The evil eye. Altijd al zijn de Maltezen er bang van geweest. Niet zonder reden: geen volk is zo vaak en zo lang door vreemden overheerst. Het eiland is dan ook doordrenkt van historie. Strand is er nauwelijks, cultuur des te meer. En zon. En zee.

Ga altijd van tafel met ‘goesting naar nog’. Dat leerde mijn grootmoeder mij en zij was een wijze vrouw. Precies dat gevoel – ’t was lekker, maar ik heb zin in meer – had ik toen ik na vier dagen Malta op het vliegtuig stapte richting Brussel. Overrompeld: danig veel impressies opgedaan en nog zoveel niet gezien.

Van Malta moet je houden. Want het cliché klopt: de mini-archipel in het midden van de Middellandse Zee – bestaande uit Malta, Gozo en het onbewoonde Comino tussenin – blijkt één groot historisch openluchtmuseum. Te beginnen met de hoofdstad Valletta, die in 1565 werd gebouwd door de ridderorde van Sint-Jan en in zijn geheel is beschermd als Werelderfgoed. Dat geldt ook voor het indrukwekkende Hypogeum: een prehistorisch labyrint dat met stenen instrumenten werd uitgegraven, drie verdiepingen onder de grond. Het complex diende vermoedelijk voor begrafenissen en rituelen. Het is recentelijk weer opengesteld voor het publiek dat slechts mondjesmaat wordt toegelaten (kaartjes het best ruim op voorhand bestellen). Er zijn de mysterieuze karrensporen uit de voorhistorie, de Blue Grotto en de Azure Window, uitgevreten door de zee, de megalitische tempels van Hagar Qim en Tarxien, de kerk van Mosta met de enorme koepel… En er is meer. Veel meer.

Het leuke aan Malta is dat alles dichtbij is: cultuur, winkels, restaurants, terrasjes, mediterrane landschappen, haventjes en de zee zijn nooit ver weg. Vaak kun je er ook logeren in historische gebouwen die zijn ingericht als hotel.

De eilandjes zijn piepklein: het dichtbevolkte Malta is op zijn ruimst 36 km lang en 13 km breed, Gozo is viermaal kleiner en Comino niet meer dan een grote rots. Hoe klein ze ook zijn, ze zijn letterlijk bezaaid met prehistorische sites, Fenicische, Carthaagse en Romeinse resten, Arabische dorpen, prachtige bouwsels van de ridderorde van Sint-Jan, maar ook sporen van de Noormannen, Fransen en uiteraard de Britten, die als laatsten, nauwelijks dertig jaar geleden, Malta verlieten.

We beginnen onze trip met een avondbezoek aan het hart van Malta, de oude hoofdstad Mdina, bijgenaamd de Silent City of, nog toepasselijker, de Citta Notabile omdat er tot op vandaag bijna alleen notabelen wonen. Het autovrije, middeleeuwse stadje, vol palazzo’s, stokoude huizen en kerken, is heel strategisch gelegen op een plateau dat uitkijkt over het hele eiland. In de nauwe, schaars verlichte straatjes, soms maar een armlengte breed, hangt een bijna onwezenlijke stilte. Je ziet, behalve wat katten, nauwelijks een levend wezen op straat. De huizen zijn verlicht, maar de luiken nog niet overal gesloten, zodat je kunt binnengluren. Zo zien we de klokkenmaker Joe Farrugia bezig aan een typisch Maltese, vergulde klok, een precisiewerkje dat zijn voorvaderen op exact dezelfde wijze uitvoerden. Voor een bezoek aan het 15de-eeuwse Norman House of aan de Cathedral en het bijbehorend museum is het te laat. Jammer, want er zijn tal van schatten te bewonderen, waaronder een collectie etsen van Albrecht Dürer en de oorspronkelijke, bijna 1000 jaar oude kerkpoort uit de tijd van de Noormannen.

