Een gsm met duizend-en-een functies waar je alleen mee telefoneert ? Of een afstandsbediening waarvan je de helft van de knoppen zo goed als nooit indrukt ? Apparaten zijn vaak nodeloos gecompliceerd. En fabrikanten beginnen steeds vaker in te zien dat we niet allemaal techneuten en gadgetfreaks zijn.

U botst in de supermarkt regelmatig tegen een stapel verse meloenen, waspoederdozen of porseleinen kabouters omdat u er – bij een topsnelheid van drie kilometer per uur, godbetert – niet in slaagt het winkelkarretje onder controle te krijgen ? U bent niet alleen : uit een enquête die stofzuigerfabrikant Dyson hield bij 15.000 mensen in acht Europese landen, blijkt dat het haperende winkelkarretje de eerste plaats bekleedt bij de ‘meest frustrerende gebruiksvoorwerpen’. Scoren ook hoog : blokkerende computers, opstandige afvalemmers met kanteldeksel en binnenstebuiten kerende paraplu’s.

Maar niet alleen haperende of defecte voorwerpen geven aanleiding tot frustraties. Ook perfect werkende objecten zorgen bij gebruikers voor, al dan niet binnensmonds, gevloek. Omdat ze te moeilijk of onlogisch in elkaar zitten. Gebruikers proberen hardnekkig de sleutel te kraken, keren de handleiding binnenstebuiten of halen hulp. Of ze vermijden het toestel in de toekomst. Met het steeds grotere aantal elektronische en digitale apparaten in huis, is het probleem er niet kleiner op geworden. Temeer omdat wij van die machines ook steeds meer verwachten : een videorecorder moet nu ook dvd’s afspelen en opnemen. En liefst nog in DolbySurround.

Begin november werd de eerste Werelddag voor Gebruiksvriendelijkheid georganiseerd. De initiatiefnemers vonden het de hoogste tijd om vooral de producenten erop te wijzen dat toestellen ook gebruikt worden door gewone mensen. En niet alleen door de ingenieurs die ze in elkaar gestoken hebben. In België was het vooral The Human Interface Group die zich achter het initiatief schaarde. Het Mechelse consultancybedrijf van managing partnersChristel Dehaes en Kris Vanstappen maakt al dertien jaar software gebruiksvriendelijker. Sigrid Vandenweghe, projectmanager bij hetzelfde bedrijf, verklaart waarom zoveel objecten niet gebruiksvriendelijk zijn : “Het is een algemene trend om te veel functies bij elkaar te proppen. Beter zou zijn om de meest frequent gebruikte dingen te scheiden van speciale taken of functies die maar heel zelden gebruikt worden. Neem nu de afstandsbediening van een video- of dvd-recorder. Nu zijn ze toch tot het besef gekomen dat die play-knop heel belangrijk is. Die staat dan al iets groter. Maar de rest staat allemaal bij elkaar, niet gegroepeerd qua functie. Dat overdondert veel mensen. Een oplossing is werken met een openklapbare afstandsbediening of zo. Dan zouden heel wat mensen zich al veel meer op hun gemak voelen. Nu zijn mensen bang om iets verkeerds te doen.”

“Dat is zo”, beaamt Christel Dehaes. “Sommige mensen gebruiken alleen maar die ene toets of die paar functies die iemand hen heel duidelijk heeft uitgelegd. Maar vanaf het moment dat ze iets meer willen doen, weten ze niet meer hoe dat moet. Ze durven niet exploreren. En het wordt ook niet aangemoedigd door het ontwerp van het toestel.”

Eén druk op de knop

Soms hebben mensen wel het idee dat ze met een toestel of software overweg kunnen, maar doen ze het eigenlijk verkeerd. “Als we de software van een bedrijf moeten herwerken, gaan we altijd in de eerste plaats kijken naar de werknemers zelf : hoe gaan zij ermee om ?” legt Dehaes uit. “En dan zien we dat sommige mensen heel vreemde omwegen creëren om toch hun werk te kunnen doen. Het resultaat is er dan uiteindelijk wel, en het management denkt dat alles gesmeerd loopt.” Of mensen durven niet toegeven dat ze het niet helemaal onder de knie hebben. “Ze voelen zich immers niet graag dom. Ze behouden graag de controle”, vat Sigrid Vandenweghe het samen.

Er zijn nochtans oplossingen voor gebruiksonvriendelijke toestellen. Een goede handleiding bijvoorbeeld. “Handleidingen maak je voor mensen die niet zo zelfzeker zijn. Voor hen kan dat echt een hulp zijn. De eerste keer gaan ze dat vermoedelijk heel strikt opvolgen. De tweede keer misschien ook nog. Maar als ze dat een paar keer gedaan hebben, zijn ze er vertrouwd mee en hebben ze het boekje niet meer nodig. Het helpt om dingen toch eens te proberen en te merken dat het inderdaad lukt”, aldus Christel Dehaes. “Maar nog veel belangrijker is dat het toestel zo ontworpen is dat het allemaal voor zich spreekt. Dat mensen op die manier zelfvertrouwen opbouwen om dingen uit te proberen.”

En dat is precies waar Christel en haar team voor ijveren. In het begin bestond het bureau uit twee mensen, nu uit 27. Bedrijven zijn zich wel degelijk bewuster geworden van de nood aan gebruiksvriendelijke producten. Hoe dat komt ? “Het begint hen gewoon geld te kosten als ze het niet doen”, zegt Sigrid Vandenweghe. “Een iPod, een Senseo, chatprogramma’s als MSN of Yahoo Messenger, het zijn allemaal voorbeelden van software of producten die gemakkelijk te installeren en te gebruiken zijn. Consumenten worden mondiger en eisen dezelfde eenvoud ook voor de software op hun werk of voor andere producten. Je mag als producent nog de eerste zijn met een nieuwe functie of met de meeste functies, als het niet gebruiksvriendelijk is, zal het niet aanslaan.”

