De Duitse winter kleurt bont en beestig: koeienvlekken, vlinderkleuren en leeuwenmanen moeten het grijs uit het geheugen bannen. Een bericht vanuit Düsseldorf, de grootste kleerkast ter wereld.

Tweemaal per jaar, enkele weken voor de grote defilémarathon Londen-Milaan-Parijs-New York, loopt tijdens de Igedo in Düsseldorf de CPD, de Collections Premieren Düsseldorf. Daar is alles te zien. De beurs, de grootste kleerkast ter wereld, trekt telkens om en bij de 50.000 inkopers naar de stands van de meer dan 2000 exposanten uit 38 landen.

Op de Igedo wordt de mode van mevrouw Modaal getoond, merken die de meeste vrouwen in hun kleerkast (willen) hebben. Wie bijvoorbeeld een maatje meer heeft, vindt makkelijker iets leuks bij Duitse labels omdat die ruimere maten gebruiken dan bijvoorbeeld de Italianen.

In de marge van de CPD houden Duitslands belangrijkste en creatiefste modehuizen hun defilés. Vertrouwde namen als Marc Cain, Betty Barclay, Mondi, Toni Gard, Comma, Joseph Janard zijn altijd van de partij. Achter de labels vind je vaak niet de ontwerper, maar de confectionair van de kleding.

Naast die vaste waarden treedt een nieuwe generatie jonge Duitse ontwerpers aan. Namen als Peter O. Mahler, Kapalua, Annette Görtz,Paola de Michiel, Arzu Kaprol, Heide Ost, E. Due, Lissi Fritzenschaft en Sonia Marohn. Zij worden de German Trendsetters genoemd.

“In Parijs is meer creativiteit te zien, maar hier rinkelt de kassa”, heeft Igedo-baas Manfred Kronen ooit gezegd. Dat gerinkel klonk de voorbije zes jaar minder overtuigend. In 1999 noteerde men de faillissementen van onder anderen Mondi en Tierschmidt. Vorig jaar ook zagen 41 procent van de boetieks voor damesmode hun omzet dalen.

Elke Giese, directrice van het German Fashion Institute, voorspelt dat deze winter een radicale ommekeer betekent in de Duitse damesmode. “De labels hebben moedig gereageerd, ze hebben risico’s genomen en meer creativiteit gezocht. Ze hebben ondervonden dat de enige zaken die goed verkochten, de non-basics waren, de niet zo klassieke spullen. Onder druk van de concurrentie hebben Duitse fabrikanten gekozen voor een jongere en meer modische benadering.” Logisch: als een vrouw vijf jaar lang minimalistisch zwart gekocht heeft en een kast vol basics heeft, hongert ze naar passie, opsmuk en kleur.

Inmiddels is Mondi al opgevist door Fehmi Chama, die de collectie onder licentie van de Italiaanse producent Gilmar laat vervaardigen. De nieuwe eigenaar van Tierschmidts label Joye + Fun is MBD Fashion. Minder goed vergaat het Comma, het label dat pas Angela Fuchs als ontwerpster bij Jil Sander wegkocht: vanaf volgende zomer zal Comma niet meer in de winkels liggen, wegens opgedoekt (zie kader, pagina 328).

De Duitse mode samenvatten is niet zo eenvoudig. Je hebt twee strekkingen: de weelderige gouden-knopen-overdaad en het strikt minimalistische van bijvoorbeeld Strenesse. Daar tussenin balanceren mensen als Toni Gard met gewoon mooie kleren die iedereen wel wil dragen. Of Escada. Gard, die eigenlijk Toni Hirsch heet, is een Düsseldorfer in hart en nieren.

Duitse mode wordt nog altijd door Duitsers bedacht. In tegenstelling tot wat men in Parijs te zien krijgt. Klassiek en degelijk, met zeker niet te veel gekkigheden, want die zijn niet te verkopen. En als er al eens een Duitse ontwerper met standplaats in Parijs naar Düsseldorf komt, ( Kai von Ahlefeld bijvoorbeeld) dan lijken zijn ontwerpen klassieker dan die van de anderen.

