Immigranten uit derdewereldlanden die het willen maken in de westerse maatschappij, worden gedwongen zich zo volledig mogelijk aan te passen. Hun huid blijft donker, hun ziel wordt blank. Loida Maritza Pérez verhaalt in “Een huis voor mijn ziel” de geschiedenis van een Dominicaanse immigrantenfamilie die halverwege wit en zwart blijft steken.

Tien jaar lang schreef ik het ene korte verhaal na het andere. Ze werden geweigerd door de redacties van literaire tijdschriften, zowel door de grote belangrijke als door de kleine onbetekenende. Na tien jaar ben ik begonnen aan de roman Een huis voor mijn ziel. Die werd tot mijn verbazing wel heel snel geaccepteerd door een uitgeverij en is nu ook nog een internationaal succes aan het worden. Het was verkeerd dat ik tien jaar lang probeerde om ‘blanke’ verhalen te schrijven, vertellingen waarvan ik dacht dat Amerikanen ze graag zouden lezen. Het geheim van mijn succes is allicht dat ik na die tien jaar eindelijk ben gaan schrijven als een Dominicaanse, en dus met mijn eigen stem ben gaan spreken.” Dat zegt de 31-jarige Amerikaans-Dominicaanse schrijfster Loida Maritza Pérez over haar debuutroman.

In zijn speurtocht naar de Verenigde Staten van de volgende eeuw, Het einde van Amerika, had de Amerikaanse journalist Robert Kaplan al voorspeld dat de bevolking daar niet langer overwegend blank zal zijn, maar een Hawaïsering zal ondergaan. De meeste Aziaten en een deel van de Latino’s en zwarten zullen tot de middenklasse gaan behoren en versmelten met de blanke Amerikanen. Dat neemt niet weg dat er toch een aanzienlijk aantal Latino’s en Afro-Amerikanen overblijft dat aan de onderkant van de samenleving zal blijven steken.

Loida Maritza Pérez komt uit zo’n arm gezin uit de laagste klasse. In Een huis voor mijn ziel beschrijft ze de lotgevallen van twee arme Dominicaanse immigranten en hun dertien kinderen in New York. Het is het verhaal van Aurelia, die haar studie aan de universiteit onderbreekt en terugkeert naar huis om haar moeder bij te staan in een moeilijke periode. Het is de geschiedenis van Marina, die steeds dikker wordt en bij wie zich de eerste tekenen van schizofrenie openbaren. Het is het relaas van Elvira, die met haar twee ondervoede kinderen in een nauwelijks bewoonbaar pand huist en geregeld in elkaar wordt geslagen door haar ontrouwe en gewelddadige echtgenoot. En het is het verhaal van hun vader Papíto, die zich vastklampt aan zijn christelijk geloof, en van hun moeder Mami, die tracht haar lang onderdrukte magische krachten te regenereren om zo het lot van haar kinderen en haarzelf te verbeteren.

Pérez schreef een weinig vrolijke maar aangrijpende roman waarin ondanks de armoede, de waanzin en de troosteloosheid toch de hoop op een betere toekomst doorklinkt. Het is een familieroman in de waarste zin van het woord en heeft zelfs geen echte hoofdpersoon, hoewel het erop lijkt dat het verhaal vooral vanuit Aurelia’s standpunt wordt verteld.

Loida Maritza Pérez: Ik heb het vertelstandpunt ongeveer evenredig over alle belangrijke personages verdeeld. Het is typerend voor blanke lezers dat ze Aurelia als de belangrijkste romanfiguur beschouwen. Ze is de meest rationele persoonlijkheid. Ze heeft haar christelijk geloof afgezworen en is naar de universiteit gegaan. Het ziet er dus naar uit dat zij als enige haar milieu is ontstegen en een forse stap op de maatschappelijke ladder heeft gezet. Met een dergelijke vrouw kunnen blanke Amerikaanse of Europese lezers zich het best identificeren. Zij doet wat elke immigrante in hun ogen zou moeten doen. Later in het verhaal blijkt echter dat ze “hervalt” in het christelijk geloof en haar studie wil opgeven. Ze is wellicht dus toch niet die succesvolle immigrante die ze eerst leek.

Zet u uw lezers opzettelijk op het verkeerde been? U schetst een geslaagd beeld van een van Aurelia’s getrouwde zusters, en dan meldt u plots dat ze 130 kilo weegt en als poetsvrouw werkt…

Precies. Nu lees je eerst haar betoog en dat komt vrij intelligent over. Als ik eerst zou geschreven hebben dat ze 130 kilo weegt en huizen schoonmaakt, zouden bepaalde lezers haar opmerkingen direct hebben afgedaan als het gepraat van een gefrustreerde onontwikkelde vrouw. Ook Elvira lijkt iemand die weinig of niets bereikt heeft in haar leven, maar als je haar levensgeschiedenis gelezen hebt, besef je dat dit beeld maar ten dele klopt. Zij was het die op jonge leeftijd als eerste van de Dominicaanse Republiek naar de Verenigde Staten trok, daar hard werkte in een kledingatelier en ondanks het slechte loon zoveel geld kon sparen dat ze de overtocht voor de rest van het gezin kon betalen. Haar huidige situatie is misschien niet veel meer dan een tijdelijke terugval.

