Nog even en we schuimen met ons allen weer een zomer lang massa-evenementen af. De mensenzee in Werchter, koppen lopen op de Gentse Feesten : we willen het voor geen geld missen. Een onbewust antidotum voor een hyperindividualistisch tijdperk ? Of zit dat wij-gevoel ons in de genen ?

Het is juni, en daar komen de aardverschuivingen weer. Zo zuigt het eerste traditionele epicentrum in Werchter sinds kort jaarlijks maar liefst een slordige 300.000 jongelingen naar zijn akkers. Omdat ze muziekadepten zijn ? Zeker. Al stellen velen zich ook tevreden met de klanken die ze toegewaaid krijgen op de camping, en focussen ze zich liever op de barbecue van die avond. Voor hen telt de overgangsrite die Rock Werchter is : de maanden gezwoeg, geblok en gevloek worden ritueel geroosterd, weggeklonken en uitgesoesd in een brandende zon, en een zomer vol peace, love and understanding wordt broederlijk toegelachen.

Maar wat ook het doel is, vier dagen lang vindt meer dan een kwart miljoen mensen het fijn om zich zigzaggend en schuifelend voort te bewegen, om een half uur af te tellen voor een puntzak met een handvol te dure druipende frieten, en om weeë zweetgeuren en ademstokkende toiletwalmen met de glimlach te trotseren. Daar past maar één vraag bij : waaróm ? Want barbecuen met de vrienden kun je net zo gemakkelijk thuis. En voor de muziekliefhebbers : die enkele niet onaardige bands vormen op hun eentje beslist geen tegenwicht voor al die ontberingen.

Er moet iets meer zijn. Zeker als je de spectaculaire bezoekersaantallen bekijkt, en de jaarlijkse geboorte van weer enkele nieuwe massa-evenementen. Zo kregen de vorige Gentse Feesten op de twee zaterdagen nog meer dan 250.000 enthousiastelingen te slikken : de stad ontplofte en de echte stroppendragers vonden het bijna niet leuk meer. Even hard kreeg Gent het te verduren op Flikken-dag : vorige zomer klokte die af op 150.000 fans die de stoere motards en andere BV’s-in-uniform in de binnenstad kwamen bewonderen. Of wat te denken van de honderdduizend bezoekers voor de Haspengouwse bloesems in april, en culturele happenings als de Zomer van Antwerpen of KunstenFESTIVALdesArts, die onverhoopte hoeveelheden bezoekers omarmen ? Clouseau kweelt het Sportpaleis achttien keer vol en musicals worden bijna zonder uitzondering ‘wegens succes verlengd’. Of nog sprekender : de duizenden warmbloedigen die in naam van de kunst voor fotograaf Spencer Tunick onlangs regen en wind negeerden om gezamenlijk het vijgenblad te laten vallen in Brugge. (En dat terwijl Tunick twee jaar geleden in Breda maar zevenhonderd naaktlopers kon mobiliseren.)

Bijenkorf

Het eerste wat we ons dan afvragen bij het zien van zoveel samenhorigheid : hebben de trendwatchers gelijk gekregen ? Is de voorspelde trend van beehiving uitgekomen ? Enkele jaren terug werd die toch nog dé opvolger genoemd van het zieltogende cocoonen van de voorbije decennia : na het ‘wij werken en leven gezellig thuis’-adagium zouden we nu net als bijen in een bijenkorf ( beehive, jawel) massaal op zoek gaan naar actie met gelijkgezinden. We willen de straat op met mensen die dezelfde passie delen. En daarbij geldt : hoe meer zielen, hoe meer vreugd.

“Dat is zeker wat nu volop aan het gebeuren is”, bevestigt Vlaams consumentenpsycholoog en trendwatcher Herman Konings. “En het is niet eens een uitzonderlijke of originele evolutie. Wat schaars wordt, stijgt in waarde, dat is een eeuwenoude waarheid. In de sterk geïndividualiseerde samenleving van de laatste jaren, waarin de wereld net niet evolueerde naar een egonomie, me, myself and I, en we geholpen worden door de technologie om steeds meer op ons eentje te klaren, ontstaat een nijpend tekort aan samenzijn. Dus zoeken we weer almaar ijveriger het gevoel op van verbondenheid. Het is een bijna natuurlijke reactie tegen de verkilling van de maatschappij. Kijk ook naar het succes van buurtfeesten : de straat wordt afgesloten, een lange tafel in elkaar geknutseld, de kolen krijgen het warm en we zijn vertrokken voor een avond verbroederen. Eigen aan de huidige trend van beehiving is bovendien de nood om vooral die mensen op te zoeken met dezelfde interesses. Dat is ook duidelijk te zien in het huidige hoogtij van de vrijetijdsclubs, en ook fandagen zoals Thuis- of Flikken-dag.”

