Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Alles is cyber. Alles is techno. Alles is space. Een bezoek aan Cyberia, voor we besluiten om allemaal te verhuizen. Of voor we ernaar verbannen worden.

LENE KEMPS

STYLING & KONCEPT : OLIVIER RIZZO / FOTO’S : WILLY VANDEPERRE

ELEKTRONISCHE BEELDMANIPULATIE : JIM MICHELS & PASCAL LESAGE

MAKE-UP : PETER PHILIPS / MODELLEN : CAMILLE EN VERONIQUE

KLEDING VAN SARAH CORYNEN EN RAF SIMONS

Het begon toen Kurt Cobain overleed. Een hele generatie rouwde en ik was niet eens triest. Nu is een immense groep wild entoesiast over de ongekende mogelijkheden van de laatste computertechnologieën. Met bijna religieuze overtuiging vertellen ze me over het nieuwe digitale tijdperk. En ik juich niet eens in stilte.

Dit is geen kompleet overzicht van alles wat cyber is, zelfs geen realistische inschatting van het fenomeen. Dit gaat over persoonlijke gevoelens en ervaringen. Het gevoel oud te zijn, een trein te hebben gemist, er weer een keer niks van te begrijpen.

Toegegeven : ik ben burgerlijk en van nature traditioneel. Ik luister niet naar house, neem geen XTC, drink geen smart drinks, zit niet op Internet, heb geen kollektie manga’s en ben niet geobsedeerd door video-spelletjes. Dit is geen willekeurige opsomming. In een verband dat moeilijk te definiëren is, maar instinktief logisch en door iedereen wordt aangevoeld, brengt het ene het andere mee.

Douglas Rushkoff beschrijft in zijn boek Cyberia (’94) op een prachtige manier het verband tussen alle elementen. Hij stelt dat Cyberia werd gecreëerd in house-clubs, computerfirma’s en wetenschappelijke laboratoria. Door samenloop van omstandigheden vielen wetenschappelijke teorieën (quantum-fysica, chaos-teorie…), technologische vernieuwing (virtual reality, Internet…) en de opkomst van een nieuw religieus denken (nieuwe nomaden, New Age, zen-boeddhisme…) samen. Het was zoals Rushkoff zegt een uniek moment in de geschiedenis : “Een moment toen alles mogelijk leek, toen een volledige subkultuur de ongekende mogelijkheden zag van een huwelijk tussen de laatste computertechnologieën, de meest intieme dromen en de oudste spirituele waarheden. ” Dat maakte dat cyberia meer werd dan een louter technologisch begrip of een science-fiction koncept. Rushkoff : “Het werd een geloof, een model voor de toekomst, een nieuwe wereld, een andere dimensie. ” Het moet zeer sterk vereenvoudigd zoiets geweest zijn als de overgang van de middeleeuwen naar de renaissance. Plots lijken alle lijnen naar een punt te lopen. Kunst, wetenschap en kultuur wijzen in dezelfde richting. Poef : het nieuwe tijdperk is er. We’ve seen the light. Het is blauw en komt uit een doosje.

Quantum wetenschappers hebben al lang ontdekt dat het kleinste deeltje materie grillig en onvoorspelbaar is. Wiskundigen hebben al bekend dat hun nette geometrische modellen niet kloppen. Wanneer de werkelijkheid wordt omgezet in formules, tekenen computers hallucinante kaleidoscopische patronen die nog het best te omschrijven zijn als psychedelisch. Voila, het woord is gevallen. There are things that are known. There are things that are unknown. In between are doors. In dit geval zijn er zelfs geen deuren, slechts een scherm. En de formules om het te openen zijn aan iedereen gegeven.

Internet, virtuele realiteit en cyberspace zijn een droom voor hippies. De cyberwereld loopt over van trippers, neo-hippies, shamanistische werkgroepen, mystici en psychedelische zieners die steunen op het nieuwe medium om de blijde boodschap te verkondigen. Zoals Rushkof zegt wordt er vaak geen onderscheid gemaakt tussen wat occult en technologisch is. In een bizarre omkering van het gezegde : “de magie van vandaag is de technologie van morgen”, kan alle technologie tot magie worden herleid.