Onze beeldvorming van immigranten wordt nu eenmaal erg bepaald door de mate waarin ze voldoen aan blanke maatstaven. Het zijn echt niet alleen blanken die er dergelijke normen op nahouden, de meeste immigranten doen het evengoed.

De zwarte schrijfster en Nobelprijswinnaar Toni Morrison heeft ooit gezegd dat de beroemde smeltkroes der culturen niet bestaat.

Juist. Wie succes wil hebben in de Amerikaanse samenleving moet volledig veramerikaniseren en zijn eigen cultuur zoveel mogelijk opgeven. Dat geldt nu voor Dominicanen, Puertoricanen en Koreanen, maar een eeuw geleden evengoed voor Ieren, Italianen en Russen.

Wordt de assimilatie van de nieuwe immigranten niet extra bemoeilijkt door de rassenkwestie? U heeft bijvoorbeeld van Aurelia een zeer donkerhuidig meisje gemaakt, waardoor ze noch bij de zwarten, noch bij de Latino’s hoort.

Ze wordt inderdaad door geen van beide groepen als een van hen geaccepteerd. Ik heb daarmee niet zozeer willen aantonen hoezeer de rassenkwestie de integratie bemoeilijkt, maar meer hoe onzinnig het is een bepaald rassenlabel op iemand te plakken. Dat geldt misschien wel het meest voor de Dominicanen. Op ons eiland heb je zowel echte blanken, compleet met blond haar en blauwe ogen, als echte zwarten, directe afstammelingen van de uit Afrika afkomstige slaven die op de plantages werkten, én alle mogelijke combinaties daarvan. Alleen mensen met indiaans bloed zijn zeldzaam, omdat de oorspronkelijke bevolking al ten tijde van Columbus door de Spanjaarden werd gedecimeerd of bezweken is aan de door de veroveraars meegebrachte ziekten zoals de pokken en de mazelen. Dominicanen zijn dus tegelijk geen en wel Latino’s. We zijn wél Latino’s omdat we Spaanstalig zijn en uit het Caribisch gebied komen. Het is maar hoe je het bekijkt, en die willekeur bewijst hoe ondeugdelijk zulke catalogiseringen zijn.

De familie die u beschrijft is in veel opzichten Dominicaans gebleven, maar is in één belangrijk opzicht helemaal geassimileerd. Zowel de ouders als de kinderen behoren tot de gemeenschap van de Zevende Dag Adventisten. Wat maakt het protestantisme zo aantrekkelijk voor Latino’s, terwijl het katholicisme toch zoveel dichter bij hun oude godsdiensten staat?

Het is waar dat het katholicisme veel flexibeler is dan de diverse protestantse godsdiensten. Vooral onder de slaven zijn de animistische Afrikaanse religies honderden jaren springlevend gebleven. Naar buiten toe waren ze katholiek, maar binnenshuis bleven ze de oude godsdiensten aanhangen. Vandaar dat magische rituelen als voodoo tot in onze tijd konden blijven voortbestaan. Sommige van die rituelen konden zelfs zonder problemen worden ingepast in de katholieke eredienst. De moeder van Aurelia is bijvoorbeeld de dochter van een echte voodoopriesteres en heeft van haar veel kennis opgestoken en ook bepaalde magische krachten geërfd. Dat een personage als Papíto zich bekeert tot het protestantisme, en dan nog tot een nogal sektarische variant daarvan, heeft te maken met de toedracht dat het protestantisme zijn aanhangers het idee geeft dat ze meester zijn over hun eigen lot, als ze zich maar zorgvuldig aan een aantal strenge gedragsregels houden. Iemand die van het platteland naar de grote stad verhuist, en dan nog wel naar een metropool als New York, in een ander land, waar ze een andere taal spreken, heeft behoefte aan een dergelijk houvast. Bovendien wordt hij in de kerkgemeenschap waarbij hij zich aansluit, opgenomen als een volwaardig lid, als een gelijke, een broeder in het geloof, en wordt hij niet als een armzalige Dominicaan beschouwd. Omdat tientallen miljoenen andere Latino’s in eenzelfde positie verkeren als Papíto, zijn evangelische sekten zo ontzettend succesvol onder hen, zowel in de grote steden in Latijns-Amerika zelf, in Rio de Janeiro en Buenos Aires, als onder de immigranten in de Verenigde Staten.

Aurelia’s zuster Marina heeft godsdienstige visioenen. Toch wordt ze door de kerkgemeenschap niet als een potentiële heilige beschouwd, maar integendeel van blasfemie beschuldigd en als een duivelin bestempeld. Heeft u ook hier weer de willekeur van de hokjes willen aantonen?

