Long Island alla Turca

Van de vier toegankelijke eilanden in de Zee van Marmara heeft Heybeliada de mooiste natuur (rechts), terwijl je op Büyükada de best bewaarde negentiende-eeuwse villa's vindt. © Kat De Baerdemaeker

In een ver verleden waren de Prinseneilanden voor de Aziatische kust van Istanbul verbanningsoorden voor Byzantijnse prinsen. Nu zijn ze de favoriete getaway van rijke Istanbullu’s die er in victoriaanse villa’s tussen mimosa en oleanders de drukte ontvluchten.

Op de kade van Ka- bata,s in Istanbul drummen scholieren, borstel- en voddenverkopers, moeders met buggy’s en dagjestoeristen voor de poorten van de veerdienst naar de Adalar, zoals de Istanbullu’s de eilanden kortweg noemen. Om niets van de skyline van Istanbul met zijn ontelbare minaretten en koepels te missen, zoeken we een plekje op het bovendek. We zijn nog maar net vertrokken of een groepje jonge vrouwen begint spontaan te buikdansen op het ritme van de darabuka. De sfeer aan dek zit er goed in. Thee- en simit-verkopers proberen zich een weg te banen door de menigte. We bestellen een glaasje dampende çay (thee) en een simit (sesambroodje) en gooien enkele brokjes naar de meeuwen die ons vergezellen. Wat een verschil met de hectiek van de stad die nog maar net achter ons ligt !

Idyllisch verbanningsoord

Oorspronkelijk telde de Prinsenarchipel tien eilanden, maar één ervan, Vordonisi, verdween zo’n duizend jaar geleden na een aardbeving in zee. Om dat eiland te zien, moet je dus letterlijk een duik in het water nemen. Van de overige negen eilanden, die als een groene gordel in de Zee van Marmara blakeren in de zon, zijn er slechts vier bereikbaar met de ferry : Kinaliada, Burgazada, Heybeliada en Büyükada. Je kunt aan eilandhopping doen, maar als je weinig tijd hebt, zijn alleen Heybeliada en Büyükada echt de moeite waard. De boot stopt eerst op Kinaliada, dat het dichtst bij Istanbul ligt en dat ook het dichtstbevolkt is. Afgezien van een hele rij vakantiehuizen en een lang kiezelstrand valt hier weinig te beleven. Wie wil zonnen is beter af op Burgazada, met Kalpazankaya als mooiste strand van de archipel. Dat eiland herbergt ook een klein museum, het voormalige huis van schrijver Sait Faik, ook wel de Turkse Tsjechov genoemd. Hij was het die het moderne kortverhaal in Turkije introduceerde. Alles ligt er nog bij alsof de man gisteren aan zijn schrijftafel zat.

Het groenste eiland is Heybeliada, dat met zijn vele pijn-, olijf- en citrusbomen heel mediterraan aandoet. Het is er heerlijk wandelen en picknicken in de bossen. Büyü- kada is het grootste ( büyük betekent groot in het Turks). Hier vind je de best bewaarde victoriaanse huizen, veelal omringd door tuinen vol magnolia-, mimosa- en jasmijnbomen. Hier ging vorige zomer ook Istanbuls nieuwste museum open dat focust op de geschiedenis van de eilanden (Adalar Müzesi Hangar Müze Binasi, Aya Nikola Mevkii Büyükada, +90 216 382 64 30. www.adalarmuzesi.org).

In de middeleeuwen trof je op de Adalar alleen kloosters en abdijen aan, ver weg van de verlokkingen van de stad. Jaloerse Byzantijnse keizers en later ook Ottomaanse sultans, verbanden familieleden en edellieden die een bedreiging vormden voor hun macht naar deze eilanden. We kunnen ons echt wel ergere plekken voorstellen ! Met de komst van de stoom- en veerboten in de negentiende eeuw, werden ze geleidelijk aan ook bevolkt door rijke Ottomaanse families. Het waren vooral Griekse, Joodse en Armeense kooplieden die er elegante zomerhuizen bouwden. Nu ademen de eilanden een unieke, romantische sfeer en hoewel ze elk een apart karakter vertonen, hebben ze één ding gemeen : gemotoriseerd vervoer is verboden, zodat je in een oase van rust en zuivere lucht terechtkomt. Hier verplaats je je per fiets, te voet, met een ezel of met een kleurrijke paardenkoets. Van zodra je voet aan wal zet, beland je in een andere wereld.

Mr. Robinson Crusoe

We laten Kinali en Burgazada links liggen en stappen af op Heybeliada. Links van de kade ligt het imposante Deniz Lisesi, een Turkse marineschool die een groot deel van het eiland beheerst. Na een korte wandeling op de brede zeepromenade, bezaaid met restaurants, waterpijpcafés en theehuizen waar mannen Triktrak spelen, stappen we in een paardenkoets die ons naar de heuveltop brengt. Het ritmisch hoefgetrappel en het krijsen van de meeuwen zijn de enige geluiden. Aan hotel Merit Halki Palace stappen we af en lopen we te voet verder, bergafwaarts, in het spoor van een groep gesluierde moslimvrouwen die, met een bende kinderen en evenveel picknickmanden, de dennenbossen in trekken. Op een open plek onder de bomen spreiden ze hun dekens en beginnen ontelbare schoteltjes en schalen vol eten uit te stallen. Picknicken is een geliefde Turkse activiteit. De eilanden zijn ’s zomers erg populair bij dagtoeristen.