Eigenlijk hadden de Düsseldorfers niet zoveel moed nodig om de non-basics te promoten. Ze hoefden alleen maar de Gemütlichkeit te herwinnen die ze op het pad van het minimalisme kwijt waren geraakt. Kunstige Stickerei, bijvoorbeeld, en geborduurde bloempjes, en dessins die recht uit de Balkanlanden komen, of aan de vikings refereren. Hoofdzaak is dat de spullen eruitzien alsof ze eigenhandig gebreid, gehaakt of geweven werden.”Nu we onze hersens van het minimalisme gereinigd hebben, kunnen we ons leven opnieuw van voren af aan beginnen”, zegt de Nederlandse trendspotter Li Edelkoort. “Met weinig, maar met uitgelezen mooie stukken. Als ze maar behaaglijk en vooral kleurig zijn.” Op een seminarie van Edelkoort, in het kader van de CPD, vielen constant de allang niet meer gehoorde woorden Familie, Gemütlichkeit, Sinnlichkeit, Ursprünglichkeit.

In de modewinter van 2001 droomt de mens van de aarde en van de oogst op zijn veld. De surfende etno-nomade wil iets warms en iets solide – al is het maar een ruwe paardendeken met ongelijke structuur in een traditioneel organisch materiaal, van het soort dat nu mode is.

Het maakt weinig uit of het stormt of sneeuwt: deze winter schuift de modebewuste vrouw haar kasjmieren truitje een beetje over de schouder, laat een stuk van haar rug bloot en toont haar navel. En onder die dikke, maar o zo vederlichte en dure mouwloze trui draagt ze niets, of hoogstens een piercing. Want die trui moet ze binnen, waar de centrale verwarming heet staat, ook aanhouden. Moet ze door koude gangen lopen? Dan slaat ze even een pashmina om de blote schouders. Buiten bedekt ze haar navel met een koeienvel, met poncho’s of harige jassen.

Want in Düsseldorf maakt het rundvee de mode. Van de weide naar de catwalk. De rokken, tassen en jassen zijn van koeienvel. Echt of namaak? Om het even, mevrouw.

Er komt nog meer uit de dierenwereld: tassen van lamsvel met zebrastrepen en leeuwenmanen. Nep natuurlijk, Gaia hoeft zich geen zorgen maken.

Drie kleurlijnen manifesteren zich door alle collecties: natuurtinten van winterwit over biscuit en caramel, gecombineerd met pastelkleuren en lichtblauw en roze. Groen komt in de plaats van het saaie eenheidsgrijs, waarmee we vorig jaar overvoerd werden. Welkom kaki, kiezelgroen, olijfgroen en cognac, blauw en turkoois. Het rood van de Londense bussen en een lik fuchsia zorgen voor de accenten en overal licht het warme, maar zo moeilijk te dragen oranje op.

Van Less is more hoor je nog weinig; de kreet is nu: More, more, more. Kant, ruches, franjes, veren, parels, lovertjes, Alpenfolklore en hippie-chic moeten het verlangen naar opsmuk en juwelen vervullen.

Bij Kapalua was het mooiste tricot te zien. De ontwerpster achter de collectie is Chris Tan (43) uit Hamburg. Op Hawaï had ze de naam voor het eerst gehoord: kapalua betekent vlinder. Zo bont als een vlinder, zo kleurig is haar tricot. Ze mengt havannabruin en okkernoot met roze, verheft turkoois tot hoofdkleur en combineert ze met warme aardbei- en maïstinten. Andere labels als Marc Cain, Toni Gard en Ane Kenssen borduren op comfort. Marc Cain kan zijn hart ophalen. Hij is altijd een kei geweest in het eindeloos combineren van kleuren. Nu zijn het vlekjes, vruchten en ruiten in bruin- en oranjetinten.

Niet op de beurs, maar in een showroom in de haven toonde het Düsseldorfse Comma sterke nieuwe accenten. Angela Fuchs mengde kasjmier met nylon, caramel met knalrood en turkoois met bruin: voor wie nog een souvenirstuk van Comma wil. Annikki Karvinen toonde warme mode uit Finland: huisgesponnen tweed en mohairtruien. Annette Görtz, ook populair in België, kreeg een staande ovatie voor haar eerste volledige collectie.

Stany Hemiger

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content