Luik herbergt oude schatten en eigenwijze initiatieven, terwijl groene oases op wandelafstand van het centrum liggen.

Luik is zonder twijfel de eigenzinnigste stad van het land. Zelfbewust, maar zonder franje. Een stad waarvan de inwoners al in de twaalfde eeuw het recht op bezit verwierven en mensen van alle rang en stand vanaf de veertiende eeuw politiek vertegenwoordigd waren. Het hart ook van een Prinsbisdom dat in 980 het statuut van een eigen staat verwierf, die onafhankelijkheid gedurende acht eeuwen kon bewaren en in de vijftiende eeuw zowel Belgisch en Nederlands Limburg als het grootste stuk van de Ardennen omvatte. Een stad waar het belangrijkste monument een perron is, als symbool van de Luikse vrijheden en waar de nationale feestdag niet op 21 juli wordt gevierd maar een week eerder, zodat die samenvalt met de Franse QuatorzeJuillet. De stad ook van het Antoinisme, genoemd naar Louis Antoine, een voormalige mijnwerker, metaalarbeider en autodidact die aan het begin van vorige eeuw zijn eigen religie stichtte omdat hij elders geen antwoorden kreeg op zijn spirituele vragen. Het Antoinisme, dat onder meer in reïncarnatie gelooft en aanneemt dat het lijden een gevolg is van onze dwalingen, werd in het parlementaire rapport van 1995 als sekte gecatalogiseerd. Het Antoinisme telt nu in eigen land 56 tempels, en in Frankrijk 36, waarvan één in Parijs.

Elegante duivel

Al vroeg werden in de buurt van Luik grondstoffen gedolven. En in de zestiende eeuw ontstond aan de boorden van de Maas een bloeiende metaalnijverheid. En nog later de edelsmeedkunst die, net als de wapenproductie, wereldfaam verwierf. Vanaf de achttiende eeuw werd er steenkool ontgonnen. Hoogovens schoten wortel en John Cockerill bouwde vanuit Luik een imperium op. Die industriële activiteit leidde tot grote bloei en welvaart in de stad en daar is nog wel wat van te zien in Musée d’Ansembourg, het achttiende-eeuwse patriciërshuis van bankier Michel Willems uit Eupen, waar nu decoratieve kunst werd ondergebracht. Het grootste monument, de Sint-Lambertkathedraal, werd tijdens de Franse Revolutie vernield en later steen voor steen afgebroken. Op die manier ontstond in het hart van de stad een leegte die nooit meer is opgevuld. De Luikenaars zijn verdeeld over wat er met die lege ruimte moet gebeuren en in afwachting van een beslissing, zijn de marionettenhelden Tchantchès en Nanesse er met hun vliegtuigje neergestreken. Ondergronds werd daar het Archéoforum gecreëerd, een educatieve tentoonstellingsruimte met een prachtige bronzen plattegrond in reliëf van de stad in de achttiende eeuw, die een goed beeld geeft van de ligging van lavilleaux100églises, omringd door hellingen. Die hellingen zijn er nog en reiken zowat tot in het centrum. Wie zich fit genoeg voelt, kan de 374 trappen van de Montagne de Bueren beklimmen – en wie niet fit genoeg is kan dat ook : er staan banken onderweg. Al bestaan er andere oplossingen en een drietal wandelingen langs de hellingen.

Luik herbergt tal van schatten, al liggen ze niet voor het oprapen : het centrum maakt een wat rommelige indruk door de verbouwingen aan de voormalige Grand Bazar en door de reconstructie van het Cortiushuis, waardoor een drietal musea zeker tot volgend jaar gesloten blijven. In de nieuwe kathedraal kan men in de schatkamer de Schatten van de Oude Kathedraal bewonderen, waaronder het in goud en zilver uitgewerkte Sint-Joris-reliekschrijn dat door Karel de Stoute werd geschonken. Op de trappen van het preekgestoelte zit een elegante duivel, te herkennen aan zijn minuscule horentjes. Op een andere plek rust de witmarmeren dode Christus van Jean Del Cour, die als een gevallen atleet werd uitgebeeld. De Sint-Jacobskerk verenigt verschillende stijlen onder één dak, van het romaanse voorportaal met het achthoekig torentje uit de twaalfde eeuw over het Italiaans renaissanceportaal uit de zestiende eeuw en het laatgotische spitsboogvormige koor uit dezelfde periode. Er is het prinsbisschoppelijk paleis en tussen lelijke moderne gebouwen vallen nog aardige gevels te ontdekken en de Passage Lemonnier, anderhalve eeuw oud en nog steeds springlevend.

Boeiend is de verkeersvrije Carré, ooit niet veel meer dan een uitgaansbuurt waar het studentenleven hoogtij vierde. Tegenwoordig zijn er veel boetieks bijgekomen, kleine restaurants en tapabars en heeft het beroemde chocoladehuis Galler er zijn thuisbasis. Probeer ook de levendige rue Saint-Paul, naast de kathedraal. Of volg een van de gemarkeerde wandelingen.

Bronzen schelpen

Luik was ook een belangrijke stopplaats voor bedevaarders op weg naar Compostela en die wordt in ere gehouden door een uitgestippelde route, herkenbaar aan de bronzen schelpen op het trottoir. Een andere route herinnert aan de jeugdjaren van Georges Simenon en die brengt ons als vanzelf in Outremeuse, het stadsdeel dat eigenlijk een eiland is, omarmd door de Maas en het afleidingskanaal van de stroom. Daar vindt men nog de smalle steegjes en binnenplaatsjes van weleer, koesteren de inwoners de potales – muurkastjes met een beeld van de Heilige Maagd – en leeft het echte Luikse dialect nog voort. Daar wordt op 15 augustus feest gevierd. Die dag draagt men de Zwarte Maagd door de straten en verkopen de inwoners door hun gevelvensters pannenkoeken aan de voorbijgangers. Het authentiekste stadsdeel is ook een toevluchtsoord geworden voor immigranten, met de kleuren en geuren die daarbij horen.

Wie denkt dat Luik enkel overleeft op herinneringen en geschiedenis, wordt door de inwoners terechtgewezen. Het renovatieproject achter de gevel van de Grand Bazar omvat niet alleen commerciële initiatieven, op de hoogste etages ontstaan moderne lofts, net zoals in de vier moderne modules van Ilot Saint-Michel aan de westelijke zijde van de place Saint-Lambert, die door loopbruggen met elkaar verbonden zijn en waar op de dakterrassen weelderige tuinen ontstaan. Maar de echte Luikenaars zweren bij de terrassen op de place du Marché en gaan boudinblanc of boulets sauce lapin eten bij AsOuhes. Ze wijzen niet zonder fierheid op een andere vorm van eigengereidheid van de stad : de twee wapenschilden op de gevel van het stadhuis, symbolen van de twee burgemeesters. Eén van de mensen met geld en één van de werkende klasse.n

Tekst Pierre Darge I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Luik viert de nationale feestdag niet op 21 juli maar een week eerder, zodat die samenvalt met de Franse ‘Quatorze Juillet’.

Twee wapenschilden op de gevel van het Luikse stadhuis, symbolen van de twee burgemeesters. Eén van de mensen met geld en één van de werkende klasse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content