“Twee jaar Mexico waren veel erger dan vier jaar oorlog in de Balkan”, zegt de doorgewinterde verslaggeefster. Aanleiding voor dit gesprek was ‘De nacht van de schreeuw’, het aangrijpende en ook grappige relaas van haar verblijf in Mexico en haar vriendschap met de indiaanse Sandra.

:: Marjon van Royen, ‘De nacht van de schreeuw’, Nijgh & Van Ditmar, 479 pag., 19,90 euro.

Help, wat doet dit land met mij ?” vraagt Marjon van Royen (47) zich onthutst af in De nacht van de schreeuw. Nochtans was ze het een en ander gewend. Tien jaar verslaggeefster vanuit Italië, vier jaar oorlogsjournaliste in de Balkan. Ze sprong een gat in de lucht toen de hoofdredactie van het NRC Handelsblad haar vroeg om correspondente in Zuid-Amerika te worden. “De mooiste kans van mijn leven. Stel je voor, een heel continent vol latino’s !”

Ze woont en werkt nu meer dan acht jaar in Zuid-Amerika. In december was ze in Nederland om haar onlangs verschenen roman De nacht van de schreeuw te promoten. Het relaas van haar jaren in Mexico en vooral van haar vriendschap met Sandra, een kleine indiaanse kokkin.

De nacht van de schreeuw is een schokkend, verhelderend en grappig boek dat je in één ruk zou uitlezen, als je het niet af en toe zou moeten wegleggen van ontzetting of verbijstering. Het leest als een trein, staat vol degelijke informatie en heerlijke dialogen. Maar het is ook triest en bitter. De armoede, de corruptie, het geweld en het racisme druipen ervan af. En toch wordt er ontzettend veel gelachen.

Marjon van Royen : Een heel jaar had ik gewerkt aan tien hoofdstukken die ik ten slotte door de papierversnipperaar haalde. Waardeloos. Oneerlijk. Ik wilde het verhaal door mijn vriendin Sandra laten vertellen, maar dat klopte niet. Ik moest ook vertellen wie ik was, wat ik dacht, hoe ik daar liep als een kip zonder kop.

Je schrijft dat je gezakt was wat inburgering betreft.

Ook met alle voordelen die ik toch heb – geld, een baan, een diploma, een laptop, een fax, een mobiele telefoon – blijft het moeilijk om iéts te begrijpen van hoe een land in elkaar zit. Hoe moet dat dan zijn voor allochtonen in België of Nederland, die geen geld hebben en niet goed zijn opgeleid ? Daarom schrijf ik zo eerlijk over de boerse idiote die ik was, toen ik pas in Mexico was. Zonder mijn vriendschap met Sandra had ik het niet overleefd.

Was het zo erg in Mexico-Stad ?

Man, ik werd er gek ! Ik was al aangesloten bij de Anonieme Neuroten, zogezegd om er een artikel over te schrijven, maar ik was echt to-táál de weg kwijt. Het ging zo slecht met me, dat het in Mexico voor het eerst een beetje leuk werd op die neurotenbijeenkomsten. Ik begreep niks van de Mexicanen. Ze zijn zo gesloten als wat, ze kijken door je heen, je weet nooit wat ze denken, ze hebben een masker op, een uitdrukkingsloos gezicht.

Mexico is inderdaad Het labyrint der eenzaamheid, zoals de titel luidt van een boek van de beroemde Mexicaan Octavio Paz. Het is ook een doolhof van smeergeld, zwijggeld en malafide ambtenaren. Maar Sandra heeft me gered. Ze leerde me die cultuur te lezen, wat er achter de codes zit, hoe je je moet gedragen.

Het is een zeer onwaarschijnlijke vriendschap : jij een vrijgevochten westerse vrouw, Sandra een semi-analfabete indiaanse.

Het lijkt inderdaad uitgesloten. Als we samen ergens naartoe gingen, was het om te beginnen een belachelijk gezicht, want ik ben ongeveer een halve meter groter dan zij. En ik werd vanzelfsprekend beschouwd als haar bazin. Ik kreeg vaak te horen dat mijn meid niet mee naar binnen mocht. Maar er ontstond tussen ons ware en oprechte vriendschap, ondanks alle verschillen werden we als familie van elkaar.

Op een bepaald moment schrijf je dat Sandra 28 jaar is en bijna grootmoeder. Dat was schrikken.