“Elke netgebruiker is het ermee eens dat het net een sterke mytische kant heeft. Alleen al het feit dat je over tijd en ruimte heen met iemand anders in kontakt komt, is spiritueel. Boodschappen zenden en ontvangen is de kern van mysticisme”, stelt Jon Katz in het tijdschrift Wired, in een artikel dat notabene gaat over Madame Blavatsky, een 19de-eeuws medium.

Rushkoff beschrijft een zeer gerespekteerd wiskundige van de universiteit van Princeton, die de geneugten van LSD ontdekt, enkele sabbat-jaren neemt in een grot in de Himalaya en vervolgens terugkeert naar de universiteit om matematische formules te vinden voor de vormen die hij tijdens zijn psychedelische trips zag. Zijn formules blijken uiterst geschikt om zowel het weer als de beursberichten in kaart te brengen.

Zelf ben ik erg vatbaar voor de mystiek van wiskundige formules en de betovering van lange getallenrijen. Na een lange avond wiskunde-oefeningen leek “pi” voor mij de sleutel van het heelal en “oneindig” het woord dat alle mysteries ontsluit. Ik ben dus ondersteboven van iets wat een fraktaal heet, een formule om chaos te vatten, uitgedacht door de wiskundige Mandelbrot. Mijn cybervriend Leo beweert dat men iemands gezicht in een fraktaal kan uitdrukken. Voer de formule in de computer in en hop : daar staat de persoon. “Je kan niet anders dan onder de indruk zijn”, zegt Leo. “Je kan niet anders dan diep in je geest de vergelijking maken met tovenarij en je vragen stellen over god en de schepping. Als ons beeld te vatten is in een formule, is god dan een wiskundige ? ” De vragen die de jaren 60-generatie zich vroeger stelde bij het roken van een joint, worden nu rond het computerscherm geformuleerd. Alleen lijkt het of nu de bewijzen klaar liggen.

In één enkel nummer van Wired het overigens uitstekende cybertijdschrift staan een artikel over techno-pagans : may the astral plane be reborn in cyberspace, Madame Blavatsky, een interview met Andrei Linde (een 47-jarige fysicus van Stanford University, die niet gelooft in de big-bangteorie en al grappend stelt dat het universum niet door god maar door een computer-hacker is gemaakt), en een interview met Richard Dawkins die in zijn evolutie-teorie aangeeft dat het leven louter een proces van digitale informatie-overdracht is. Het woord god is nooit ver weg.

De twijfels van de quantum fysica, de chaos-teorie… Het is oud gedachtengoed. Ook de basisterm cyberspace en de visualisering ervan, zijn allesbehalve recent. De bijbels van de cyberkids zijn Neuromancer van William Gibson, uit ’84 en Blade Runner van Ridley Scott uit ’82. Gibson werd door de pers binnengehaald als de leider van een nieuwe science fiction stijlrichting : cyberpunk. De film wordt door Patrick Duynslaegher omschreven als een “cybernetisch punkepos”. Rushkoff ziet in William Burroughs Naked Lunch (’59) een voorloper van het genre. Burroughs beschrijft een hallucinatorische dimensie : de Interzone, waar machines in wezens veranderen en waar mensen telepatisch bestuurd worden door “senders”. Gibson lanceert de term cyberspace, een consensual hallucination, een oneindig complexe ruimte binnenin een groot computernet. Een abstrakt begrip, een non-space.