Inderdaad. Voor de katholieken zou Marina misschien een heilige zijn, voor deze Zevende Dag Adventisten is ze het exacte tegendeel, en voor niet-gelovigen is ze gewoon iemand die geestelijk in de war is. Opnieuw, het is maar hoe je het bekijkt. Marina zou eigenlijk professionele hulp moeten krijgen, maar haar ouders weigeren haar in een psychiatrische kliniek onder te brengen. Door sommige critici is dat uitgelegd als een bewijs te meer van hoe weinig dit gezin is aangepast aan de Amerikaanse samenleving. Ik zie het anders. Ze willen hun problemen zelf oplossen en dus ook zo lang mogelijk zelf voor hun zieke dochter zorgen. Dat beschouw ik als een bewijs van hun sterk gevoel van trots en van hun enorme moed en doorzettingsvermogen. Dat zijn eigenlijk zeer Amerikaanse eigenschappen.

Papíto’s vrouw lost een aantal moeilijkheden van haar kinderen op met voodoopraktijken. Toch kun je je als lezer niet van de indruk ontdoen dat u zelf weinig geloof hecht aan magie.

Dat klopt, en ik vind dan ook niet dat mijn roman, ondanks het feit dat voodoo er een rol in speelt, magisch-realistische trekken vertoont. Daarom heb ik een scène geschreven waarin ik de magie enigszins onderuithaal. Het hele gezin ergert zich blauw aan Elvira die haar echtgenoot maar niet wil verlaten, ondanks het feit dat hij haar en haar kinderen verwaarloost en af en toe aframmelt. Als Elvira en haar twee kinderen weer eens bij haar ouders logeren, komt Papíto Elvira’s echtgenoot op straat tegen. Hij ontsteekt in woede en duwt hem een steegje in. Elvira’s echtgenoot is twintig jaar jonger en twintig centimeter groter dan Papíto, maar toch wordt hij lijkbleek van angst omdat hij een uitstulping ziet in Papíto’s rechterjaszak. Omdat hij ervan overtuigd is dat zijn schoonvader hem overhoop zal schieten, krijgt hij een astma-aanval en valt hij smekend om genade op de grond. Papíto waarschuwt zijn schoonzoon dat hij Elvira voor eens en voor altijd met rust moet laten, geeft hem een paar gerichte trappen en laat hem als een piepend hoopje in het steegje achter.

In zijn rechterjaszak zat geen pistool maar een stuk chocolade…

Wat is nu ware magie? Een bezweringsritueel aan de hand van een geplukte kip of een goedgerichte reep chocolade? Het laatste werkt in ieder geval even goed.

Een debuutroman heeft vaak veel autobiografische trekken. Met welk van uw personages heeft u het meeste gemeen?

Ik heb net als Aurelia aan de universiteit gestudeerd, maar ik heb ook net als Marina jarenlang als secretaresse op een advocatenkantoor gewerkt. Ik denk dat ik mezelf een beetje verdeeld heb over ieder van mijn personages. Oorspronkelijk leek het erop dat ik een grote stap op de maatschappelijke ladder zou zetten, maar ik ambieerde geen positie in het onderwijs of het bedrijfsleven. Het enige wat ik wilde, was schrijven. In New York zijn de grote advocatenkantoren 24 uur per dag geopend. Ik werkte ’s avonds en ’s nachts als secretaresse, zodat ik overdag vrij had om verhalen te schrijven.

Met het late succes van mijn schrijven ben ik het levende bewijs van de stelling die ik in Een huis voor mijn ziel verdedig: immigranten zijn niet alleen succesvol in hun nieuwe vaderland wanneer ze zich volledig assimileren met de cultuur van dat land, maar ook wanneer ze werkelijk zichzelf zijn en blijven. De familie die ik beschrijf, bereikt wel wat in de maatschappij – Papíto kan bijvoorbeeld een eigen huisje kopen in Brooklyn -, maar te weinig om werkelijk gelukkig te kunnen worden.

Wat is er de oorzaak van dat ze gedeeltelijk falen?

Niet dat ze immigranten zijn, maar dat ze hun eigen culturele achtergrond verloochenen, zonder zich echt aan te passen aan de Amerikaanse cultuur. Op die manier hebben ze zichzelf afgesneden van hun wortels en van de bronnen van hun persoonlijke kracht.

Dat had niet gehoefd?

Ik ben geen fatalist. Het verhaal heeft een open einde, omdat ik geloof dat mensen ook op latere leeftijd kunnen leren en dus zichzelf alsnog kunnen opwerken tot een betere positie. Misschien komt het nog goed met mijn romanpersonages. Tenslotte is het met degene die hen gecreëerd heeft ook niet slecht afgelopen.

Loida Maritza Pérez, Een huis voor mijn ziel. Vertaald uit het Engels door Molly van Gelder, Anthos, 1999, 384 blz., 790 fr.

Jeroen Kuypers en Piet de Moor / Foto’s Joost van den Broek

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content