De Romeinen ontdekten in de Lot een uitstekend wijnbouwgebied, tal van kunstenaars lieten zich verleiden door de prachtige natuur en de Deense koningin vond er haar man. Een streek zonder pretentie, die verrassend veel te bieden heeft.

Bart Vandergeten

Twintigduizend inwoners telt Cahors en dat zegt natuurlijk al veel over het departement van de Lot waarvan de stad hoofdplaats is. In de vorige eeuw telde de Lot nog 300.000 inwoners, nu is dat aantal gehalveerd. Maar doodgebloed is de streek geenszins. Tegenover de stad, aan de overkant van de Lot Cahors ligt in een lus van de rivier staan we bij het bekken van de Fontaine des Chartreux, de bron die al door de Kelten werd vereerd. Sinds de Middeleeuwen fungeert ze als een onuitputtelijk waterreservoir voor Cahors. Het water heeft zich tot hier via kilometers onderaardse gangen een weg door de kalksteen gevreten. Dit is een land van grotten. Die van Cougnac en, dichter bij Cahors, Pech-Merle staan bekend om hun tekeningen uit de steentijd.

Eigenaardig genoeg hebben de Romeinen de bron bij Cahors nooit gebruikt als waterreservoir. Wellicht vonden ze het onpraktisch om hun water aan de overkant van de rivier te gaan halen en lieten ze het liever via aangelegde leidingen van hogerop tot midden in de stad vloeien. Uit de tijd dat Cahors Divona Cadurcorum heette, is de Arc de Diane overgebleven, in feite de toegangspoort van wat ooit de thermen waren. Cahors kende een bloeitijd in de Gallo-Romeinse periode en zou vanaf de 11de eeuw opnieuw een handelscentrum worden. De honderdjarige oorlog maakte een einde aan de vooraanstaande positie van Cahors, maar gelukkig heeft de stad nog aardig wat gebouwen uit haar glorietijd weten te bewaren. De Pont ValentrƩ om er maar ƩƩn te noemen. ?Mooier dan die van Avignon?, laten de Cadurciens graag weten. Van de stad uit gezien loopt de brug uit op een kalkstenen rotswand, wat maakt dat ze vroeger van opzij moest aangevallen worden. En het gerestaureerde bouwwerk mag er tegenwoordig met zijn drie verdedigingstorens indrukwekkend uitzien, in de middeleeuwen was het nog beter versterkt. Geen leger die het ooit heeft durven aanvallen.

Dat Cahors een aanzienlijke rijkdom verwierf als handelsstad van waaruit de koopwaar over de Lot naar Bordeaux ging, daar getuigt onder andere de 12de-eeuwse Saint-Etiennekathedraal nog altijd van. Van buiten vallen vooral de twee grote koepels boven het schip op, van binnen de middeleeuwse fresco’s. Via de kerk kom je op de 16de-eeuwse gotische kloostergang, die beeldenstormen in Hugenotenstad Cahors ten spijt toch nog voldoende praal bezit. Ga je langs de hoofdingang van de kerk terug buiten, dan kom je op een plein waar je op een marktdag wel eens de Deense koningin Margrethe tegen het lijf kan lopen. Iets meer dan 25 jaar geleden trouwde ze een graaf uit de streek, en wanneer ze in zijn kasteel nabij Luzech verblijft, durft ze in Cahors af en toe boodschappen doen vergezeld van haar lijfwachten. Het ChĆ¢teau de CaĆÆx, het landgoed van haar man Henri de Montpezat, is trouwens samen met de bijbehorende wijngaarden naar de Deense kroon overgegaan.

Cahors is natuurlijk de ideale uitvalsbasis om de vallei van de Lot te gaan ontdekken. De rivier kronkelt zich tussen de steile kalkstenen rotsen en heeft zo een prachtig landschap gecreƫerd. Vanaf Cahors kan je het in oostelijke richting met een toeristisch treintje verkennen. Of te voet, want veel trekkers volgen hier een van de oude routes naar Santiago de Compostela. En er zijn ook rondvaartboten. Lange tijd is vervoer over de Lot nochtans onmogelijk geweest omdat er voor de aandrijving van de molens langs de stroom dammen aangelegd waren, en de sluizen die de doorvaart moesten garanderen, buiten gebruik waren geraakt. Dat laatste had dan weer te maken met de grotere afdamming van de Lot voor waterkrachtcentrales. Ten behoeve van de watersport en de rondvaarten worden de laatste jaren steeds meer sluizen terug in werking gesteld, zodat de rivier toch weer een bevaarbare strook heeft van tientallen kilometers.

