Luz Casal, ooit de muze van regisseur Pedro Almodóvar en de top van de Spaanse rock, slaat weer een nieuwe richting in. De cd ‘Con otra mirada’ is haar ‘andere kijk’ op triphop.

H ‘Con otra mirada’ is uit bij Sony Music. In concert op 24 april in het Paleis voor Schone Kunsten (Bozar) in Brussel. Ticketinfo : 02 507 82 00.

Hoewel Luz Casal al in 1982 debuteerde met het album Luz, brak ze pas in ’91 definitief door als een van de topzangeressen van de Spaanse rock. Elf jaar geleden veroverde ze zo goed als wereldwijd menig hart met twee liedjes die op de soundtrack van Pedro Almodóvars Tacones Lejanos terechtkwamen : Pensia en mi en Un ano de amor, een interpretatie van een bolero van de Mexicaan Agustón Lara. Al zijn het vooral die nummers die nog steeds tot de verbeelding spreken, sindsdien zat Casal niet stil. Met haar recente album Con otra mirada bewijst ze weer eens dat ze niet voor één gat te vangen is. Ze nam de Franse technoproducer Readymade onder de arm en flirt nu met triphop.

Een van de mooiste en schijnbaar meest doordachte arrangementen op het album is dat van ‘Perdida’. Een vrij dramatisch nummer.

Luz Casal : Het gaat over iemand die redelijk dicht bij mij staat en die voelt dat zijn leven stilaan de verkeerde weg opgaat. Hij heeft problemen met drugs. Het is een oudere mens, met een zekere levenservaring toch, die dus beter zou moeten weten. Je kan enkel vrezen dat het op een cata- strofe zal uitdraaien. Ik kan hem ook niet helpen. Hoe harder je probeert, hoe minder het uithaalt. Met dit lied zo expliciet mogelijk de vinger op de wonde leggen, was mijn laatste wanhoopsdaad om hem weer op het juiste spoor te brengen.

Uw zang is dikwijls emotioneel. Is zingen een vorm van therapie voor u ?

Gelukkig wel, dat bespaart me psychiaterkosten. ( lacht) Maar ik mag niet klagen, mijn leven is niet verschrikkelijk complex en zonder grote tegenslagen. Het zingen geeft me wel energie, net als het reizen. Liedjes zijn mijn manier om iets over de wereld te zeggen en lucht te geven aan mijn bezorgdheden.

De meeste succesvolle artiesten brengen ongeveer om de twee jaar een nieuwe plaat uit, of ze nu iets relevants te vertellen hebben of niet. Bij u zitten er soms drie of vijf jaar tussen twee releases. Is dit omdat u enkel platen wil maken uit noodzaak ?

Zo is het. Alleen als de nood hoog is en ik het gevoel heb dat ik goeie liedjes bij elkaar heb gesprokkeld. Ik zou het niet graag op mijn geweten hebben een verschrikkelijk album in mijn oeuvre te hebben.

U duikt regelmatig als gast op andermans platen op. Zo leende u de voorbije jaren uw stem aan onder anderen I Muvrini, Mark Knopfler en Carlos Nuñez.

Ik zou meer tijd willen hebben om op uitnodigingen in te gaan, want ik vind dat ik relatief weinig allianties met collega’s aanga. Als ik “ja” zou zeggen op alle aanbiedingen, zou ik tien jaar over een eigen plaat doen. ( lacht) Ik ben ook wel selectief, hap enkel toe als ik emotioneel en artistiek een band voel. Ik doe nooit iets uit een soort vriendendienst en al evenmin omdat ik hoop er zelf commercieel beter van te worden. Nadat ik twee liedjes geleverd had aan Tacones Lejanos van Pedro Almodóvar, heb ik zeker tien andere regisseurs aan de lijn gehad met het verzoek hen enkele songs toe te steken. Maar alleen al omdat ik mezelf dan zou herhalen, wimpelde ik hen af. Het interesseert me niet iets twee keer te doen, vandaar ook de titel van de nieuwe cd, Con otra mirada. Ik wil altijd een andere kijk. Ja, je leert altijd wel iets van zo’n samenwerking. Ik ben nogal individualistisch ingesteld. Liedjes schrijven is een eenzame bezigheid. Een collaboratie zie ik vooral als een middel om iemand beter te leren kennen. Ik zou evengoed een pint met hem kunnen gaan drinken.

