De interieurarchitecten Bataille & Ibens zijn meer dan veertig jaar actief. Hun interieurs en meubelontwerpen worden internationaal gepubliceerd en gewaardeerd. Nu verschijnt een nieuw boek over hun oeuvre.

De interieurarchitecten Claire Bataille en Paul Ibens richtten hun bureau op in 1968 maar ze waren al eerder samen actief. Inmiddels bouwden ze een uitgebreid oeuvre op met voornamelijk particuliere opdrachtgevers. Ze ontwerpen riante interieurs voor woningen in binnen- en buitenland, maar geven ook vorm aan kantoren en winkels. Hun werk overstijgt de interieurbranche, ze ontwerpen ook volledige woningen.

Uitgeverij Betaplus brengt nu twee lijvige fotoboeken uit met hun recentste creaties en de internationale belangstelling voor hun meubels en objecten groeit. Sommige vintage stukken worden al voor flinke bedragen afgehamerd in buitenlandse veilinghuizen. De ontwerpers zijn niet alleen al lang bezig, ze ontwikkelden ook een tijdloze stijl die ontsnapt aan trends.

U bent van het begin af actief op verschillende fronten, van architectuur tot interieur en design. Moeten we u dan designers noemen ?

Paul Ibens : Het woord ‘design’ stoort ons een beetje. Het dekt nu zoveel ladingen en klinkt zo modieus. Het wordt te pas en te onpas gebruikt.

Claire Bataille : We worden liever ‘ontwerpers’ genoemd. Of je nu een kopje of een interieur bedenkt, het gaat om ontwerpen.

Vroeger gebruikte u wel de term ‘design’.

Paul Ibens : Dat is zo. Maar in onze beginperiode, in de jaren zestig, was dat begrip nog niet gebanaliseerd. Nu heeft men het zelfs over ’trendy design’. Zo wordt het als mode, die voortdurend moet veranderen.

Claire Bataille : Dat is geen bewuste politiek. We zijn niet actief in de openbare sector, we werken vooral in de privésfeer. Bovendien doen we helemaal niet aan public relations. Veel bureaus steken daar veel energie is, wij niet en we zijn er heel gelukkig mee.

Paul Ibens : Niet dat we niet willen werken voor de publieke sector, maar we worden niet gevraagd. Die opdrachten – ook als het om interieurs gaat, zoals het inrichten van een museum – zijn altijd gericht aan architectuurbureaus, niet aan bureaus van interieurontwerpers. Dat is jammer.

Wanneer is uw creatief verhaal begon-nen ?

Paul Ibens : Dat was in 1963, toen we een prijs wonnen op de International Furniture Design Competition van The Daily Mirror in Londen, waarbij Charles Eames jurylid was. We wonnen met een zetel die nooit werd geproduceerd, maar het gaf ons wel de energie om voort te doen.

Claire Bataille : In 1968 hebben we dan een commode ontworpen voor een tentoonstelling over de integratie van kunst en meubilair in de Brusselse kunstgalerie Accent, waar ook werk te zien was van onder anderen Marcel Broodthaers en Marc Verstockt. Het meubel was wit, omdat alles toen immaterieel moest lijken. Nadien heeft het Nederlandse designbedrijf ’t Spectrum ons aangezocht om meubels en objecten te ontwerpen. Dat was een heel mooi merk met goede opvattingen.

Vanaf de jaren zestig en zeventig maakte u naam als interieurarchitecten.

Claire Bataille : Wat ons echt interesseert is kunst en architectuur. Eigenlijk hebben we altijd meer aan architectuur gedaan dan aan interieur. Onze opleiding bij Jules De Roover was ook echt architecturaal. Paul Ibens : Een van onze eerste opdrachten is daar een voorbeeld van, de kapel van het klooster van de Zusters van de Heilige Familie in Sint-Job-in-’t-Goor uit 1971, gerealiseerd in samenwerking met architect Pluys.

Claire Bataille : Het ronde betonnen gebouw was heel minimalistisch en rustgevend, met een betonnen vloer en witte plastic stoelen van Joe Colombo, de designer die we altijd hebben bewonderd. Ze pasten perfect bij de witte gewaden van de zusters. Dat was prachtig. Het gebouw bestaat nog steeds en zou een nieuwe bestemming krijgen.

Daarna hebt u veel woningen ingericht.

