Is het de tropische hitte, het verblindende licht van de middagzon, de trage tred van de ezels? Eén ding staat vast: het Keniaanse eiland is de favoriete bestemming van nogal wat hip volk.

Voor me ligt het uitgestrekte strand van Shela, twaalf kilometer fijn zand omrand met hoge duinen. Er is geen huis te bespeuren. De golven gaan tekeer als een wasmachine in een kreukherstellend programma. Een fijne nevel van zilte lucht bestuift het verlaten strand. In de verte herken ik het naderende silhouet van George. Elke ochtend en avond strompelt de oude blanke man met z’n wandelstok en z’n hond als een strandjutter langs de branding. Zoals steeds mompelt hij vriendelijk: ” Good morning.” Een paar kilometer verder vult een jongen zakken met zand die hij op zijn ezels laadt. Hij jaagt de dieren de duinen over, terug naar het dorp dat aan de andere kant ligt en dezelfde naam als het eiland draagt.

Er is weinig veranderd op Lamu sinds ik hier vier jaar geleden voor het eerst neerstreek en overweldigd werd door de rust. Zelfs de regelmatige aanwezigheid van Caroline van Monaco en haar man Ernst-August heeft de paparazzi nog niet kunnen lokken. Daarvoor is Lamu té klein, té imtiem.

Door de ligging, vlak voor de kust van Oost-Afrika, zo’n honderd kilometer ten zuiden van de Somalische grens, was Lamu vooral in de 14de en 15de eeuw een belangrijk handelscentrum. Grote dhows uit Arabië en India zeilden naar deze archipel van met koraalriffen omzoomde eilanden om er ivoor, kruiden en hout te exporteren. Uit deze kruisbestuiving van beschavingen onstond de rijke Swahili-cultuur.

Het dagritme op Lamu wordt gedicteerd door de roep van de muezzin en de getijden van de Indische Oceaan. Vanuit de kegelvormige minaret van de kleine moskee, vlak achter het Peponi-hotel, klinkt het eerste allah akbar. Even ontwaak ik uit een droom. Vanuit mijn hoge bed vergewis ik me ervan dat de hemel en de zee nog steeds azuurblauw kleuren. Door het openstaande raam dwarrelen stemmen binnen van enkele vissers. Ze wachten tot het vloed is om met hun grote houten dhows door de kanalen naar omliggende eilanden te zeilen. De zeebries brengt een rimpeling in het Indiaas katoen van de gordijnen en het muskietennet dat mijn hemelbed omgeeft. De rustige golfslag vlak onder het raam vertelt me dat ik me nog even kan omdraaien, want alleen bij eb kan ik naar het dorp wandelen.

Met de zon in de rug volg ik de waterlijn en beland, na een halfuurtje stappen in het gezelschap van gesluierde vrouwen, in het centrum van het dorp. Tientallen beschilderde dhows en enkele aftandse motorboten dobberen voor de betonnen kade. Parallel eraan ligt de hoofdstraat waarrond zich een kluwen van steegjes nestelt. De gevels van de huizen zijn witgepleisterd. Overal klinkt het geschuifel van sandalen over de zanderige paadjes. Auto’s zijn er niet op Lamu, of toch, één: de districtschef heeft een jeep die zich af en toe tussen de ezels en de voetgangers op de kade wringt.

In een oud gerestaureerd huis langs de kaai is het museum ondergebracht. Zodra ik door de zware houten deur stap, word ik ondergedompeld in de geschiedenis van de Swahili-cultuur.