Ja, wat dacht je ? Op haar twaalfde werd ze uitgehuwelijkt, voor een krat bier asjeblieft. Op haar dertiende kreeg ze haar eerste kind. En dat kind, Gabi, kreeg een kind op haar vijftiende. Tja, dan ben je oma op een leeftijd dat veel Europese vrouwen zich te jong voelen om al moeder te worden.

Had je geen last van het leeftijdsverschil ?

Nooit. Sandra is een zeer bijzondere, wijze vrouw. Als je op je dertiende met je kind op je rug blootsvoets weggaat uit je indianendorp naar een sloppenwijk in de grootste stad ter wereld, dan ben je echt wel iémand.

Ik wou haar verhaal vertellen omdat het het verhaal is van miljoenen, miljarden vrouwen in de derde wereld. We worden al te vaak in de maling genomen door de media die alleen zielige mensen tonen. In beelden uit Bosnië bijvoorbeeld, zag je altijd huilende vrouwen met een hoofddoek. Wel, als ik in Mostar in de moslimwijk liep, moest ik de vrouwen met een hoofddoek ver gaan zoeken. Ik zag gewone vrouwen die heus niet de hele dag liepen te huilen. Ze hadden niets en kregen één keer per dag te eten van het Rode Kruis, rijst en bonen, elke dag. En ik zag die vrouwen bakstenen verpulveren tot rouge voor hun wangen, en houtskool uit het vuur nemen om hun ogen op te maken. Dát is kracht. En daar horen wij veel te weinig over. Door Sandra op te voeren, wilde ik een ode brengen aan al die anonieme vrouwen in derdewereldlanden. Aan hun humor, hun veerkracht, hun sterkte, hun wijsheid, hun waardigheid.

Om nog maar eens te benadrukken hoe rijk wij wel zijn ?

Zeer zeker. En wij zitten dan nog in een van de allerrijkste regio’s ter wereld. We mogen nooit vergeten dat twintig procent van de wereldbevolking tachtig procent van de rijkdom heeft. De resterende tachtig procent van de mensheid moet het stellen met wat overblijft. Wat een onrechtvaardigheid ! Een Europese koe vangt twee dollar subsidie per dag, gewoon door koe te zijn ! Dat is meer dan wat een Zuid-Amerikaans gezin met hard labeur bij elkaar schraapt !

Niet de armoede is het ergste, maar de onmogelijkheid om vooruit te komen. Er is geen middenklasse die sociale vooruitgang mogelijk maakt. De kloof wordt almaar groter. De rijken zijn bang voor de armen en trekken zich terug achter hoge muren. De elite kan doen wat ze wil, niets is te dol. Burgerrechten of mensenrechten bestaan niet. Je wordt beroofd door de politie, de staat melkt de armsten uit, die zelfs niet kunnen hopen dat het voor hun kinderen beter wordt. Vechten voor iets heeft geen zin, voor iets sparen evenmin.

Sandra werkt in een shampoofabriek, maar haar dochter Gabi is verpleegster geworden. Dankzij jou.

(trots) En nu studeert ze voor hoofdverpleegster. Dat had ze inderdaad nooit kunnen doen zonder mijn hulp. Ze had een kind, ze studeerde en had twee baantjes. Ze werkte dag en nacht. Vóór ze ’s ochtends naar school ging, verkocht ze elke dag nog maïspap, maar ze kwam gewoon niet rond. Vervoer, eten voor het kind en het geld was op. En de huishuur ? En kleren ? En inschrijfgeld voor de school ? Ik heb haar geholpen, ja.

Sandra en haar twee dochters trokken bij je in. En daarna nog vele anderen. Was je zo groot behuisd ?

Ik woonde in een prachtig oud huis, waar een Mexicaan niet in wil wonen. Die wil een nieuwe, moderne flat. Mijn huis werd een soort vluchthuis. Het begon met Sandra en haar dochters toen hun woonst in de sloppenwijk in de fik was gestoken omdat ze geen smeergeld wilde betalen voor ‘bescherming’. Er kwamen steeds mishandelde en verkrachte vrouwen bij. We hadden ontzettend veel plezier, ondanks alle ellende. Ik noem het : ons ‘vrolijk-bittere dameshuis’, ook al had iemand ‘hoerenhuis’ op de gevel geklad en moesten we het hoofd bieden aan corruptie, brandstichting en ontvoering.

Is er een verklaring waarom die mannen zo gewelddadig zijn ?