Onze gids rijdt ons over een bochtig parcours gezwind naar Saint-Cirq-Lapopie. Natuurlijk wordt Saint-Cirq als een van de mooiste dorpen van Frankrijk bestempeld, zo heb je er bij onze zuiderburen in elke streek wel ƩƩn. Maar eerlijk is eerlijk, het plaatsje heeft een ontegensprekelijke charme. Vanop een rots kijkt het neer op de Lot. In vroegere tijden maakte dat van Saint-Cirq een uitgelezen plaats voor tolheffing, later zou het dorp zijn rijkdom halen uit de causses die het omringen. De causses zijn schrale bossen op kalksteengrond, maar de houtdraaiers vonden daar wel het geschikte materiaal om bekers, kommen en andere recipiƫnten van te vervaardigen. De tappen voor wijnvaten die ze vanaf begin vorige eeuw gingen afleveren, maakten de tourneurs sur bois bekend over heel Frankrijk. Tegenwoordig zet nog een enkeling dit ambacht voort voor de toeristenmassa die elke zomer Saint-Cirq overspoelt.

Door de afgelegen ligging drongen nieuwe technologieƫn te laat door in Saint-Cirq en het dorp verarmde snel. Aan modernisering kwam Saint-Cirq nooit toe, het liep leeg. Daarom staan de huizen van toen er nog. Het stratenplan van het dorp is middeleeuws, evenals de gotische gevels en vakwerkhuizen, en het plaveisel van sommige steegjes. Zo charmant als de plek nu oogt, was ze echter niet twee eeuwen geleden. Toen telde Saint-Cirq 1500 inwoners ! Alles was tot de laatste vierkante meter volgebouwd, pas later kwam er door de uitwijking plaats voor tuintjes in het dorp. Saint-Cirq zou nu maar half zo innemend zijn zonder dat groen. Om het historische voorkomen te behouden, moeten bovendien alle kabels hier onder de grond en is de bebouwing en bedaking aan strikte regels onderworpen.

Let op de grenspaal als je het dorp langs de Porte de la Pelissaria, restant van de oude vestingmuur, mocht binnenkomen. Die steen, die de richtingen aanwijst naar vier Europese hoofdsteden, is er door de artistieke ?beweging van wereldburgers? neergeplant. Het waren kunstenaars die de schoonheid van Saint-Cirq onder de aandacht brachten. In de jaren ’50 en ’60 vestigde de surrealistische schrijver AndrĆ© Breton zich hier, en ook de schilders Henri Martin (museum in Cahors) en Daura vonden de weg naar de Lot. De kunstliefhebber Joseph Rignault restaureerde eigenhandig een huis en metselde er gelijk maar een pittoresk tuinmuurtje bij. Omdat de gemeente niet bijster geĆÆnteresseerd was in zijn kunstverzameling, met nochtans nogal wat stukken van Max Ernst, liet hij ze noodgedwongen na aan het departement. De collectie is thans te bezichtigen in het huis dat Rignault destijds bewoonde. Nog steeds komen kunstenaars in de zomers naar Saint-Cirq, al was het maar om hun werken voor de vakantiegangers te kunnen exposeren.

In de namiddag verlaten we de Lotvallei en begeven ons zuidwaarts richting Lalbenque. Dit stadje zou niet echt het vermelden waard zijn, ware het niet dat dit de regionale ?hoofdstad van de truffel? is. Van november tot maart vindt hier elke dinsdagnamiddag een truffelmarkt plaats. Met tien ton per jaar mag de Lot zich bij de belangrijkste producenten van Frankrijk rekenen. De omstandigheden zijn er ook naar : de truffel houdt van kalkhoudende grond, een zachter klimaat en de wortels van bepaalde boomsoorten als de notelaar. Met als logisch gevolg dat ook de okkernoot een specialiteit van de streek is. Vooral de vallei van Dordogne, noordelijk, staat vol met notenbomen. Als je hier weggaat zonder de notenlikeur te hebben geproefd, ben je niet echt in de Lot geweest. Of je moest het goedmaken door de geitenkaas van Rocamadour, het plaatselijke lamsvlees of hun foie gras te proeven.

Niet ver van Lalbenque worden we in ChĆ¢teau de Haute Serre aan Bertrand Vigouroux voorgesteld. Zijn vader was een van de eersten die na de oorlog de wijncultuur in de streken rond Cahors terug invoerde. Eeuwenlang behoorde de wijn van Cahors tot de oudste en meest geroemde van het land. Al voor onze jaartelling zouden de Romeinen in de Quercy, zoals de streek historisch heet, de eerste wijnstokken hebben geplant. In de vorige eeuw telde het departement van de Lot 60.000 hectare wijngaarden. Colbert was het die speciaal voor het transport sluizen liet bouwen op de rivier. Maar infecties sloegen toe en de Cahors-wijn ging ten gronde. Nu is opnieuw Ć©Ć©n tiende van de landoppervlakte van de Lot, goed voor 4300 hectare, bebouwd met wingerd. Niet zo veel misschien in vergelijking met andere wijnbouwgebieden, en de ondergrond van kalksteen geeft ook niet dĆ t rendement, maar ?de kwaliteit is er des te beter om? beweren ze hier. Wanneer Bertrand Vigouroux zijn eigen wijn proeft, heeft hij het voortdurend over de tannine- of looizuursmaak. Typisch voor de Cahors, zo blijkt, want te wijten aan de Auxerrois-druif die minstens 70 procent van de wijn hoort uit te maken en er ook zijn dieprode, ?zwarte? kleur aan geeft.