Mdina is ook bekend voor zijn betere restaurants, ondergebracht in historische gebouwen zoals de Palazzo Notabile of het romantische Bacchus, gebouwd ín de vestingmuren. Op alle menukaarten staat konijn: hét nationale gerecht op Malta en meestal bereid in een sterke rodewijnsaus. Uiteraard komen in de eilandkeuken ook vis en zeevruchten op het bord. Die keuken is even veelzijdig als het eiland zelf: je herkent er zowel Italiaanse (pasta, tomaten en verse kruiden) als Arabische invloeden (amandel- en honinggebak) in, terwijl de vele tearooms oer-Engelse cake serveren. In Mdina zijn er twee theehuizen, vlak bij elkaar en gelegen bovenop de stadswallen, zodat je er een schitterend panoramisch uitzicht hebt. Ze zijn bij Maltezen een geliefde zondagsuitstap.

Verder telt Mdina slechts één hotel, maar dat mag er wezen: The Xara Palace (5 sterren) werd eind 17de eeuw opgetrokken als woning voor een nobele familie en de muren zijn onderdeel van de wallen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het een Brits hoofdkwartier. Pas onlangs werd het in zijn vroegere glorie hersteld en in 1999 als luxehotel geopend. Met 17 exclusieve suites, aangekleed met antiek en wandtapijten, en een jacuzzi op het balkon. Op het terras van het dakrestaurant kun je met wat geluk zelfs putje winter buiten eten. Want in december haalt Malta vaak 20 graden.

Hoewel Mdina al in de Arabische tijd een bloeiend centrum was, waren het de ridders die op Malta het diepst hun stempel drukten. Ze belandden er in 1530 en zouden er blijven tot de komst van Napoleon in 1798. De orde was gesticht in Jeruzalem in 1113 met als doel zieke kruisvaarders en pelgrims te verzorgen. Nadat ze uit het Heilige Land en later uit Rhodos waren verdreven, kregen de ridders van keizer Karel het verarmde Malta als thuisbasis. “In ruil voor de jaarlijkse belasting van één Maltese valk. De nu uitgestorven vogel was toen al een felbegeerde zeldzaamheid”, vertelt onze gids Doreen Sammut, die ons de volgende dagen in turbotempo probeert in te wijden in het cultuurpatrimonium.

“Na hun overwinning op de Turken in 1565 liet de grootmeester van de orde, Jean de la Vallette, een nieuwe versterkte stad bouwen, volgens de principes van de Renaissance. Als een schaakbord, met rechte straten die de frisse zeebries zijn verkoelende werk lieten doen – airconditioning avant la lettre. Want ’s zomers is het heet in Malta, zeer heet, de temperatuur kan tot 40° C oplopen. Dan zijn we blij als de mistral waait en geen hete lucht uit Afrika”, zegt Doreen. De stad had ook een voor die tijd uniek rioleringssysteem en vuilophaaldienst, en was helemaal ondertunneld, zodat de ridders ondergronds tot in de haven konden. “En”, voegt Doreen eraan toe, “kwatongen beweren dat menig ridder via deze weg ook oorden van plezier opzocht.”

De ridders, afkomstig uit de meest vooraanstaande adellijke families van katholiek Europa, mochten dan al tot een religieuze orde behoren, ze waren gesteld op schoonheid en luxe. Ze lieten vermaarde architecten, kunstenaars en ambachtslui overkomen om hun huizen en kerken te bouwen en te decoreren. De beroemdste onder hen was ongetwijfeld Caravaggio. In de barokke Saint John’s Co-Cathedral, met zijn 400 met marmer ingelegde grafstenen, zijn nog twee werken van hem te bewonderen, naast onder meer 28 Vlaamse wandtapijten en tal van andere kunstwerken.

De orde was onderverdeeld in acht langues, volgens de herkomst van de leden (Frankrijk, Auvergne, Provence, Italië, Duitsland, Engeland, Aragon en Castilië). Elke ’taal’ had zijn eigen hoofdkwartier, of auberge, en een specifieke taak. Vijf van die schitterende huizen zijn bewaard en huisvesten musea of overheidsdiensten. Het paleis van de grootmeester van de orde is nu de residentie van de president en zetel van het parlement.