Het woord ‘Swahili’ betekent letterlijk ‘van de kust’. Het refereert tegelijkertijd aan de taal ( KiSwahili) als aan de cultuur van de inwoners van de Oost-Afrikaanse kust tussen Mogadishu en Mozambique. Zowel de taal als de cultuur zijn een mengeling van Bantoe, Arabische, Perzische en Aziatische invloeden. De Swahili-cultuur begon zich te ontwikkelen in de 11de eeuw. Die ontwikkeling zette zich pas ten volle door tijdens het overwicht van de Omani Arabieren in Zanzibar. Vanaf het begin van de 19de eeuw, tot de onafhankelijkheid van Kenia in 1963, maakte Lamu deel uit van het sultanaat van Zanzibar. Sporen van die verwantschap vind ik terug in de zware houten gesculpteerde deuren en de hoge hemelbedden die ik ook in de oudste wijk van Zanzibar aantrof. In de stoffige kasten van het museum tonen oude zeekaarten, schaalmodellen van dhows en historische gebruiksvoorwerpen een glimp van de rijkdom die dit eiland ooit kende. Net zoals de andere eilandstaatjes in dit deel van de wereld was ook de bloeiende economie van Lamu gebaseerd op de slavenhandel. De aanwezigheid van goedkope arbeidskrachten zorgde voor een toenemend aantal handelaars die niet alleen goederen exporteerden, maar ook linnen, zijde, kruiden en porselein invoerden. In hun karkassen wordt huisvuil gedumpt; drie ezels en een reiger wedijveren om de beste brokken. Kinderen in vieze lompen porren met stokjes in de greppels waardoor het afvalwater van de huizen stroomt.

Zwart Afrika lijkt heel ver weg; door de smalle koele straatjes schuiven gesluierde vrouwen geruisloos voort. Af en toe schieten voetgangers opzij voor een voorbijdravende ezel. De blote voeten van de jonge berijder wippen op en neer als het dier er na een stevige stokslag pijlsnel vandoor gaat. Vanuit het niets weerklinkt de echo van de muezzin. De moskeeën op Lamu zijn nauwelijks te onderscheiden van de andere huizen omdat ze meestal geen minaret hebben. De Pwani-moskee is een van de oudste gebouwen hier en dateert uit de 14de eeuw. De meeste woningen zijn opgetrokken in de 18de en het begin van de 19de eeuw, en achter hun hoge koraalstenen gevels liggen kleine tuintjes en mooie binnenplaatsen. Het imposante fort dateert uit dezelfde periode en vormt het hart van het dorp. Op het plein voor het gebouw zitten tientallen mannen te praten onder de schaduwrijke bomen, terwijl de vrouwen geld verdienen of het uitgeven op de markt. Ik laat me meedrijven op de stroom van voetgangers door het labyrint van steegjes.

Uitgeput door de vele indrukken en de hitte vlucht ik de Whispers Coffee Shop in. De binnentuin is een oase van rust, mijn favoriete plek om even uit te rusten bij vers passievruchtensap. Een gesofisticeerde Amerikaanse dame die duidelijk moeilijk afstand kan nemen van het hippietijdperk, runt dit koffiehuis en de aangrenzende gallery vol Afrikaanse kunstobjecten en snuisterijen. In de jaren zeventig werd Lamu ook wel het ‘Kathmandu van Afrika’ genoemd. Het eiland lokte gelukzoekers, globetrotters en hippies. Het langharig volkje is verdwenen, een nieuw publiek heeft Lamu ontdekt. Stapels magazines als Vogue en Elle verklappen dat zich tegenwoordig veel hip volk schuilhoudt achter de hoge gevels. In Whispers wordt gefluisterd dat Elle McPherson, Naomi Campbell en Tom Cruise hier geregeld gesignaleerd zijn. Steeds meer Europeanen en blanke Kenianen kiezen Lamu als hun tweede verblijfplaats. Ze kopen de oude huizen en restaureren ze. Sommigen verhuren hun woning gedurende de periodes dat ze er zelf niet logeren. Vooral de gerestaureerde huizen in het rustige vissersdorpje Shela, aan de oostkust van het eiland, zijn erg in trek. Er staat meestal een verkoelende bries en je vindt er het mooiste strand van het eiland. In het dorp Lamu zijn er alleen een pier en mangroves. Een mangrovestrand mag dan niet echt mooi ogen, de mangroves zijn een zeer belangrijke bron van inkomsten voor het eiland. Op de kade ligt het hout opgestapeld in planken van gelijke lengte, klaar om verscheept te worden. Je vindt dat hout vaak terug in de oude huizen, waar het gebruikt werd als balken omdat het zo stevig is en bestand tegen insecten. Overal in het dorp hangt de geur van zaagsel en uit de huizen klinkt een kakofonie van getimmer en gekerf. Nog steeds versieren de timmerlui deuren, meubels en gebruiksvoorwerpen met sierlijk houtsnijwerk in de Zanzibar-stijl.