Volgens mij zijn het geweld en het extremisme te wijten aan het feit dat ze geen economische functie meer vervullen. De vrouwen houden de economie draaiend. Omdat ze geen kant meer op kunnen, dwingen ze hun superioriteit op de arrogantst denkbare manier af.

Tussen alle huiselijke problemen door deed je journalistiek werk. Was dat niet wat te veel voor één mens ?

Tja. Latijns-Amerika, dat zijn 32 landen, en er gebeurt altijd wel wat. Ik stuiter als een bal door dat continent, ik vlieg letterlijk constant heen en weer en dan heb ik nog te weinig tijd om alles te doen wat ik wil doen. Het overkomt me meer dan eens, dat ik wakker word en denk : waar ben ik ? Mexico-Stad ? Nee. Carácas. Of nee, toch niet, ik ben in Lima.

Een van de aangrijpendste hoofdstukken ging over je verblijf in Ciudad Juárez.

Iemand vertelde me dat ik daar naartoe moest als ik in de toekomst wou zien. Die stad ligt aan de grens met de VS, letterlijk tegen de muur die moet verhinderen dat de armen uit het Zuiden naar het rijke Noorden trekken. Elke nacht vallen daar dodelijke slachtoffers bij de mensen die het toch proberen. Ik werkte daar samen met een Nederlandse collega. Hij beschreef de toestand aan de Amerikaanse kant van de grens, ik aan de Mexicaanse.

En hij geloofde je niet. Hij trok alles in twijfel. Hij zei : “Hoe weet je nou dat die man een mensenhandelaar was ?”

Komaan zeg. Ik kon niet in de Gouden Gids onder een rubriek ‘mensenhandelaren’ zoeken. Je ontwikkelt er gaandeweg een neus voor om te vinden wat je zoekt. Ik ga wat kijken op het marktplein, praat wat her en der en kom uiteindelijk terecht in een louche bookmakerlokaal. En daar zaten ze : de mensenhandelaars. Een van hen heeft mij toen hun werkwijze uit de doeken gedaan en me de plekken laten zien waar ze werken.

Ik was overstuur toen die collega me niet geloofde. Die mensenhandelaar had me geen visitekaartje gegeven, nee. En toch wist ik dat het wáár was. Dat is het probleem : ik begon dat zelf al normaal te vinden. Weet je, ik vraag me vooral af hoe ik op een geloofwaardige manier over een land kan schrijven.

Dat kan ik me voorstellen. Neem nu dat verhaal over dat lijk dat wordt opgegraven in de tuin van de broer van de president.

Dat hou je toch niet voor mogelijk ? Ik hoor dat bericht op de radio en ik ga kijken, want waarom heeft die broer van de president een lijk in de tuin, terwijl hij toch al voor iets anders in de gevangenis zit ? De openbare aanklager zegt – nog voor er een lichaam gevonden is : “Ik weet zeker dat dit het lijk is van huppeldepup”, een vermoorde parlementariër. Hij vindt het lijk, exact op de plek die hij voorspeld had. Hij toont het lijk zelfs aan de pers. Maar wat blijkt achteraf ? Dat het lijk daar is begraven door de waarzegster van de presidentiële familie ! Die waarzegster was een beetje boos op de broer van de president, omdat die zijn minnares zo lullig had gedumpt. Om hem een loer te draaien, stopte die waarzegster haar eigen dode schoonvader in de tuin van de broer van de president. Vervolgens liet ze de openbare aanklager weten dat ze in een visioen had gezien dat de vermoorde huppeldepup daar begraven ligt. Volg je me nog ? Voor je dat soort zaken begrijpt… Hoe kun je dat nu een beetje geloofwaardig vertellen in België of in Nederland ? Het is om gek van te worden. Wie gelooft mij nog als ik dergelijke dingen vertel ?

Ben je nooit bang ? In een sloppenwijk, bijvoorbeeld ?

Welnee. Ik ga daar ook niet zomaar rondlopen, ik ben geen kamikaze. Als je dat doet, word je gegarandeerd overhoop geschoten. Ze willen geen pottenkijkers. Je mag er pas in als de drugsbaas dat goed vindt. Je zorgt eerst dat je hem kent, dat hij jou kent en dat je op een goed blaadje bij hem staat.