Een van de boeiendste relieken is ongetwijfeld de Sacra Infermeria uit 1574, waar nu het Mediterrean Conference Center gevestigd is. Het ziekenhuis van de orde was hypermodern en democratisch voor zijn tijd: elke zieke, rijk of arm, had een eigen bed – hoogst uitzonderlijk toen -, werd aangesproken met meneer of mevrouw en bediend in zilveren en gouden tafelgerei.

Maar Valletta is zo rijk aan paleizen, burchten, prachtige gevels met de typische houten balkons, uitkijktorens, kerken… dat het zalig is om er gewoon rond te wandelen. Of op een terrasje de entourage te bewonderen, genietend van een lokaal wijntje of een Kinnie, de nationale bitterzoete frisdrank, gemaakt van sinaasappel en Maltese kruiden.

Want waar boeken en gidsen niet over kunnen vertellen, is het wonderlijke teletijdeffect dat je op deze eilanden geregeld overvalt. Bijvoorbeeld als je vanaf de Upper Barracca Gardens – vroeger de privé-tuinen van de Italiaanse ridders – over de Grand Harbour uitkijkt. Dan zie je aan de overkant van de mooie baai de Cottonera liggen. Het zijn drie ineengestrengelde stadjes (Vittoriosa, Senglea en Cospicua) met burchten, wallen, kerken en witgele kalkstenen gebouwen die zich koesteren in de middagzon. Elk van de stadjes is gelegen op een uitstulping in de haven. Dit gebied, waar de Feniciërs als eersten een vesting bouwden, wordt wel eens de wieg van Malta genoemd en zou zijn naam (van Malet of veilige plaats) aan het eiland hebben gegeven.

Een volgende etappe op onze korte trip is Gozo, het kleine broertje: heuvelend, groen en bloedmooi onder de warme decemberzon. Hoewel binnen gezichtsafstand van Malta (nauwelijks een halfuurtje met de overzetboot) is Gozo heel anders: minder bebouwd, minder dor en lieflijker, vooral in het voorjaar als de amandelstruiken en sinaasappelbloesems geuren. ’s Winters is het eiland bedekt met een kleine goudgele bloem, de Afrikaanse oxalis, hier English plant genoemd omdat een Engelse lady ze begin 19de eeuw invoerde uit Zuid-Afrika.

In welke richting je ook kijkt, op elke heuveltop zie je de contouren van een kerk en een dorp eromheen genesteld. Als slapende, honingkleurige zandkastelen tekenen ze zich af tegen het azuur van de lucht. “Malta en Gozo samen tellen wel 360 kerken”, lacht Doreen. “Bijna één voor elke dag van het jaar. Malta is zeer katholiek, meer dan 65 procent van de bevolking gaat naar de kerk. Kinderen blijven tot aan hun huwelijk bij hun ouders wonen. Daar komt heel weinig verandering is. Tradities leven op de eilanden nog sterk. Feesten zijn er bijna het jaar rond, elk weekend is er wel een heilige te vieren. Een bijzonder neveneffect van onze manier van leven is dat het hier veilig is. Op Gozo laten de mensen de sleutel op de deur, om duidelijk te maken dat er geen dieven rondlopen.”

Gozo wordt niet voor niets het eiland van Calypso genoemd, naar de nimf die in haar (te bezichtigen) grot de antieke reisheld Odysseus als ‘gevangene van de liefde’ zou vastgehouden hebben. Vanuit de grot heb je uitkijk op Rambla Bay, een van de mooiste stranden van Gozo. Het zand is er roodgekleurd.

Het is begin december als wij het eiland bezoeken en de gevel van hotel Cornucopia, waar we koffiestop houden, is overladen met welig bloeiende bougainvillea’s in allerlei tinten van paars. De oude tot hotel verbouwde hoeve ligt op een hoogte en biedt een schitterend uitzicht op de vallei met sinaasappelbomen en in de verte de baai van Marsalforn, een van de leukste haventjes van Gozo. Vanaf het hotel loopt er tussen de velden een wandelpad tot aan de kust. De smalle wegen die naar de dorpen slingeren en als een taartrooster de uithoeken van het kleine eiland verbinden, lijken aardig uitnodigend om per fiets op verkenning te gaan. Alleen wat al te heuvelig misschien voor wie niet echt geoefend is. Het hotel is rustiek ingericht en rond het zwembad heerst een weldadige stilte.

