Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Tien jaar Martin Margiela, zijn eerste collectie voor Hermès. De internationale pers bejubelt hem als de grote vernieuwer, de filosoof van de mode, de koning van het deconstructivisme. Het traditionele Parijse huis en de onzichtbare ontwerper met het witte etiket. Een ontmoeting, twee faxen.

Het is maar omdat we hem ooit gezien hebben dat we zeker weten dat hij bestaat. Men zou kunnen denken dat Martin Margiela een verzinsel is. Een hersenspinsel van een team modemakers, artiesten en filosofen. Margiela heeft zich altijd in stilte gehuld. No interviews, zero ego-vertoon. Hij laat niet toe dat zijn persoonlijkheid, of op onze visie erop, zijn kleding zou verkleuren. Hij verschuilt zich achter zijn werk en spreekt resoluut over het huis Margiela. Hij weigert om te poseren voor foto’s, wat door sommigen als pretentieus wordt beschouwd, en door anderen als net erg bescheiden. Hij ziet zijn collecties als het resultaat van teamwerk en vragen worden per fax en in de wij-vorm beantwoord. Het leest erg koninklijk, die pluralis majestatis – “Bent u tevreden over de collectie voor Hermès? Wij zijn tevreden”.

Een gigantische manipulatie? Een poging zichzelf op te bouwen tot larger than life-proporties? De integriteit en het consequente gedrag van het huis Margiela spreekt dat tegen. Kunstjournaliste Sidney Picasso, die in ’96 het laatste interview van hem afnam, vergelijkt Margiela met een boeddhistische monnik die tracht positieve gevoelens en sereniteit rond hem te verspreiden. “Hij zegt nooit iets negatiefs over iemand, wat erg zeldzaam is. Mensen denken aan hem als aan een enfant terrible, maar dat is hij niet, helemaal niet.”

Bij zijn eerste defilé kwamen de modellen tijdens de finale naar buiten in een tablier d’essayage, de witte schort die men aantrekt tijdens de pasbeurten bij de haute couture. Zijn medewerkers dragen witte stofjassen. Een ode aan de ambachtelijke ateliers van weleer en tegelijkertijd een verwijzing naar de moderne laboratoria.

Zijn etiket blijft wit, naamloos. Een duidelijke afwijzing van de designercultuur die zich fixeert op de naam van de ontwerper; met een blank etiket haalt het kledingstuk de aandacht naar zich toe. Langs de andere kant is die zelfopgelegde anonimiteit een herkenbaar signatuur, misschien zelfs sterker en mythischer dan een merknaam.

Elke Margiela-collectie duwt de grenzen van wat mode is een stukje verder. We stellen ons telkens nieuwe vragen. Elk seizoen lijkt hij vernieuwender en toch verwijst hij duidelijk naar het verleden, naar de kleermaker, naar de modegeschiedenis. Margiela weeft een web tussen nu en vroeger. Het verleden is altijd aanwezig. Hij is ongetwijfeld een van de meest moderne en avant-gardemodemakers, en tegelijkertijd een van de meest traditionele. Misschien is hij wel de Shakespeare van de mode, degene die blijft fascineren en van wie men zich eeuwen later afvraagt of één enkel persoon wel ooit zo’n complex oeuvre bij elkaar kon schrijven.

Bewondering, ontroering, respect, irritatie, woede. Het werk van Margiela maakt uiteenlopende gevoelens los. Net omdat hij ons dwingt om enkel en alleen naar de kleding te kijken, raakt ze ons zo erg. Hij gunt ons geen uitgebreid persdossier, geen makkelijk verteerbaar achtergrondverhaal, geen vaste referentiepunten. Wat moet je van Japanse Tabi-boots of bokkenpotenschoenen vinden? Van bruine Scotch-tape in de taille, gebruikt als riem? Of van de jurken gemaakt van voeringstof? Begrippen als elegantie en vrouwelijkheid lijken ontoereikend. Zelfs relatief simpele termen als oud en nieuw zijn niet van toepassing. De trui samengesteld uit oude sokken. De jeansbroeken die een rok worden. De twee jaren ’50-jurken die samen een nieuw exemplaar vormen. De 5,2 maal uitvergrote poppenkleertjes, met reuzegrote drukknopen. De Stockman kleermakersbuste tot een T-shirt gepromoveerd, met een halve drapage erop gespeld. De jurken met fotoprint. De plastic draagtas van het grootwarenhuis als basis voor een top. Een vest van stukjes gebroken potscherven.

Margiela draait de regels om. Oud en tweedehands worden nieuw en chic. Waardeloze objecten als keramiekscherven of een plastic draagtas krijgen een ander leven. In zijn tentoonstelling in het Rotterdamse museum Boijmans Van Beuningen demonstreerde hij ook het tegengestelde. In samenwerking met een microbioloog liet hij bacteriën los op nieuwe kledingstukken, zodat ze vóór hun tijd verjaarden. Alsof ze beduimeld en beschimmeld uit een grote hutkoffer kwamen, net gevonden op zolder. Tijd is altijd voelbaar in zijn kleding. Er zijn altijd sporen. Het is een werk in wording, onaf, nooit af misschien. Verval en vergane glorie staan naast nieuw en modern.