Een gsm om mee te bellen

Een besef dat ook bij de Nederlandse elektronicareus Philips leeft. Vorig jaar in september lanceerde het bedrijf zijn Sense and simplicity-campagne, waarin het zich afvroeg welke criteria belangrijk zijn voor apparaten. Eenvoud in gebruik en functionaliteit, en eenvoud in uitzicht en gevoel, luidde het antwoord. Een team van vijf experts werd aangesteld in een eenvoudadviesraad, en het hele bedrijf kreeg een simpeler structuur. Een dik jaar later zijn een stuk of twintig prototypes klaar die binnen dit en vijf jaar geproduceerd kunnen worden : een luchtregelaar voor in huis, een intelligente kruidenserre voor op de vensterbank, zelfdimmende lichtpeertjes of een masseer- apparaat.

Een fenomeen dat vooral bij onze noorderburen populair is, is de zogenaamde senioren- of kinder-gsm. De Nederlandse site seniorweb.nl deed in september een rondvraag bij zijn bezoekers : driekwart van de meer dan drieduizend deelnemers vond een speciale gsm voor ouderen een goed idee. En dit zijn dan nog de bejaarden die de weg op internet al vinden. Tien van hen deden een vergelijkende test van zes senioren-gsm’s. Bleek dat hun voorkeur uitging naar een toestel dat sterk lijkt op een gewone mobiele telefoon, maar wel grotere toetsen en een ruimer beeldscherm heeft.

Bij kindertelefoons kunnen fabrikanten zich dan weer creatiever uitleven : de Nederlandse operator Scarlet lanceerde half oktober de Buddy Bear, een gsm voor kinderen vanaf drie jaar. KPN kwam even later met de i-Kids, voor vijf- tot tienjarigen. Beide toestellen hebben slechts vier toetsen (bij de Buddy Bear de snoet en de pootjes) met telkens een nummer aan gekoppeld. Verder hebben beide toestellen een soort gps, zodat ouders hun kroost kunnen lokaliseren.

“Kinder- en senioren-gsm’s zijn goede voorbeelden van een product dat afgestemd wordt op de doelgroep”, vindt Christel Dehaes. “Ik denk dat we dat meer en meer zullen zien in de toekomst.” Niet alle fabrikanten produceren een speciale doelgroep-gsm, maar zowel van Siemens als van Sony Ericsson komen begin 2006 enkele basismodellen op de markt met als voornaamste functies bellen en sms’en. En Samsung lanceerde onlangs nog samen met Bang&Olufsen de Serene. Bij de Belgische afdelingen van Nokia en Motorola klinkt dan weer dat “onze toestellen zo gebruiksvriendelijk zijn dat iedereen ze kan gebruiken”.

Basic laptops en zonnefornuizen

Het is niet altijd het geval, maar eenvoudige producten kunnen een stuk goedkoper uitvallen dan hun complexe tegenhangers. Vanuit die filosofie ontwikkelde het Massachusetts Institute of Technology (MIT) een laptop voor 85 euro, met draadloos internet, energiezuinig beeldscherm en het besturingssysteem Linux. Tien minuten stroom volstaat om de computer helemaal op te laden. Vorige maand werd hij voorgesteld op de VN-wereldtop over het internet, want deze computer moet de digitale kloof dichten : hij wordt verdeeld onder kinderen in ontwikkelingslanden. Dat de dertig centimeter brede computer knalgroen is, is geen toeval, maar een strategie om potentiële dieven af te schrikken. Maar misschien zijn het wel de Amerikaanse tieners die er het eerst van zullen profiteren. “De staat Massachusetts plant tegen 2007 de verspreiding van zo’n half miljoen laptops aan middelbare scholieren”, aldus The Times.

Nog andere producten zijn zo goedkoop en eenvoudig dat ze overal ingezet kunnen worden. Ook op plaatsen waar de middelen beperkt zijn, waar geen regelmatige of goedkope elektrische stroomtoevoer is, waar draadloze netwerken veeleer een uitzondering zijn en waar geen helpdesks, hulplijnen en vierentwintiguursreparatiediensten zijn. Er zijn de opwindbare radio’s en zaklampen, of hun broertjes die op zonne-energie werken. Maar er zijn nog simpelere uitvindingen. De eenvoudigste versie van de zogenaamde zonnefornuizen is niets meer dan een groot stuk karton dat beplakt wordt met aluminiumfolie en op zo’n manier gevouwen dat er een soort kuip ontstaat die zonnestralen opvangt. Die worden dan omgezet in genoeg warmte om eten op klaar te maken of water te koken. Of de Watercone, een kegel uit polycarbonaat die brak of zout water omzet in drinkbaar water : het niet-drinkbare water in een pan gieten, in de zon zetten en wachten tot het reservoir onderaan gevuld is met gecondenseerde druppels die wel drinkbaar zijn. Elke kegel kan zo’n anderhalve liter water per dag opleveren. Simpel, maar je moet er opkomen.

Door Leen Creve / Foto Michel Vaerewijck

Sigrid Vandenweghe : “Het is een algemene trend om te veel functies bij elkaar te proppen. Beter zou zijn om de meest frequent gebruikte dingen te scheiden van speciale taken.”

Christel Dehaes : “Het wordt steeds belangrijker dat een toestel zo ontworpen is dat het allemaal voor zich spreekt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content