Diezelfde diepe, tijdloze stilte valt ook op als we in de late namiddag de prehistorische site van Ggantija bij het dorpje Xaghra bereiken. De megalitische tempels werden opgericht rond 3600 voor Christus (ouder dan de piramiden in Egypte en Stonehenge in Engeland) en zouden de oudste losstaande structuren ter wereld zijn. De legende schrijft ze toe aan een mythisch ras van reuzen, de oorspronkelijke eilanders. Tussen en rond de stenen bloeien hibiscus en wilde kapperstruiken, naast rozemarijn, de alomtegenwoordigde johannesbroodboom en wat de Maltezers de ear of the sea ( Centaurea Spatulata) noemen, omdat het laagbloeiende plantje er overal op de klippen groeit.

Wil je het hele eiland aan je voeten, dan moet je naar de citadel van de hoofstad Victoria. Je kunt er bijna helemaal rondwandelen op de muren vanwaar je rondom het eiland ziet. Niet te missen is een stop bij Ricardo, in het steegje net naast de kathedraal. De man restaureerde eigenhandig een van de weinige gebouwen die na de grote aardbeving eind 17de eeuw overeind bleven en serveert er dagverse geitenkaas, zelfgekweekte tomaten en zijn eigen wijn. Gewoon heerlijk.

Over Comino, het piepkleine eilandje valt weinig te vertellen. Het is onbewoond en er staat maar één hotel dat alleen in de zomermaanden open is voor duikers. Schatten zijn er hier op Malta immers niet alleen bovengronds. Volgens kenners zijn de eilanden een duikersparadijs met adembenemend mooie onderzeese grotten en een bodem bezaaid met scheepswrakken, zodat menig duiker met een vondst terug naar huis kan.

praktisch

Reis: Air Malta vliegt 6 keer per week van Brussel op Malta. De vlucht duurt ± 2,5 uur. Belgen hebben geen visum nodig. Er is een prima net van openbaar vervoer dat verzorgd wordt door oldtimer-bussen. Wilt u een auto huren, hou er dan rekening mee dat men op Malta links rijdt. Er zijn regelmatige veerdiensten naar Gozo (in het hoogseizoen elk uur).

Taal: de officiële talen zijn Maltees (een mix van Semitische, Romaans-Siciliaanse en Arabische elementen) en Engels, maar ook het Italiaans is goed ingeburgerd.

Verblijf: de eilanden bieden een keur van uitstekende hotels in alle prijsklassen. Toppers zijn het 17de-eeuws Xara Hotel in Mdina (vanaf 100.00 Maltese lire of 10.000 fr. voor een suite, Tel. +356-45 05 60), het oude Selmun Castle (niet ver van St. Pauls Bay) verbonden met het Grand Hotel Mercure (vanaf 2700 fr./persoon, Tel. 365-52 10 40) en de 18de-eeuwse Capua Palace (vanaf 7500 fr., Tel. +356-33 47 11) dat hoort bij het Victoriahotel (met zwembad op het dak, vanaf 6000 fr. voor een double) in Sliema. Sinds kort zijn er ook enkele luxehotels met uitstekend thalassocenter, waaronder het luxueuze San Lawrenz in het hart van Gozo (te boeken in België, via Tel. 089-41 61 55) en het Corinthia Palace Hotel met Athenaeum Health Spa in San Anton, nabij Valletta (vanaf 6100 fr. voor een double, Tel. +365-44 03 01).

Info: een aanrader voor elke nieuwkomer op Malta is de The Malta Experience, een audiovisueel spektakel dat de leek in drie kwartier wegwijs maakt in de 7000 jaar turbulente geschiedenis van de eilanden (te zien in Fort St. Elmo in Valletta, tegenover het hospitaal van de ridders).

Voor alle info kunt u terecht bij Malta Tourist Office, Belliardstraat 65, 1040 Brussel. Tel. 02-280 06 04, fax 02-280 07 12, www.malta.be, e-mail: info@malta.be

Sabine Lamiroy / Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content