“Voor mij was cyberspace een metafoor voor wat we zelf gecreëerd hebben met elektronische media”, zegt Gibson in een interview met het blad Purple Prose. “”Als ik iets van computers had geweten, had ik het boek nooit kunnen schrijven. Ik liet me inspireren door wat ik in luna-parken zag : kinderen die volledig opgaan in het video-spel en kompleet en instinktief geloven in de ruimte achter het scherm. Ik zag het niet als een konkrete verwijzing. Wat ik van Internet vind ? Het is belangrijk. Het zal alles veranderen, al is het alleen maar omdat het niet meer weggaat. Zelfs al worden we allemaal ziek van de hype, dat ben ik trouwens nu al. Zelf gebruik ik het Internet niet. Ik heb evenmin een e-mail adres. Ik ga niet online met Amerika omdat ik niet wil dat Amerika online is met mij. “

Gibson laat zich wel vaker cynisch uit over de Frankenstein die hij heeft gecreëerd. Zo zegt hij in The Face : “Plots ben ik de leider van een nieuwe richting. Ik ben de zielebroer van mensen die ik nog nooit heb ontmoet en met wie ik waarschijnlijk geen deftige konversatie zou kunnen voeren. ” Hij zegt dat het merendeel van de cyberjunks zoals hij ze dan noemt de ironie in zijn werk nooit hebben gevat.

Catharina Van Eetvelde doet als free-lancer research voor trendbureaus en wordt een beetje kregelig van het grote cyber-hallelujah. “De cyberkids hanteren een woordenschat uit de jaren zestig, zeventig. Ze aanvaarden een voorgekauwde visie zonder enige vorm van kritiek. Ze vluchten in een eigen wereldje : dat van de computer, video-spelletjes en manga’s : gesloten systemen die volgens eigen regels werken. Dat is makkelijk. Wie de regels volgt, moet zich geen vragen stellen. Eén van de belangrijkste menselijke aktiviteiten : je eigen oplossingen zoeken, wordt uitgeschakeld. De indruk en intentie zijn er het belangrijkste cyberwoord is search maar de mogelijkheden zijn beperkt, de computer aanvaardt slechts bepaalde handelingen. In de cyberwereld wordt met termen gegoocheld. Neem het woord interaktief. Terwijl je een boek leest, speelt zich vanalles af in je hoofd. Zeg je daarom dat je interaktief bent met een boek ? Nee. Je plakt de term alleen op een computer, omdat je op een knop mag drukken of het scherm mag aanraken. Neem de term virtuele realiteit. Virtu is Latijns voor kracht. Terwijl het in werkelijkheid om een volledig krachteloze realiteit gaat, een illusie. In de cyberwereld worden passiviteit en apatie verheerlijkt tot glorieuze daden. “

Ik voel me erg betrokken bij die redenering. Ik heb vaak hetzelfde gevoel. Voor mijn Internet-vrienden is zoeken van oudsher een existentiële aktiviteit een doel op zich. Ze zijn incommunicado. Hun telefoonlijn is bezet want ze internetten en zoeken. Heel belangrijk. Maar waarnaar ? Wat vinden ze ? Geen idee. Ze zijn bezig met informatie, maar verwarren het met kennis. Alweer in Wired staat een prachtige uitspraak van Esther Dyson die beschrijft wat er met het begrip “intellektuele inhoud” gebeurt op het net. “In de nieuwe wereld van het Net wordt het makkelijk om informatie te copiëren, maar moeilijk om er te vinden. Het is makkelijk software te programmeren om problemen op te lossen, maar moeilijk die problemen en vragen precies te definiëren.(…) Kreativiteit zal een hoge vlucht nemen, kwaliteit zal zeldzaam worden en moeilijk te herkennen. “

Catharina vreest voor het verdwijnen van inhoud. “Het hoogtepunt van de cyberkultuur moet volgens mij de videoclip Scream van Michael Jackson zijn. Het is louter beeldkultuur, daarom niet oppervlakkig, want het hoeft zelfs niet inhoudelijk te zijn. Het is visueel indrukwekkend, goed gemaakt en fascinerend. Maar het is leeg. “