Claire Bataille : Een tweede erg belangrijk project was de Villa Corthout in Schilde, gerealiseerd in 1974 met architect Lieven Langhor. De bewoners kwamen uit Afrika en wilden met de natuur in huis te leven. Het werd een revolutionaire woning met een stalen skelet.

Paul Ibens : Technisch was het vooruitstrevend, een semiprefabsysteem. De woning werd in het tijdschrift Domus gepubliceerd.

Italië was toen een inspiratiebron.

Claire Bataille : Italië was in de jaren zestig dé plek waar van alles gebeurde. We bezochten in Turijn de Eurodomus-expo en de eerste edities van de Salone del Mobile in Milaan. In die tijd werd daar veel geëxperimenteerd met nieuwe materialen. We keken erg op naar werk van mensen als Joe Colombo en Vico Magistretti.

Paul Ibens : Toen werd hier nog meer gewerkt volgens traditionele methodes. Daarom hebben we bijvoorbeeld de witte commode voor de tentoonstelling bij Accent in hout laten uitvoeren, maar eigenlijk wilden we een meubel in plastiek. Zoals in Italië toen al volop werd gebruikt. Ronde vormen waren zo succesvol omdat ze makkelijker te realiseren waren in plastiek. De ronde vorm was toen een gevolg van de productietechniek.

Claire Bataille : En geen modetrekje zoals tegenwoordig. Nu is rond een ‘kunstje’, daarom maken wij er geen gebruik van.

Uw stijl is geëvolueerd. Maar in constructies als de Villa Corthout en in sommige meubels die u nu ontwerpt, valt toch een grote eenheid van stijl op.

Paul Ibens : Dat komt gedeeltelijk omdat we elke opdracht eerst en vooral constructief bekijken. Dan ga je ook logisch en functioneel ontwerpen.

Claire Bataille : Bij ons heeft elk detail zijn reden. Van ons bestek zijn de handvatten rond, niet omdat dat mooier is, maar omdat het beter in de hand ligt. We halen inspiratie uit de functionaliteit. Een woning moet binnenin in de eerste plaats goed functioneren. De ruimtes moeten ‘werken’. Ook licht en perspectief zijn heel belangrijk. Vandaar dat heel veel dingen steeds weer terugkomen.

Paul Ibens : We proberen altijd een zekere rust en stilte in onze ruimtes te brengen.

Claire Bataille : In het dagelijkse leven worden we al overdonderd door drukte, daarom is rust in de woning zo noodzakelijk.

De stijlen die nu als hedendaags worden beschouwd, zitten vol kleur en versiering. Denk maar aan wat Moooi of Droogdesign op de markt brengen.

Claire Bataille : Droogdesign is natuurlijk plezant, met Marcel Wanders heb ik het moeilijker.

Paul Ibens : Die dingen kunnen wel, maar daarnaast moet plaats zijn voor eenvoudige, functionele architectuur en vormgeving. Die gaan het langst mee.

Claire Bataille : Als een huis vol staat met van die objecten, word je gek, denk ik. Maar een enkel stuk van Droogdesign kan fantastisch zijn.

Eerder was er ook al de kleurrijke Memphisstijl.

Paul Ibens : Dat was een boeiende periode maar ze heeft niet lang geduurd.

Claire Bataille : Je moet zo’n beweging ook niet per se zelf gaan volgen. Soms wordt het te veel. Neem dat keukengerei van Alessi, dat word je beu. Zo’n pepermolen in de vorm van een ventje hoeft voor mij niet. In het begin was dat even leuk. Maar uiteraard heeft Alessi ook goede dingen gemaakt.

Bezoekt u designbeurzen ?

Claire Bataille : We gaan bijna elk jaar naar Milaan. Dit jaar net niet. Telkens zie je veel nieuws, hoewel dat voor ons niet hoeft. Soms is het te veel. Ontwerpers worden uitgeperst, ze moeten constant iets nieuws ontwikkelen.

Paul Ibens : Het kan geen kwaad als je jezelf herhaalt. Iets goeds mag worden herhaald.

Claire Bataille : Kunstenaars ontwikkelen toch een ook een bepaalde stijl die ze in de loop van hun carrière verfijnen en aanpassen. Volgens mij veranderen te veel ontwerpers te snel van stijl. Vandaag werken ze met ronde vormen, morgen met kubussen. Bovendien moet je nu spectaculaire dingen maken of je komt niet ter sprake. De media laten zich te veel leiden door de mode.

Door Piet Swimberghe Portret Ann Vallé

“We hebben altijd meer aan architectuur gedaan dan aan interieur.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content