Zonet een reeks foto’s aangekregen van mijn kleindochter Lotte. Per e-mail, digitaal. Lotte in haar tuinhuis, Lotte bij het door papa geknutselde poppenhuis, spelend met de pop. Het prille leven van Lotte wordt al bijna twee jaar gedocumenteerd met honderden foto’s. Zoals dat bij elk kind tegenwoordig het geval is.

Het toeval wil dat mijn tante Caroline van 82 mij een paar weken geleden een foto gaf van mijzelf als kind. Buiten de door een studiofotograaf genomen communiefoto’s heb ik er niet zoveel van die eerste jaren. Mijn ouders kochten pas een eenvoudig fototoestel toen ik twaalf was. Foto’s waren bij ons luxe.

Van de kindertijd van de acht broers en zussen in het arbeidersgezin waar mijn vader uitkomt, kan ik mij niet herinneren ooit één beeld gezien te hebben. Van mijn moeder en haar zus als kind heb ik één studiofoto, genomen in Genève, een maand vóór de wapenstilstand in 1918. Daar waren ze beland. De foto in zondagse kleren, opgestuurd als prentbriefkaart, diende duidelijk om het thuisfront ervan te overtuigen dat het jonge schippersgezin (mijn moeder was vier en haar zus Henriette een paar maanden oud) in goeden doen was.

Van de tijd toen mijn ouders kind waren, en zelfs nog van mijn eerste kinderjaren, zijn heel andere beelden gemaakt dan van deze tijd, waarin Lotte opgroeit. Natuurlijk is er overvloedig beeldmateriaal van de eerste helft van de twintigste eeuw, ook van het dagelijkse leven, maar dat laatste zal nogal eenzijdig zijn. Alleen bemiddelde mensen fotografeerden hun gezin om op die manier het alledaagse geluk te proberen vereeuwigen.

Het leven van die andere mensen is alleen in woorden te vatten. Diezelfde tante Caroline heeft schriftjes volgepend met verhalen uit haar jeugd, en die van haar broers en zussen natuurlijk. Ze zou niets liever willen dan dat die ooit door meer mensen worden gelezen. Misschien zet ik mij er wel eens aan. Of misschien lees ik ze ooit wel voor aan Lotje, als ze wat groter wordt. Het zijn beslist geen sprookjes, ze zal tegen een stootje moeten kunnen, onze kleine prinses.

Misschien geef ik mijn tante Caroline voor haar volgende verjaardag wel een boekje cadeau dat ik zelf jaren geleden ademloos heb gelezen en waarvan de recente Franse vertaling mij onlangs weer recht naar het hart ging. Brieven naar de overkant van Jozef Deleu (uitg. Kritak/Meulenhoff in de verzamelbundel Voorbij de grens). Brieven aan een dode grootvader, waarin de hele sfeer wordt geëvoceerd van het gevoelige jongetje dat opgroeit op een boerderij in Zuidwest-Vlaanderen. De eenzaamheid van een kind, dat het best begrepen wordt door een zwijgende man, die hem veel leert door zijn handelingen en door hoe hij omgaat met mensen, dieren, met het leven. En hoe dat jongetje nog altijd in de volwassen man zit.

Ik zou haar ook Door arm Vlaanderen van August De Winne (uitg. Van Halewyck) kunnen geven. De journalist van de socialistische krant Le Peuple stelde een eeuw geleden het leven van gewone mensen op schrift. Het boek bevat foto’s van het dagelijkse leven in Vlaanderen. Op die foto’s zijn wel kinderen te zien. Gewone werkmanskinderen. De beelden zijn zeldzaam. Ik ben niet zeker of mijn tante die niet-geromantiseerde versie van het leven zoals het was graag onder ogen krijgt.

Ze wil die tijd eigenlijk vergeten, omdat hij haar voor altijd heeft getekend. Ook in haar leeft nog het kleine meisje dat naar Brussel werd gestuurd als meid. Het meisje dat ervan droomde om een leven te leiden dat anders was dan wat ze thuis had meegemaakt.

Ik wou dat ik een foto had van Caroline als kind, samen met mijn vader, haar oudere broer, om te tonen aan Lotte. Omdat het goed is niet te vergeten. En haar later de verhalen te vertellen die levens maken, generatie na generatie. Daar dienen onder andere foto’s voor. We zullen er maar blijven nemen, de keten mag niet worden verbroken.

TESSA VERMEIREN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content