Walter Van Beirendonck, onze eigenste opper-cyber, is niet zo negatief. Hij is nogal entoesiast eigenlijk. “Voor mij is de cyberwereld helemaal niet koud, leeg en afstandelijk. House-muziek is zogezegd ook kil en mechanisch, maar heeft iets heel emotioneels en gedreven, dat je diep raakt. Ik ervaar de cyberkids niet als een apatische generatie. Ze hebben veel energie en zijn doelbewust en gericht met de nieuwe media bezig. Internetten is geen lege bezigheid. Ik heb zelf een keer een hele dag “gesurfd” en heb het museum van Andy Warhol gezien, verschillende artiesten bezocht en met massa’s mensen gesproken. Geweldig toch. “

Extreme cyberkids, zoals de otaku, worden uitgebreid beschreven in het boek Speed Tribes van Karl Taro Greenfeld en in beeld gebracht in de dokumentaire van de Franse cineast Beneix : kontakgestoorde, geïsoleerde en geobesedeerde wezens. Ze werden volgens een artikel van Greenfeld in The Face voor het eerst in beeld gebracht in het Japanse lifestyle-magazine SPA ! in ’86, als Tokyo’s laatste produkt van de informatie-maatschappij. In het boek van Greenfeld staan uitspraken als : “Ik speel graag video-spelletjes. Als kind verkoos ik spelletjes boven het gezelschap van andere kinderen. Technologie begrijp ik. Ik voel me meer op mijn gemak bij een computer dan bij andere mensen. “

Het is moeilijk de otaku te herkennen in David (20) en Camille (20). Beiden houden van manga’s Japanse stripverhalen , videospelletjes en Internetten. Camille lijkt sprekend op zijn manga-held Dragonball Z, een gelijkenis waar hij trots op is. Hij bekent dat hij ooit dagen aan een stuk acht uur per dag heeft geïnternet. “Toen heb ik gezegd : dat kan niet meer”. David en Camille lezen veel. “Op de tram zitten zonder boek, wat een zonde”, zegt David. “Dan zit je daar niks te doen, moet je naar de mensen kijken. Stel je voor. ” Ook dat is een gevoel waar ik mezelf in herken. Ze lezen gericht. Literatuur over gesloten systemen en fantasy-werelden die volgens eigen mekanismen opereren. Ze geven me een verplichte literatuurlijst : In de ban van de ring van Tolkien, De naam van de roos van Eco, de Foundation trilogie van Isaac Azimov, de Hyperion reeks van Dan Simons, de Dark Tower serie van Stephen King. Ze lezen in het Engels, drie keer als het moet, om alles te begrijpen. Net zoals ze al vijf keer naar Akira hebben gekeken om alle subtiliteiten door te hebben. Ze vergezellen me onmiddellijk naar de boekenwinkel om me van de nodige lektuur te voorzien en zijn direkt bereid het boek van Paul Auster te lezen dat ik hen heb aanbevolen. Als zij de toekomst zijn, kan het veel slechter denk ik.

David en Camille zijn gek op videospelletjes, vooral op RPG, role playing games. In gedachten ben je iemand Hitler, Sneeuwwitje, Donald Duck en op vragen van de computer reageer je zoals de persoon/eend in kwestie dat zou doen. Er is geen vast pad en het spel lijkt nog het meest op een improvisatie-oefening voor akteurs. “Je leert op verschillende manieren denken”, zegt Camille. “Je wordt verplicht om de werkelijkheid vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. ” “Dat doe je bij elk video-spelletje”, zegt David. “Het spel leert je dat de werkelijkheid geen rechte lijn is, maar veeleer een spiraal ; dat je verschillende mogelijkheden hebt en allerlei kanten uitkan, die elk een oplossing bieden. ” Okee, die manieren zullen dan wel vastgelegd zijn door de computer, komplete vrijheid bestaat niet. Maar op een of andere manier lijkt dit waardevoller dan opgroeien met ganzeborden en monopoly. Waarop Catharina zegt : “Wij zijn opgegroeid met ganzeborden en monopoly. Zijn wij zo slecht ? ” David en Camille zeggen dat ik er te zwaar aan til. Tenslotte is het allemaal maar een spel.