Zijn defilés versterken die visie. Het zijn nooit conventionele catwalkshows met glitter en topmodellen, maar confrontaties. De meisjes wandelen op een braakliggend terrein of door het Leger des Heils. In een verlaten warenhuis, leegstaand ziekenhuis of gesloten metrostation. In een circustent of parkeergarage. Ze wandelen door het publiek. Op een tafel. Of staan in een zoeklicht tegen een muur.

Het geeft zijn defilés de allure van een performance en toch heeft Margiela er altijd op gelet dat zijn kleding niet het statuut van kunstwerk krijgt, maar dicht bij de drager blijft. Foto’s en videofilms tonen “gewone” vrouwen in zijn kleding, wandelend op straat, in hun eigen huis. In winter ’94-95 lanceerde hij een project waarbij hij zijn collectie toonde aan de klanten op het moment dat ze in de winkel kwam, en niet zoals gewoonlijk, een half jaar vroeger uitsluitend aan persmensen en inkopers. Hij nodigde ook enkele Weekend Knack-lezeressen uit om bij hem in de Parijse showroom kleren te passen en hield zich een dag met hen bezig. Ze gingen als overtuigde fans weg.

Men heeft zijn werk vaak ingeschakeld in de Italiaanse arte povera-traditie, de modeversie van l’objet trouvé. Als een kunstenaar een fietswiel in een museum mag hangen, dan mag een ontwerper een trui maken van een stapel oude sokken. Het herbruiken van oude kledingstukken is een rode draad in Margiela’s werk. Niet dat de recyclage per definitie ecologisch van inslag is. Het is veeleer een vorm van romantisch respect voor een oud kledingstuk, een verlangen naar kleding met een ziel en een verhaal, een respect voor het patina van de tijd. Op dezelfde manier heeft Margiela een voorkeur voor werkkleding en uniformen: voor schorten, overalls, matrozentruien en cabans.

Zijn zeldzame persmededelingen of de mooie catalogus die hij maakte voor Boijmans Van Beuningen hebben een lettertype dat recht van een oude typemachine komt en vervolgens honderd keer werd gefotokopieerd. Het is verweerd, grijs en onstabiel, maar draagt in zich de charme van een gevonden bericht. Je leest het, hoewel het eigenlijk niet voor jou bestemd is.

De term die het vaakst wordt gebruikt om Margiela’s werk te beschrijven, is deconstructie, naar de methode voor literaire analyse van Jacques Derrida die weigerde te aanvaarden dat een tekst slechts één enkele vaststaande betekenis heeft. Er is veel discussie of het gebruik van deze filosofische term in de mode wel gerechtvaardigd is, maar hij heeft ondertussen een duidelijk herkenbare inhoud gekregen. Deconstructie staat voor alles wat niet af is. Het legt letterlijk de structuur van het kledingstuk bloot. “Margiela is een meesterlijk kleermaker”, schrijft Sydney Picasso. “Hij kent zijn vak. Hij is niet bezig met schijn of doen alsof. Hij maakt het onzichtbare – naden, stiksels, het naaiproces – zichtbaar.” De naden worden geaccentueerd, de zomen zijn niet afgewerkt, de voering wordt buitenkant, de mouwen worden weggescheurd. Destroy noemt men het ook, al roept dat woord niet de poëzie van Margiela’s kleding op, noch het respect dat hij voor het kledingstuk heeft. De deconstructie breekt niets af, maar legt ziel en essentie van het kledingstuk bloot.

Ondanks zijn eigenzinnigheid en zijn weigering om zich in het modesysteem in te schakelen, zijn de kleren van Margiela toonaangevend en verrassend modieus gebleken. De befaamde hoge en krappe cigaretteshoulders die hij al bij de eerste collectie in zomer ’89 introduceerde, blijken een voorloper van het enge zeventig-silhouet waarmee nog steeds wordt geëxperimenteerd. Zijn voorliefde voor tweedehands kleding is alomtegenwoordig, nu zelfs het grootste commerciële merk wil dat de kleren er afgeleefd uitzien. Zijn mengeling van oud en nieuw heeft de straat en zelfs de ketens veroverd waar de combinatie van een licht, oud uitziend jurkje met een nieuwe mantel bon ton is. Zijn mix van formele en niet-formele elementen – een fifties cocktailjurk over een jeans – is plots erg actueel.

Van ’88 tot ’98. Het waren tien erg gevaarlijke jaren voor de mode. Er werd getwijfeld, in vraag gesteld en gerebelleerd. Martin Margiela heeft al die nuances weten te vatten zonder zijn eigenheid te verliezen. Het lijkt zelfs of hij een antwoord heeft geformuleerd. Maar geen afdoend antwoord. Er blijft altijd openheid. Je vraagt altijd naar meer.

Lene Kemps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content