Ja, ze boeren weer goed in Cahors en omstreken. De productie van wijn, foie gras en andere lekkernijen brengt, naast het toerisme, geld in het laatje, waarvan een deel dan weer afvloeit naar culturele initiatieven als Le Printemps de Cahors. Dat is een twee weken durend fotografiefestival dat telkens in juni valt, dit jaar was dat voor de 7de keer. En hoe klein ook, de stad blijkt over voldoende interessante ruimtes voor de exposities te beschikken. Niemand minder dan de Amerikaanse acteur Dennis Hopper, ook fotografisch kunstenaar, was dit jaar eregenodigde. Wij hadden het geluk dat we net dat weekend in Cahors doorbrachten, want dan transformeert het hele historische centrum zich in een openluchttheater voor nachtelijke projecties. Tegen de muren, in vensters, in de middeleeuwse kloostergang, op een heus scherm van opgespoten water in de Lot, overal passeren de lichtbeelden. Maar dat belet niemand om hier en daar binnen te stappen om van een goed glas Cahors te genieten.

Het grootste deel van het wijnbouwgebied dat valt onder de appellation Cahors contrĆ“lĆ©e, de officiĆ«le benaming die in 1971 verworven werd, strekt zich uit ten westen van Cahors. Rijdend langs de Lot, passeren we op korte afstand een aantal interessante dorpen, die op de koop toe het bekijken waard zijn, zoals MercuĆØs, gedomineerd door het 13de-eeuwse kasteel waar vroeger de bisschoppen van Cahors graag resideerden. In een lus van de Lot ligt Luzech, een stadje dat vroeger verdedigd werd door twee kastelen waarvan nu nog Ć©Ć©n donjon overeind staat. (In het Armand-VirĆ© Museum zijn de archeologische vondsten verzameld van Luzech, dat al een versterkte plaats was van voor de Keltische tijd.) Daarna rijden we zonder stop door Albas, maar voor een halte in Puy l’EvĆŖque ontbreekt ons helaas de tijd, hoewel het met zijn eeuwenoude panden, opklimmend tegen een helling, beslist de moeite waard lijkt. Opvallend trouwens hoe de mensen hier vaak de lof zingen van de vergezichten. Begrijpelijk, de hellingen reiken maar een paar honderd meter hoog, wat betekent dat je al gauw op een punt belandt waar je over alles heen kunt kijken. En de lage wijnstruiken houden het gezichtsveld open.

Waar we wel halthouden, is in Les Arques. Daar vestigde de Russische beeldhouwer Ossip Zadkine zich in 1934. Dit jaar is het 30 jaar geleden dat de kunstenaar overleed, en het lokale museum, met de vaak op religieuze thema’s en Griekse mythologie geĆÆnspireerde werken van Zadkine, wil dat niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Zadkine, die op het Russische platteland opgroeide, zocht in de Quercy de nabijheid van de natuur waaraan hij zo gehecht was. Daaruit groeide wellicht ook zijn voorliefde voor houtbewerking. Tijdens de oorlogsjaren moest Zadkine, van joodse afkomst, naar de Verenigde Staten vluchten, maar vergeten deed hij zijn woonplaats in Frankrijk niet : ?DĆ©ambulant parmi les rochers et les espaces grillĆ©s des environs de Tucson ou de Casa Grande, je revenais souvent en pensĆ©e au pays de Quercy, vers ses forĆŖts Ć©tagĆ©es sur des petits monts, vers le village des Arques, si souvent dorĆ©.? Mooier hadden het we het zelf niet kunnen zeggen.

Cahors is een ideale uitvalsbasis om de vallei van de Lot te ontdekken. De rivier kronkelt zich tussen steile kalksteenrotsen en heeft zo prachtige landschappen gecreƫerd.

De ongerepte natuur en de mooie vergezichten inspireerden menig artiest, onder wie AndrƩ Breton, de schilder Henri Martin en de Russische beeldhouwer Zadkine.

Al voor onze jaartelling plantten de Romeinen hier de eerste wijnstokken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content