Mode houdt van mumbo jumbo en dus van ook de woorden cyber en virtual. “Heel interessant in de cybersektor is de ontwikkeling van hoog-technologische stoffen”, zegt Catharina. “Maar eerlijk gezegd : zit jij te wachten op een stof die van kleur verandert op plaatsen waar je lichaamstemperatuur hoger is ? ” Zo geformuleerd, nou nee.

Mode-student Wouter De Coster van La Cambre heeft eenzelfde visie : veel geblaat, weinig wol. “Al het gedoe rond cyberpunk, Internet en hyperspace is een symptoom van verwarring. Uit angst voor het onbekende wordt alles netjes in vakjes gestopt waarvan paradoxaal genoeg slechts weinigen de inhoud kennen. Onze technowereld is immers één grote collage van muziek, mode en globale kommunikatie. Twee tema’s duiken voortdurend op in de literatur : technologische ingrepen op lichaam en geest implantaties, genetische manipulatie, opgevoerde intelligentie en het uitschakelen van tijd en ruimte door het globale netwerk. Maar cyberpunk is vooral de verering van het eklektische gebruik van hoogtechnologische produkten door de straat de plaats waar high-tech de pop-underground ontmoet. “

Jean-Paul Gaultier, Veronique Leroy en Rifat Ozbek afficheren dat ze zich op manga’s en cyberspace hebben geïnspireerd. Bij Gaultier geeft dat aanleiding tot een Mad Max-Bladerunner visie met dames in overalls bedrukt met hologrammen, tailleurs in neopreen en borststukjes gemaakt van computeronderdelen. Bij Leroy gaat het meer om de algemene indruk en make-up : angstaanjagende vrouwen in mini-rokken en jasjes met puntige schouders. Ozbek houdt het bij een Mad Max mengeling van primitieve en futuristische elementen. “Het is moeilijk om cyberfashion te vatten”, zegt Camille. “Meestal is het totaalbeeld niet nieuw, maar zit het ‘m in de accessoires : vreemde brilletjes en helmen, of zoals bij Gaultier : mensen met een soort ventilator in een tas op hun rug. Accessoires die aanduiden dat je moet overleven in een vreemde wereld, in bizarre omstandigheden. Een soort space-adaptatie van de survival-gekte van de jaren tachtig. “

Uiteindelijk is het fenomeen cyberfashion moeilijk in te schatten. Walter Van Beirendonck : “De modische vertaling is vaak louter grafisch, kinderlijk eenvoudig. Manga-figuurtjes, felle kleuren en massa’s glinstertjes. Voor mij is het veel meer dan dat. Ik meng het met andere elementen en breng mijn eigen visie. “

Wouter De Coster : “Steeds meer ontwerpers kiezen het Net om hun al dan niet bestaande kollektie te promoten. De voordelen zijn talrijk : sample kosten worden tot een minimum herleid, er komt een dialoog op gang met de straat, reakties kunnen al vroeg in het seizoen gepeild worden en het blijft hoe dan ook een handige reklamestunt. Nieuwe software zal deze virtuele opmars sterk versnellen. De vraag is in hoeverre dit alles de mode essentieel zal beïnvloeden. Ik zou zeggen : survive and stay tuned. “

Ik weet het nog steeds niet. Mis ik iets of kan ik nog even afwachten ? Moet ik me schuldig voelen omdat ik geen multi-media-leven leid ?

Gisteren keek ik eerst naar Blade Runner op video, daarna naar Fanny en Alexander van Bergman. In het laatste gedeelte, valt Alexander in slaap in de schoot van zijn grootmoeder terwijl zij hem een sprookje voorleest : Droomspel van Strindberg : “Alles kan gebeuren, alles is mogelijk en waarschijnlijk. Tijd en ruimte bestaan niet. Tegen een vage achtergrond van de werkelijkheid, ontspint de verbeelding zich en weeft zij nieuwe patronen. ” Voor mij is cyberspace de ruimte in je hoofd die er altijd is geweest. Het is de Aleph van Borges, het punt waar tijd en ruimte ophouden te bestaan. The Twilight Zone. So what’s new ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content