de Wereldjongerendagen. Ze hadden een artikel over mijn kerkelijk werk in Newsweek gelezen. Voor ik het goed besefte, werd ik benoemd tot artistiek directeur van een bijeenkomst voor meer dan een miljoen gelovigen. Ik wist meteen dat ik regenboogkleuren wilde voor de clerici, en mooie, moderne T-shirts voor de jongeren, niet zo van die sacs des patates die je in Lourdes vindt. Ik zat op de tribune naast Lodewijk XX ( dehuidige troonpretendent van de Bourbons) en zag hoe mijn tekeningetje een zee van primaire kleuren werd. Mijn leven is die dag voorgoed veranderd. Sindsdien wil ik mijn talenten in dienst stellen van iedereen.”

“In 2009 heb ik daarom mijn tweede, jongere lijn gelanceerd, JC/DC. De collectie staat voor low cost luxury en biedt topdesign tegen een toegankelijke prijs. Het is ook de reden waarom ik heb besloten samen te werken met Kipling. Het is een iconisch kwaliteitsmerk waarmee een hele generatie is opgegroeid. Iedereen heeft een nylon zak van Kipling gehad, en heeft die waarschijnlijk nog altijd. Want die dingen zijn onverslijtbaar.”

“Of ik een gelovig man ben ? Ik houd van verhalen vertellen. En van zingeving. En ik geloof dat de zin van mijn leven is om jonge mensen samen te brengen. Ik heb vijfduizend vrienden op Facebook, en nog eens vierduizend wachtenden. De meesten zijn niet ouder dan twintig jaar. Elke dag post ik nieuwe ideeën, foto’s, songs, en breng ik jongeren in contact met elkaar. Dat is mijn gift. Ik ben een curator, een organisator. En ja, ik geloof in God. Want ik geloof in de voorzienigheid.”

#H4P9

“In de jaren negentig was ik een beautiful loser. Niemand moest nog van me weten. Prada, Helmut Lang, Jil Sander, iedereen deed mee aan het minimalisme. Iedereen, behalve Castelbajac. Op een avond was ik in New York, in un quartier noir met mijn vriend Malcolm McLaren (manager van de Britse punkband Sex Pistols) om een concert van Kraftwerk (Duitse band, grondleggers van de elektronische muziek) bij te wonen. We waren de enige blanken in een zaal met tweeduizend dansende zwarten. Op het einde van het concert zag ik veel kids buitengaan in de cartoonpulls die ik voor Iceberg had ontworpen. Achteraf ben ik te weten gekomen dat die kids Jay-Z en Kanye West heetten. De trendsetters van de eenentwintigste eeuw.”

“Het is niet omdat ik een jasje van teddyberen maak, of Disneyfiguren op mijn kleren zet dat ze daarom kinderlijk zijn. Achter elk kledingstuk schuilt een boodschap. Ja, ook achter de Kermit de Kikker-jurk die Lady Gaga droeg. Of de Sesamstraatjurk van Katy Perry. Het is een schreeuw naar de kindertijd die ik nooit gehad heb. En die ik nu in feite tracht te creëren. Tant pis, als niet iedereen het mooi vindt. Schoonheid is vaak zo vervelend.”

“Als ik mezelf met een cartoon zou moeten vergelijken dan met Bambi. Want die is ook vroeg een ouder verloren. En misschien ook met Pinocchio. Want liegen is een ‘ act of creativity’. Zo had ik op het internaat gezegd dat mijn vader met een rode Jaguar reed, en niet met een Citroën deux-chevaux. Toen hij me wilde bezoeken, heb ik gesmeekt dat hij met de trein zou komen. ‘Castelbajac, leugenaar’, riepen mijn vriendjes die zondag. ‘Het is een groene Jaguar en geen rode.’ Daar stond hij, mijn vader, naast een groene Jaguar. Zonder ook maar één woord te zeggen. Pas veel later heb ik gehoord dat hij zijn auto had verkocht om een Jaguar te huren.”

“We leven in een eeuw van transversalité. Alles loopt in elkaar over. Mode en kunst zijn nu overal te vinden. Daarom ben ik ook zo trots op de projecten die ik naast mijn label doe. Ik heb, bijvoorbeeld, een installatie van lasers gebouwd rond het standbeeld van Hendrik IV op de Pont Neuf, ter ere van zijn vierhonderdjarig overlijden. Jongeren wisten niet eens dat het standbeeld bestond, want het lag altijd een beetje in het donker. Maar na drie weken werd het een ontmoetingspunt tussen Saint-Germain en La Rive Gauche. Op twitter bestaat nu de hashtag #H4P9, Henri VI Pont Neuf. Daar kan ik echt van genieten. Jonge mensen liggen aan de basis van wie ik vandaag ben.”

DOOR ELLEN DE WOLF – PORTRET SARAH VAN DEN ELSKEN

“IK HEB NOOIT DE HARTEN VAN DE FRANSEN VEROVERD. VOOR HEN BEN IK NOG STEEDS UN MARGINAL.” “JE MAG ME MISSCHIEN VERGELIJKEN MET PINOCCHIO. WANT LIEGEN IS EEN ACT OF CREATIVITY.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content