Laat ons de samenwerking met Carlos Nuñez als voorbeeld nemen. Vermits u zelf uit Galicië komt, bent u goed geplaatst om te oordelen hoe belangrijk hij is geweest voor het in ere herstellen van de traditie en de folkmuziek van die streek.

Hij is daarin heel belangrijk geweest. Het liedje dat we samen vertolkt hebben, Negras sombras, is een uitstekende keuze gebleken. Voor de mensen uit Galicië is dat tot een soort volkslied uitgegroeid. Zeker sinds de catastrofe met de olietanker de Prestige voor de kust van Galicië hebben de ‘donkere schaduwen’ uit dat nummer een aparte betekenis gekregen.

In het nieuwe nummer ‘Tu eres para mi, lo mejor’ combineert u flamenco met blues.

Zo’n vermenging ontstaat op een natuurlijke, spontane manier. Het is niet iets dat ik rationeel ontleed.

Misschien kan je flamenco de Spaanse blues noemen.

Die vergelijking gaat niet op. Met alle respect : flamenco is in mijn ogen veel ruimer, authentieker en rijker dan blues.

Ik heb de indruk dat uw liefde voor de flamenco met de jaren is toegenomen.

Ik heb er meer inzicht in gekregen. Flamencozangers kan je niet vergelijken met andere zangers. Zelfs iemand uit Hongkong kan met veel gevoel blues brengen. Maar om flamenco te doorgronden en te begrijpen, moet je uit bepaalde streken in Spanje, en dan nog liefst uit bepaalde families komen waar die traditie ingebakken zit. Het is iets ingewikkelds.

Er is nochtans een Antwerpenaar, Wannes Van de Velde, die uitmuntend flamenco kan vertolken.

Dan moet het hem toch op een of andere manier in de genen zitten. Ik ken virtuoze rockgitaristen die geprobeerd hebben om flamenco te spelen, maar het lukt hen niet. Het is een gesloten wereld waar je moeilijk in kan doordringen. Al ben ik geen purist en niet conservatief en sta ik voor veel open, het lijkt mij een onmogelijke opdracht om als buitenstaander flamenco onder de knie te krijgen.

Volgt u wat er leeft op het vlak van het moderniseren van de Latijnse traditie ? Zoals de groep ‘Gotan Project’, die tango en andere latinmuziek koppelt aan dancebeats, wat u tot op zekere hoogte ook op uw eigen nieuwe album doet ?

Ik wil mezelf zeker niet vergelijken met Gotan Project. Die groep heeft een duidelijk profiel, ze verlucht de popmuziek, biedt een meerwaarde, slaagt erin er een eigen draai aan te geven. Je hebt tegenwoordig veel artiesten die met elektronische en ritmische muziek succes oogsten, maar al die popgroepen die hetzelfde klinken, interesseren me niet.

Elf jaar na ‘Tacones Lejanos’ associëren velen u nog altijd met die film. Bent u daar wel blij mee ?

Het stoort me absoluut niet, het is ook geen verrassing. Toen we die twee liedjes opnamen, had ik al het voorgevoel dat ik ze de rest van mijn leven zou blijven zingen.

Bent u eigenlijk een fan van Almodóvars films ?

Het is vooral Pedro’s persoonlijkheid die me aanspreekt, minder het excentrieke in zijn films. Een vrouw die zwanger raakt van een transseksueel, daar kick ik niet meteen op. ( lacht) Maar hij heeft de gave gewone verhalen om te buigen tot iets buitengewoons.

Wat u gemeen met hem hebt, is dat u op jonge leeftijd van een provinciaal gat naar Madrid bent getrokken. Een belangrijke stap voor uw beider artistieke ontwikkeling.

Ik kom inderdaad uit een dorp dat vier huizen telt. Ik denk dat je eerder een parallel tussen ons kan trekken omwille van de passie die we in ons werk steken. De eerste platenbaas die ik in de grote stad ontmoette, zei me meteen : “Vrouwen verkopen geen platen.” Het heeft effectief een tijd geduurd voor ik aan de bak kwam. De eerste twee jaren heb ik zwarte sneeuw gezien. Toen ik voor de musical Las Divinas gevraagd werd en mensen me na optredens kwamen vertellen dat ik hen raakte, kreeg ik er vertrouwen in dat het ooit goed zou komen met mijn carrière. Wat na meer dan twintig jaar bewezen is.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content