?Heeft u al een klantenkaart, mijnheer ?”

?…”

?En wenst u er eentje ?”

Er was een tijd dat ik daar argeloos ‘ja’ op antwoordde, maar ik begin daarvan terug te keren. Overal krijg je zo’n klantenkaart opgesolferd, tot je in de auto het gevoel krijgt op een kasseisteen te zitten als je, zoals ik, de puberale gewoonte hebt je portefeuille in je achterzak te stoppen. Ik bezit klantenkaarten van koffie- en theehuizen, van stripspeciaalzaken, garenwinkels, ijzerhandels, doe-het-zelffilialen, broderieën, wasstraten, slijterijen, orchideeënkwekerijen, meeneemchinezen, bio-veggie-resto’s en bordelen. Ze vergezellen mij door berg en dal, te kleinmenselijk als ik ben om ze weg te gooien. Ik mocht al eens de gunst mislopen van een gratis vijg of tien procent korting op mijn twintigste aankoop. Zeldzaam zijn degenen onder ons die in staat zijn vrijwillig afstand te doen van zelfs maar het geringste voordeel – en hoe rijker we zijn, hoe moeilijker we het daar doorgaans mee hebben.

Bij de koffiezaak in het station, die wereldwijd in duizenden filialen gekloond is, heet mijn klantenkaart MyStarbucks. Ze doen daar hun uiterste best je iets wat lijkt op een persoonlijke band aan te smeren. Bij elke bestelling vragen ze je naam, om die dan op je mok te schrijven, zodat ik mijn Freshly Brewed Coffee al heb genuttigd onder aliassen als Joe, Jock, Freddy, Raoul en Léopold. Marnix vind ik ook tof om te gebruiken, en dan met name de sisklank waarop die naam eindigt, zodat hij iets heeft van ksss, fuck off ! Men moet niet te vriendelijk door het leven willen stappen.

Een kameraad van mij liet zich, toen Starbucks nog nieuw en opwindend was, door die gepersonaliseerde aanpak vangen. ?Ik denk dat ik touche heb”, fluisterde hij opgewonden. ?Dat leuke mulatje achter de toog wou weten hoe ik heet.” Tikje gênant hem duidelijk te maken dat het vragen van de namen van klanten er tijdens haar opleiding was ingestampt.

In een zaak aan de Brusselse Grasmarkt, waar ze lekkere soepen en quiches met koolraap verkopen, hebben ze dan weer een andere vorm ontdekt van klantenbinding. Wie naar de toiletten afdaalt, betaalt 0,30 euro maar krijgt in ruil daarvoor een kaartje : Bij uw volgende aankoop, ontvangt u 0,30 ? ! Wat koop je tegenwoordig nog met 0,30 euro ? Niet veel natuurlijk, ondanks de belofte van dat uitroepteken. Toch voelt de goede huisvader in mij zich genoopt het kaartje in zijn portefeuille op te bergen, waarop het ongebruikt duizenden kilometers met mij zal afleggen.

Dat is natuurlijk precies de bedoeling van spaar- en klantenkaarten : dat je die 24/7 bij je draagt, dicht bij je hart of desnoods bij je staartbeen, als gewijde voorwerpen in de liturgie der consumptie. Ons geloof mag dan tanende zijn, het vacuüm dat het achterliet, werd vakkundig opgevuld door de religie van het shoppen. Die wordt er al bij hele jonge meisjes ingepompt met roze Barbies en rommel van ‘De Prinsessen’, die als kleefbommen in de supermarkt ligt en waar je als ouder niet voorbij raakt zonder een humanitair drama aan te richten. Thuis hebben we een boekje met magneetfeeën die je op de koelkast kunt plakken. Daarin staan zinnetjes als : ?Om zichzelf op te vrolijken, besluiten ze te gaan winkelen.”

Ik hoop dat haar kritische kant het wint, denk ik weleens als ik naar het onschuldige achterhoofd van mijn dochter kijk. Als ze het maar niet schopt tot Miss Shopping Flanders. Onlangs zag ik op het internet een paar Shelleys, Davina’s en Lovely’s die naar die titel mededongen. Ze stonden op hakken waar je draaierig van werd, hadden een lint met goudborduursel op de borst en glimlachten naar de camera in gradaties van geloofwaardigheid. Het was zo’n beeld waarvan je niet goed weet of je er vrolijk of droevig van moet worden.

Maar wat de klantenkaarten betreft : ik heb besloten die handel in het vuilnisvat te mikken, want ze maken je onrustig. Ze bezwaren je gemoed en je portefeuille. En krijg je er uitzonderlijk toch eens een vol, dan blijkt steevast de datum verstreken die er ergens listig in kleine lettertjes is opgekrabbeld.

Echte venten hebben lak aan klantenkaarten, zoals ze ook lak hebben aan luxe en aan status. Ze hebben lak aan – goedemiddenindenacht mijnheer ! – hersendode reclame en aan kamerplanten als de treurvijg en de lidcactus. Onverwoestbaar gaan ze door, zonder aan zich te laten vreten door de plagen en bekommernisjes van hun tijd, zoals loslatende gps-zuignappen, de wildgroei aan accounts, het oprukken van armoede en de teloorgang van de middenklasse.

Ze geven zelfs geen krimp als ze slechts 3G-ontvangst hebben in hartje Brussel.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content