Maar beehiven is niet de enige motor achter de magnetische werking van massa-evenementen. Een en ander zou ook te maken hebben met een sluimerend maar tegenwoordig o zo hardnekkig gevoel van onveiligheid en vooral angst voor ziektes en ongezondheid. “En we weten het allemaal : de media spelen daarbij een niet onbelangrijke rol”, aldus Konings. “Wat las ik onlangs in de krant ? ‘Het aantal gevallen van borstkanker is met 13 procent gestegen.’ Dat dat niet onlogisch is – de leeftijdsgroep boven de veertig neemt gestaag toe -, dat wordt er niet of zijdelings bij verteld. We maken ons zorgen. Gevolg : we zijn meer dan ooit bezig met strategieën om dat onveiligheids- en ongezondheidsgevoel te bestrijden. Andere mensen opzoeken is daarbij heel succesvol. Want je één voelen met anderen, dat werkt bijzonder troostend.”

Leven is beleven

En dat is nog niet alles. Konings verwijst voor het succes van massahappenings ook naar de huidige belevingseconomie : we geven ons geld liever aan ervaringen dan aan producten. Liever een inlevingsreis naar Bora Bora dus dan een toilet van Philippe Starck. Dat staat tegenwoordig chiquer en we kunnen er nadien veel meer over kwijt. “In combinatie met de huidige statusangst duwt die belevingscultuur ons naar die massahappenings”, zegt Konings. “Statusangst, een term die de populaire filosoof Alain de Botton introduceerde, doet ons voortdurend afvragen hoe anderen ons zien. Of we wel succesvol genoeg zijn, of ons leven wel interessant genoeg is. Mensen beoordelen elkaar almaar meer op wat ze doen. En dat moet indruk maken. Want anno 2005 hebben we geen enkel excuus meer voor een minder succesvol leven : bijna iedereen krijgt alle mogelijke kansen om hoge toppen te scheren. Ons levenstraject, professioneel en privé, moet wel imponeren, anders hebben we gefaald. En in de huidige belevingseconomie gebeurt dat imponeren vooral met sensationele ervaringen, eerder dan met tastbare statussymbolen.”

En dus hebben we heel wat over voor die must do or see-ervaring, en zijn we er als de dood voor iets te missen. “Als iedereen elk weekend massaal naar de kust gaat en daar zelfs uren file voor wil trotseren, dan móét dat de moeite zijn, dan moet ik dat ook doen. Als iedereen naar Cirque du Soleil gaat kijken, dan mag ook ik dat niet missen. Een mechanisme waar, je raadt het al, marketingmensen maar wat graag op inspelen. En laten we daarbij ook niet vergeten dat de vrijetijdsmarkt nu eenmaal groter wordt door de kapitaalkrachtige babyboomers, de eerste generaties na de Tweede Wereldoorlog, die het werk geleidelijk aan neerleggen. Ook dat verklaart natuurlijk de almaar grotere opkomsten bij massa-events.”

Wat zijn we goed

Wijst Konings vooral op de tijdgeest, Norbert Vanbeselaere, sociaal-psycholoog aan de Katholieke Universiteit Leuven, laat ons eerst en vooral in eigen boezem kijken. Hij bestudeert gedragsfenomenen binnen en tussen groepen. Dat we het ‘met zijn allen’-gevoel zo leuk vinden, is niet meer dan normaal : het is eigen aan de mens. “Geborgenheid en een gevoel van autonomie : binnen een sociale context zijn dat twee basisbehoeftes die bepalend zijn. Eerst en vooral willen we ons fundamenteel geborgen voelen, banden creëren met mensen en genieten van een gevoel van nabijheid en intimiteit. Elke mens heeft nu eenmaal een continue nood aan bevestiging. En daarbij geldt : zodra je merkt dat iemand anders je visie deelt, heb je automatisch het gevoel dat jouw visie de juiste is. Terecht of onterecht, maar zo werkt het. Enerzijds zoeken we dus geborgenheid en bevestiging, maar anderzijds willen we ook het gevoel hebben dat we over een flinke dosis autonomie beschikken om zelf beslissingen te kunnen nemen en onze levensloop te bepalen.”

