Modeontwerpster (45)

Ik denk dat mijn moeder veel te maken heeft met mijn diepgewortelde fascinatie voor mode. Ze liep bijvoorbeeld al in mini lang vóór de anderen. Ik begon het te merken rond mijn achtste : mijn mama is bijzonder, anders. Ik heb een warm gevoel bij mijn ouders. Geen steen hebben ze me in de weg gelegd. Toen ik gekke outfits en make-up begon te dragen, zei mijn vader : “Laat ze maar doen. ’t Is nu eenmaal een speciale, ons Marina.”

Mens, wat waren we opgewonden toen we wisten wat we wilden. Ik was zestien en zat samen met Martin Margiela in Sint-Lucas in Hasselt. Op een dag toonde hij me een interview in Avenue met de Antwerpse modeacademie en we begrepen elkaar zonder woorden : dát was het.

Ik heb een dubbel gevoel bij de periode van de Antwerpse Zes. Uiteraard was het een fantastische tijd. We waren ambitieus, en brutaal. Zeker na die beruchte presentatie in Londen. Plots stonden we daar : zes bitterjonge betweters met de wereld aan onze voeten. De energie die we hadden en uitstraalden was immens. Te immens : ik panikeerde, zou het niet kunnen waarmaken. Ik was nog een veel te jong kieken.

Spijt ? Absoluut niet. Ik ben blij dat ik op een bepaald moment bewust uit die modespiraal ben geklauterd. Het was hoog tijd. Anders was ik psychologisch op mijn bek gegaan. Mensen hadden het voortdurend over mijn talent. Maar ik was onzeker en wou alles alleen doen. En eerlijk blijven met mezelf. Het afscheid deed wel pijn. Ik zat met een snijdend gevoel van ‘de anderen kunnen het, ik niet’.

Heel vreemd om plots in een leven zonder mode terecht te komen. Ik had iets van : “Wow, hier staan bomen. En kijk daar : de lucht.” En toen begon ik mijn eethuisje annex workshop Indigo op het Brusselse Vossenplein. Ik verkocht er aanvankelijk oude en zelfbeschilderde meubels. Op een dag zette ik er een taart en wat koffie. En op de duur kwamen mensen ook louter daarvoor. Het waren leuke jaren. In alle rust en op mijn tempo kreeg ik daarna weer zin in mode : ik verkocht Indigo en begon er weer aan.

Ik was 35 toen ik mijn zoon Tzara kreeg. Een scharniermoment. Plots gaat al je aandacht en energie naar dat kleine wezentje. Geen zorgen meer over pietluttigheden of over je eigenste zelf. Ik heb hem genoemd naar de dadaïstische schrijver Tristan Tzara. Een mooi uitgangspunt, dat dadaïstische. Kan niet misgaan.

Anderen kennen een anarchistische fase in hun puberjaren. Bij mij is die rusteloosheid nooit weggegaan. Per se anders willen doen, mijn eigen weg gaan wars van alle conventies, heeft ergens ook wel iets verwaands. En je moet culot hebben als rebel. Want de scheidingslijn tussen bewondering en afgunst is angstaanjagend dun. Heb ik al vaak ondervonden.

Ik heb een beschermengel. Al te vaak gebeuren er wonderlijke kleine dingen waardoor ik dat zeker weet. Ik geloof wel in een transcendente kracht. Als creatieve mens moet dat ook. Bullshit volgens velen. Kan me niet schelen. Zo voel ik het.

Twee dagen in de week is mijn werkruimte open als winkel. Op andere dagen ontwerp ik in opdracht. Voor het geld. Daardoor hoef ik geen commerciële toegevingen te doen bij mijn eigen ontwerpen. Het zijn twee creatieve levens die ik strikt gescheiden houd.

Weg met zwart. Ik wil kleur. Zwart is het uniform geworden van fashion victims. De code die er oorspronkelijk achter zat, klopt niet meer.

Onverschilligheid kan me kwaad maken, mensen die schaapachtig de kudde volgen. Kijk op straat : mensen hebben zo’n lamme uitdrukking op hun gezicht. Ze stralen niet. Leven niet. Lachen niet. En als er toch iemand uitspringt, is die bijna zeker verliefd, of net moeder geworden.

:: M.Y. Workshop, Varkensmarkt 3, 1000 Brussel.

Tekst Guinevere Claeys I Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content