Ik wóón in een sloppenwijk, in een mooi huis waar geen rijke wil wonen omdat het te gevaarlijk is. Een paar weken geleden liep ik ’s nachts naar huis en hoorde voetstappen achter me. Ik draaide me om en ja hoor : een kerel met een mes. En ik zei, zonder na te denken : “God, wat goed dat ik jou tegenkom ! Ik was al een tijdje op zoek naar iemand zoals jij om er een artikel over te schrijven. Heb je even tijd voor me ?” Hij schrok toen ik hem aansprak, maar we gingen in het gras zitten en hij deed zijn verhaal. Na een halfuurtje wist ik voldoende en ik vroeg : “Hoeveel moet ik jou ?” terwijl ik al twintig real tevoorschijn had gehaald. “Niks, man”, lachte hij. Hij had me willen beroven, maar een gesprek was blijkbaar ook goed.

Nee, ik ben zelden bang. En áls ik het ben, maak ik dat ik wegkom, want dan is er echt iets mis. Aan paniek heb ik niks, maar angst is voor mij een goede raadgever.

Je woont nu in Rio de Janeiro. Je had echt wel genoeg van Mexico, lijkt me.

Twee jaar Mexico waren veel erger dan vier jaar oorlog in de Balkan. Daar was het tenminste duidelijk wie de strijdende partijen waren, wie de vijand was. In Mexico leeft iedereen op voet van oorlog met iedereen. Iedereen is de vijand. En dat is ondraaglijk. Er zijn geen autoriteiten, de politie is zo corrupt als wat, je wordt zelfs door de politie beroofd en geïntimideerd.

In Mexico word je continu belazerd en verneukt. Bijvoorbeeld die dierenarts die bij ons vrolijk-bittere dameshuis bijna dagelijks over de vloer kwam. Aardige man, nooit gedacht dat hij me iets zou flikken. Hij vertelde dat mijn zes katten kattenaids hadden en niet lang meer zouden leven. En wij, vrouwen, maar huilen. Jaren later zei een andere dierenarts dat met die katten helemaal niks was. Waarom doet iemand zoiets ? Toch maar om je verdriet te doen en je bang te maken ? In heel Mexico was er één man die ik echt vertrouwde, de man van de mensenrechtencommissie. Op het eind bleek dat die even corrupt was als de anderen en bovendien onder één hoedje speelde met de politie.

Is Brazilië dan niet corrupt ?

Tuurlijk wel, precies hetzelfde. Die elite, de armoede, geen middenklasse, de misdaad… Er is zelfs nog meer geweld dan in Mexico. In Rio komen jaarlijks 30.000 jonge mannen door geweld om het leven, meer dan in Israël en Palestina, maar je hoort er niets over.

Maar je schrijft dat het land je past ‘als een handschoen’.

Maar iéts is anders. In Mexico zeggen de mensen niks tegen elkaar. Brazilië is vrolijk en levenslustig. Ik woon er in een sloppenwijk, word uitgenodigd op feesten, iedereen praat met elkaar, de dag erna schieten ze elkaar dood, en toch voel ik me daar gelukkig.

Ik wou al naar Rio toen ik nog in Italië zat. Ik hou erg van Napels, en daar zei men : “Wij zijn het Rio de Janeiro van Europa.” Nou, daar wou ik zeker heen. Als Napels al zo mooi is, wat moet Rio dan niet zijn ? Eigenlijk was ik er ook een beetje bang voor, want dat kan lelijk tegenvallen. Maar nee hoor, ik woon er in het paradijs. Echt waar. Toen de Portugezen er aankwamen, schreven ze een brief naar de toenmalige paus. “Weet u echt zeker dat het paradijs op aarde niet bestaat ? Want zij hadden het gevonden.” De paus schreef terug dat dat onmogelijk was. Ik vind dat hij ongelijk had.

Tekst Griet Schrauwen l Foto Michel Vaerewijck

“Ik begreep niks van de Mexicanen. Ze zijn zo gesloten als wat, ze kijken door je heen, je weet nooit wat ze denken, ze hebben een masker op, een uitdrukkingsloos gezicht.””Als je op je dertiende met je kind op je rug blootsvoets weggaat uit je indianendorp naar een sloppenwijk in de grootste stad ter wereld, dan ben je echt wel iémand.””De elite kan doen wat ze wil, niets is te dol. Burgerrechten of mensenrechten bestaan niet. De staat melkt de armsten uit. Vechten voor iets heeft geen zin, voor iets sparen evenmin.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content