De zon staat hoog aan de hemel en brandt meedogenloos op mijn kruin. Op de kade liggen enkele schippers languit op zandzakken te dutten in afwachting van de namiddagbries die hun dhows zal voortstuwen. Vissers repareren hun netten, terwijl magere katten afwachtend toekijken. Vanop het water heb je een schitterend uitzicht over het eiland met zijn witte huizen, de rieten daken van de veranda’s en daarachter de duinen. Van flatgebouwen of grote hotels is er gelukkig nog geen spoor.

Toch wordt de toeristische druk steeds groter. De kleine vliegtuigen die vooral vanuit Mombasa en Nairobi hierheen vliegen, zijn in het hoogseizoen steeds vaker volgeboekt. Er zijn op het eiland steeds meer kleine hotels, maar Peponi blijft ontegensprekelijk het beste hotel van Lamu en een van de charmantste in Kenia. Je herkent het gebouw meteen aan de zuilengalerij en de witte terrassen aan de rand van het water. Al meer dan dertig jaar runnen de Deense eigenaars, Lars en Carole, het hotel. Kleurrijke bougainvilles en wuivende palmbomen verwelkomen de gasten. De open bar is vooral ’s avonds the place to be. Inwoners ontmoeten er elkaar voor de laatste roddel en een glas alcohol. Toeristen onderhandelen er over de prijs van een dhow-trip, een waterskitochtje of de huur van een surfplank. Nieuwsgierigen wachten op de terugkeer van de motorboten om te zien hoeveel zwaardvissen, tonijnen en bonito’s de jagers vandaag meebrachten. Charles, de stevige zwarte barman, mixt al jarenlang de heerlijkste cocktails die hij serveert met een ultrabright smile.

Voorbij de bar begint het residentiële gedeelte van het hotel; een oase van rust met een tijdloze sfeer. Geen spoor van massatoerisme. Het hotel heeft zijn naam niet gestolen; ‘Peponi’ betekent in het Swahili ‘een plaats waar het koel is, rustig en zorgeloos’. De vierentwintig kamers liggen op verschillende niveaus verspreid in de tuin. Sommige bevinden zich aan de rand van het water, andere bereik je langs een paar smalle open trappen. De oudere kamers brengen je terug naar koloniale tijden. De recentere kamers kregen rotanmeubels, kleurrijke tapijten en moderne kunst.

Het restaurant is simpel en elegant, hoofdzakelijk wit met donkere houten meubels. Via een reeks vensterdeuren is het verbonden met een grote veranda die uitkijkt op de zee. Carole houdt van bloemen en speldt de dames in het restaurant elke avond een boeketje van versgeplukte jasmijnbloempjes op. Witte frangipani drijven in schalen met water op de keurig gedekte tafels. Wat er op mijn bord verschijnt, is pure magie: kraakverse groenten gecombineerd met het lekkerste uit de Indische oceaan. Dit is het moeilijkste moment van de dag: ik moet weer kiezen tussen die heerlijke reuzengarnalen, de mangrovenkrab met gember of die succulente kreeft. De bedwelmende geuren van de pittige kruiden maken de verleiding nog groter. Na het diner vlij ik me neer in een koloniale fauteuil op de veranda. Boven me schittert Orion, de beeldschone jager die nog steeds de Plejaden achterna zit.

De volgende dag wandel ik nog een laatste keer over het oneindige strand van Shela. “Het is druk vandaag!” roept een van de dhow-jongens me toe. In de verte tel ik acht silhouetten.

Els Vermeersch / Foto’s Stefaan Adelhof e. a.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content