Interieurarchitecte Cathérine De Vil zweert bij oude materialen en kalefatert met veel liefde oude panden op. Ze houdt van hoge plafonds, veel ruimte en plankenvloeren.

* Cathérine De Vil, 0495 57 25 55.

Ze groeide op in een huis vol antiek en belandde na haar studies interieurarchitectuur voor enkele jaren bij de vermaarde antiquair-decorateur Axel Vervoordt die internationale bekendheid geniet met zijn symbiose tussen oud en nieuw, antiek en hedendaags. “Hij is natuurlijk de ideale leermeester”, verklaart Cathérine De Vil. “Veeleisend, maar vol inspiratie. Hij hanteert bijzonder interessante principes, zoals het aanbrengen van basisstructuren in een woning en hij heeft een sterk gevoel voor materialen en kleuren.”

Gewapend met deze kennis heeft ze zich uiteindelijk als zelfstandig interieurarchitecte gevestigd en richt nu hoofdzakelijk woningen in. Haar stijl onderscheidt zich vanzelfsprekend van de sfeertaal van Vervoordt. Cathérine De Vil houdt van een landelijk karakter. “Ik werk graag met oude materialen”, stelt ze. “Ik vind dat een mooi interieur de indruk geeft dat erin geleefd werd. Je mag niet het gevoel krijgen dat het gloednieuw is. En als ik met nieuwe materialen werk, dan moet het iets zijn dat goed veroudert en er na enkele jaren van intensief gebruik mooier uitziet. Mdf gebruik ik bijvoorbeeld zeer zelden, tenzij het geverfd mag worden, zoals de bibliotheek in dit huis. Anders worden uitsluitend massieve materialen gebruikt. Alles moet ook een functie hebben, ik zal nooit een nutteloze drapering aanbrengen, een gordijn moet je kunnen dichttrekken.” Ze verlangt dus naar een zekere authenticiteit en houdt niet van veel glitter. “Interieurs mogen er voor mij zelfs een beetje ruw uitzien, zeker een vloer. Ik hou niet van een overdreven afgewerkte en cleane stijl. Een huis moet léven en voor mij mag er best iets rondslingeren.” Haar gezellige stijl sluit inderdaad meer aan bij de landelijke Franse decoratietraditie, die vrij speels en nonchalant oogt.

Deze woning ligt boven een winkel in het centrum van Lier. Het pand werd aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog gebouwd in neoklassieke stijl. Het interieur zag er lang niet zo spannend uit als nu. “Eigenlijk waren er alleen kleine kamertjes, waar niet eens veel licht binnenviel”, aldus Cathérine. “Eerst moest die ruimte opengetrokken worden. Een aantal binnenmuren werd afgebroken, waardoor er een enfilade tot stand kwam. Ik heb eerst een as uitgetekend met in het midden een glazen deur die, hoewel transparant, toch een afscherming vormt.” Door die deur kijk je van de eethoek naar de zithoek, wat goed is voor een royaal perspectief van een kleine vijftien meter. Deze doorkijk, net achter de gevel, is verrijkt met een rij vensters, wat het ruimtelijke effect versterkt.

Cathérine vindt oude huizen boeiender om in te werken dan nieuwe, omdat moderne woningen niet zelden een zeer voorspelbaar grondplan hebben. “Oude panden zijn geheimzinniger, er zijn overal hoekjes en deurtjes die ergens naartoe leiden. Bovendien zijn er meestal hoge plafonds en hebben de kamers betere proporties”, zegt ze. “Modern is minder verrassend. Bij deze woning is het verrassingseffect natuurlijk groot, omdat we twee huizen versmolten hebben. Daarom zijn er ook twee trappen. Maar er is meer. Achter de zitkamer vinden we bijvoorbeeld een afgesloten ruimte waarin ik een bureau-bibliotheek heb ondergebracht.”

Cathérine vindt bibliotheken bijzonder aantrekkelijk en probeert er in elke woning een in te richten, als er plaats voor is. Doorgaans kiest ze voor een nogal duistere bibliotheek, met donkere muren. “Eigenlijk creëer ik daar een mannenkamer, met een heel andere sfeer dan de rest van de woning. Dat maakt de verrassing voor iemand die hier binnenkomt, extra spannend.”

Ook het trappenhuis werd heel donker geschilderd, precies om ook deze ruimte een eigen karakter te geven en visueel van de woonkamers te onderscheiden. Cathérine apprecieert een rijk kleurenpalet, maar kiest nooit voor schreeuwerige tinten, ze houdt van mengtinten met een patina. Doorgaans mag ze ook de meubels kiezen. Zelden valt ze voor modern meubilair, maar van moderne kunst en antiquiteiten houdt ze wel, zoals de mooie renaissancestoelen in de bibliotheek. In dit interieur heeft ze gedeeltelijk bewaard wat er was. De hoge tafels in de keuken stonden op de zolder en de art-decofauteuils in een meidenkamer. “Je houdt natuurlijk rekening met wat de bewoners zelf graag zien. Als onze smaken samenvallen, dan is dat mooi meegenomen. Een interieur mag uiteindelijk geen showroom zijn”, besluit ze. “Ik hoop dat de mensen er echt in kunnen leven en dat ze er ook iets aan toevoegen of durven verplaatsen.”

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content