Hoe verder we langs de rotskust op çankaya caddesi lopen, langs slingerende wandelpaden, hoe mooier en woester het landschap wordt. In een verlaten baai zien we een koppel zwemmen en terwijl we overwegen om ook in het turkooise water te duiken, valt ons een houten bordje op met de vermelding Robinson’s Beach. Een steile, krakke-mikkige trap leidt naar een piepkleine inham, waar een vriendelijke, besnorde Turk onder een parasol de aanlegsteiger aan het herstellen is. Zijn vissersboot dobbert op het water voor het verlaten kiezelstrandje : een idyllisch plaatje. We zijn uitgedroogd en uitgehongerd en vragen Mr. Robinson of we iets kunnen eten en drinken. De man lacht, haalt twee plastieken stoelen en een tafel, zet ze neer aan de waterlijn en zegt dat hij voor ons wel menemen (omelet) kan klaarmaken. Hij duikt weg in zijn strandhut en komt even later terug met twee frisse Efesbiertjes en een heerlijke groenteomelet die hij met restjes in elkaar heeft geknutseld. Wel een uur blijven we daar zo stilletjes zitten aan het water en begrijpen waarom sinds mensenheugenis schrijvers en kunstenaars zich door de eilanden lieten inspireren. De Turkse Nobelprijswinnaar Literatuur Orhan Pamuk schrijft in zijn weekendhuis op Heybeliada en schilder Marc Chagall woonde twee jaar op Büyü-kada in een groot houten huis met uitzicht op de overige eilanden.

Fin-de-sièclegrandeur

We willen te voet terug naar de haven, maar dat is buiten de stevige klimpartijen en brandende zon gerekend. Zo halen we nooit de ferry naar Büyükada. Gelukkig komt een paardenkar met een stel eiland-bewoners voorbij. Ze willen ons wel meenemen. Nipt halen we de boot en twintig minuten later staan we op de kade van Büyü-kada het populaire Turing Café te bewonderen. Dat is ondergebracht in het bootstation, dat met zijn arcades en glas-in-loodramen een mooi voorbeeld is van laat-Ottomaanse architectuur. Het gebouw deed vroeger dienst als casino, openluchtbioscoop en nachtclub. Van op het dakterras heb je een prachtig zicht op zee.

Voor een fietstocht is het te warm. Gemakshalve nemen we opnieuw een koets die ons naar de hoogste berg van de eilanden brengt : Yüce Tepe, waar Aya Yorgi ligt (St. George Monastery). Onderweg trekt een spierwit gebouw met rode luiken en twee elegante koepels onze aandacht. Een mooi staaltje van fin-de-sièclegrandeur. Het is het beroemde Splendid Palas, begin twintigste eeuw het favoriete logies van de aristocratie van Constantinopel en de vrienden van de sultan. Maar ook de Britse Edward VIII en Wallis Simpson brachten hier een liefdesnachtje door. Edward wist wel waar hij zijn geliefde naartoe moest nemen ! Het hotel heeft niets aan charme ingeboet en ademt de nostalgische sfeer van weleer. We rijden verder langs prachtig gerestaureerde art-nouveauvilla’s, zoals die van I,set pa,sa kö,skü op çankaya caddesi, waar de Russische revolutionair Leon Trotski vier jaar in ballingschap verbleef en in 1930 zijn Geschiedenis der Russische revolutie schreef. Het was ook in dit huis dat zijn dochter in 1933 zelfmoord pleegde. In dezelfde straat kun je in de romantische tuin van café-bookshop-galerie Büyükada Kültür Evi een Turkse thee of koffie drinken.

Heilige plek

De koets houdt halt bij een parkje dat de plaatselijke bevolking Lunapark noemt. Van hier uit is het een steile maar mooie klim naar de bergtop met het zesde-eeuwse klooster Aya Yorgi, de topattractie van het eiland. Je kunt er op een ezel heen, maar wij gaan liever te voet om te genieten van de panoramische zichten. Onderweg zien we heel wat reepjes stof aan de bomen hangen en katoendraden langs de weg. Boven, aan het klooster, krijgen we uitleg van een oude Griekse vrouw met een bidsnoer om de hand. Aya Yorgi blijkt een heilige figuur te zijn voor zowel orthodox christenen als voor moslims. Langs de weg naar het naar hem vernoemde kerkje staan wensbomen waaraan pelgrims een reep stof knopen om hun wens in vervulling te doen gaan. Op de lapjes zijn woorden gekrabbeld : voor een gezonde baby, werk, probleemloze examens, een leuke man… Spijtig, we hebben geen lapje op zak maar wensen in over-vloed ! Een kaars branden in de overigens fraaie kapel helpt misschien ook.

Vanaf Aya Yorgi heb je een fenomenaal uitzicht op Istanbul. Onder de rieten luifels van het plaatselijke café genieten we van een glaasje wijn en de prachtige zonsondergang op de Zee van Marmara. ’s Avonds dineren we in een van de visrestaurantjes aan de haven : mezze met raki, verse gegrilde zeebaars en een frisse salade. Katten en meeuwen zitten broederlijk naast elkaar op de rotsen te wachten op een lekker brokje.

Het leven op de Prinseneilanden lijkt ongecompliceerd, niet moeilijk dat ze zo’n aantrekkingskracht uitoefenen. Voor we weer op de boot stappen richting Istanbul, wippen we nog even binnen in ijssalon Mado voor een ijsje met mastik (gom), een Turkse specialiteit. Op de ferry is het veel rustiger dan tijdens de heenreis. Iedereen lijkt in gedachten verzonken en tuurt in de verte naar de Adalar, gehuld in het rode avondlicht.

Door Nathalie Bevernaegie – Foto’s Kat De Baerdemaeker

Doordat gemotoriseerd vervoer verboden is op de eilanden kom je terecht in een oase van rust en zuivere lucht, waar de tijd lijkt stil te staan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content