Lopen de twee elkaar niet voor de voeten ? Want klinkt ‘massa’ bij die tweede behoefte dan niet als een vies woord ? “Ze lijken op het eerste gezicht inderdaad in tegenspraak, maar dat hoeven ze absoluut niet te zijn. De ideale manier om beide behoeftes te verzoenen, is net om op te gaan in een groep. Hoe paradoxaal dat ook lijkt. Want je vindt er de geborgenheid van gelijkgezinden, maar bevredigt tegelijk je gevoel van uniciteit en autonomie omdat je je als groep altijd afzet tegen andere groepen, uiteraard meestal niet expliciet en zelfs onbewust. Zo definiëren de rockliefhebbers van Werchter zich onder meer tegenover de dancefanaten die massaal naar dj Tiësto trekken, bijvoorbeeld. Het is een gevoel van ‘wij, rockers’ tegen de rest. Hetzelfde geldt voor voetbalsupporters : ze zijn met tienduizenden die zich geborgen voelen in hun gezamenlijke aanhang van Club Brugge, en tegelijk weten ze zich duidelijk onderscheiden van andere supporters. Of kijk naar de deelnemers aan de Tunick-foto in Brugge. Ongetwijfeld heerste er een sfeer van : ‘wij, ruimdenkende kunstzinnigen samen, tegenover de bekrompen burgers daarbuiten’. Ik verwoord het nu wel extreem, maar het komt er zeker wel op neer. Je ziet : de twee behoeftes, geborgenheid en uniciteit, worden in die gevallen allebei ingevuld en dat verklaart grotendeels ons verlangen om in groepen op te gaan.”

Het samenspel van geborgenheid en zelfdefiniëring vinden we ook terug in het mechanisme van de hypes, vindt Vanbeselaere. Logisch, want ook daar gaat het om een, weliswaar minder tastbare, massa gelijkgestemden. Neem de iPod, die kwam, zag en overwon. De kenmerkende witte oortjes en de witte mini-jukebox zijn haast een uniform geworden : ze laten je tot een duidelijke stam behoren. En ook daar weer : bevestiging telkens je andere witte oortjes ziet – en die is welkom, want het was best wel een duur ding – en tegelijk een duidelijke zelfdefiniëring en onderscheiding als die-hardmuziekliefhebber.

Steeds drukker

Samengevat : van ‘brood en spelen’ uit de Oudheid, over de wagenspelen, theaters en, waarom niet, publieke terechtstellingen uit de Middeleeuwen, de latere circussen en politieke meetings, helemaal tot het jonge geweld van de muziekfestivals : de mens was altijd al een sociaal dier dat graag samenklit met soulmates. De huidige boom van de massa-evenementen schrijft Vanbeselaere dan vooral toe aan ons groter aandeel van tijd en geld, aan de kracht van de massacommunicatie waardoor promotie veel breder en sterker gevoerd wordt, én simpelweg ook aan onze grotere mobiliteit. “In de jaren vijftig als West-Vlaming naar Pukkelpop gaan, dat zou een werk van lange adem geweest zijn. Nu zakt een Limburger voor één avondje af naar de Gentse Feesten.”

En zijn de massahappenings ook geen tijdelijke, gulzige compensatie voor de overdosis individualisme van de voorbije jaren ? Vanbeselaere haalt de schouders op. “Dat het daar niets mee te maken heeft, dat hoor je mij niet zeggen. Maar eerlijk gezegd : ik vind onze maatschappij helemaal niet zo individualistisch. Als je cijfers bekijkt van mensen die actief zijn in verenigingen of als vrijwilliger aan de slag gaan bij ngo’s, dat zijn er honderdduizenden. Zijn we dan zo geïsoleerd bezig ? Ja, er wordt al eens vaker een e-mail verstuurd dan er getelefoneerd wordt, maar is die vorm van communicatie minderwaardig ? En de stelling dat ‘de mensen vroeger tenminste nog tot ’s avonds laat op straat zaten te keuvelen en elkaar steunden’, ook dat vind ik een vreselijk geromantiseerd idee. Solidair, ja dat waren ze zolang je de strikte normen van het dorp volgde. Een beetje buitenbeentje werd genadeloos afgemaakt. Geloof me, op het vlak van solidariteit en teamspirit zijn we er heus wel op vooruitgegaan.”

Nee, het ziet er volgens Vanbeselaere hoe dan ook niet naar uit dat massahappenings trendgebonden zijn en binnenkort weer aan volume zullen verliezen. Integendeel. Laten we dus alvast maar wennen aan horden Thuis-fans die in de Antwerpse Zoo zij aan zij proberen uit te pluizen welke acteur peter of meter is van welk dier. Dat is duidelijk nog maar een begin. n

Tekst Guinevere Claeys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content