Marguerite ‘Maggy’ Barankitse (49) is oprichtster van de Burundese hulporganisatie voor weeskinderen Maison Shalom. www.maison-des-anges.org

Op 24 november : debat met Maggy Barankitse (16 u., Plateaustraat 22, Gent) en benefietconcert (20 u., Sint-Michielskerk, Gent, tickets 09 264 30 35). Over Maggy en haar werk verscheen ‘La Haine n’aura pas le dernier mot’ van Christel Martin, uitgegeven bij Albin Michel, 217 blz.

Ik ben Tutsi. Maar ik wist wel al vroeg dat ik niet wou en kon meedoen aan dat absurde etnische onderscheid en die haat. Al vóór de burgeroorlog had ik zeven kinderen geadopteerd : drie Tutsi’s, vier Hutu’s. Geen grotere liefde dan tussen ons achten.

Hoe denk jij die Hutu-kinderen te redden uit de handen van de Tutsi-rebellen ? vroeg iedereen me, toen op 21 oktober 1993 de eerste democratisch verkozen Hutu-president vermoord werd en de burgeroorlog losbarstte. Ik was bang, zeker, maar nog meer vastberaden.

Drie dagen later, het was een zondag, zag ik ze van ver naderen : een opgeruide menigte Tutsi’s. Die voormiddag werden voor mijn ogen 72 mensen vermoord. Onder wie een hartsvriendin die me nog vlug, smekend, haar twee dochtertjes toevertrouwde.

Te midden van die dierlijke chaos heb ik zoveel mogelijk kinderen proberen te verstoppen voor de gruwel. 25 heb ik er zo gered, máár 25. Mijn eigen zeven kinderen hadden zich verstopt in de sacristie van de kapel : een heus mirakel dat ze niet ontdekt werden. Het was toen, na die zwartste uren uit mijn leven, dat ik besliste om te vechten voor de toekomst van Burundi.

Zeven maanden leefde ik met 32 kinderen in het verlaten huis van een Duitse ambtenaar. Het is me nog een raadsel hoe ik toen al die monden gevoed heb. Ja, ik heb gestolen. En vaak gelogen. Uit liefde. Liefde is bijzonder vindingrijk.

Zo is de ngo Maison Shalom geboren. Waren het er eerst 25, vandaag zorgen we voor 10.000 kinderen. Wezen van wie we familieleden proberen op te sporen, voor wie we een onderkomen zoeken, huizen bouwen en vooral onderwijs verzekeren. We hebben bewust geen eigen scholen, ik wil geen getto creëren.

Ik word eigenlijk niet graag als oprichtster omschreven. Noem mij liever maman. Dat is wat ik ben en doe.

Aids is zonder twijfel Afrika’s grootste vijand. Over oorlog kun je met je tegenstanders onderhandelen, met aids kun je dat niet. En eigenlijk wortelt de ziekte in een veel fundamenteler probleem : armoede. Wie niets te verliezen heeft, ligt niet wakker van een ziekte meer of minder. Vrouwen die zich moeten prostitueren om hun kinderen eten te geven dus ook niet.

De strijd tegen aids, ik zie het in forse letters staan op lijvige dossiers die chique heren onder de arm dragen, in de luchthaven of op congressen. Waarom heb ik zo iemand nog nooit bij ons gezien, om eens het leven van een zieke te delen, met hem te praten ?

Prijzen en eretitels zijn natuurlijk een aanmoediging. En ze verzekeren steun en middelen. Maar soms heb ik twijfels. Regeringen die mijn werk belonen, maar intussen wel de wapens verdelen, is dat niet wat hypocriet ?

Jammer dat jullie van Afrika vooral de ellende zien. Westerlingen hebben nochtans veel te leren van onze levensvreugde. En ook bij jullie is er toch veel miserie ? Die talloze depressies ? Alsof jullie hoge levensstandaard alleen maar een afkeer voor dat leven heeft opgewekt. Dat de ene mens sterft omdat hij te weinig eet en de andere omdat hij te veel eet, daarvoor zou de mensheid zich trouwens moeten schamen.

La rage de vie, de verbetenheid om te leven, dat heb ik heel sterk. Het leven vind ik nog altijd een wonder. Ondanks alles. Dat vergeten jullie vaak, denk ik. Ik schrik er altijd van hoe westerlingen non-stop in de toekomst leven : “Straks, vanavond, volgende week, over twee jaar.” Stop ! Denk eens aan hier en nu. En hoe fantastisch dat is.

Guinevere Claeys / Foto Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content