Ik kom uit een modebewuste familie, ook als kind was ik met kleren bezig. Mijn grootmoeder was een heel flamboyante vrouw, mijn grootvader droeg altijd een mooi pak en rook naar Old Spice. Mijn moeder is nog model geweest, de zolder lag vol oude kleren van haar en mijn tantes, een echt paradijs voor mij.

’s Zondags hing de gang vol pelsmantels. Mijn ouders hadden een caférestaurant, op zondag kwamen de chique mensen eten. Ik deed niets liever dan ze observeren. En die jassen heb ik stuk voor stuk aangehad. Pels is taboe nu, ik weet het, maar dat royale gevoel zal ik nooit vergeten.

De jaren zeventig, daar heb ik een serieuze slag aan overgehouden. Avenue en Viva en Top Pop met Penny de Jager. David Bowie in zijn Ziggy Stardust-periode. Het was het begin van mijn fascinatie voor Londen en de rockscene, Vivienne Westwood en de mooie lelijkheid van het excentrieke.

Costumière, ik wist niet eens dat het beroep bestond. Toneelschool, dat had ik graag gedaan, maar dat zagen ze thuis niet zitten. Dus werd het moderne talen-kunst en 1001 jobs die allemaal wel met kleren te maken hadden. En toen was er die supercursus in Londen waar ik met stoffen en belichting leerde werken en personages typeren en mensen verjongen en verouderen.

Bart Peeters is het beste dat mij ooit overkomen is. Meewerken aan de Liegende en de Vliegende Doos, dat was zoiets als de lotto winnen. Die typetjes mogen vormgeven. “Een professor met drie benen die voor Agalev stemt”, faxte Bart dan door en ik wist precies wat hij bedoelde. Daar heb ik ongelooflijk veel geleerd.

Ik doe alles en ik doe het allemaal even graag. Make-overs, soundmixshows, een dakwerker tot Johnny Halliday ombouwen, een vrouw van honderd kilo tot Celine Dion. In het WittePaard pluimen in Luc Caals zijn derrière steken ? Waarom niet, met veel plezier zelfs.

Trek iemands kleerkast open en er valt een heel leven uit. Soms sta je voor verrassingen : heb je met een meisje uit de gothicsfeer en haar moeder te maken en verwacht je een explosie van kleren in die garderobe, maar nee, alles is angstaanjagend netjes, tot op de millimeter geordend.

Door met zoveel verschillende mensen te werken krijg je mensenkennis. Reken maar dat zelfs de mooiste vrouwen iets hebben dat ze niet graag laten zien. Nog een geluk dat ik al wat ouder ben en het allemaal kan relativeren. Want als je met zo’n beeldschone presentatrice werkt, denk je weleens : “Dit zou ik wel in de spiegel willen zien ’s morgens.”

Slaan, maar meteen ook zalven is mijn aanpak bij make-overs. Ik reken mezelf niet tot de modepolitie . Hoe de mensen gekleed zijn, buiten mijn job ben ik daar niet mee bezig. En in mijn job probeer ik niet te betuttelend te zijn. Zeggen wat er wél goed is. Ik scheur ook geen kleren kapot en rommel niet in iemands ondergoed omdat dat een goed televisiemoment zou opleveren.

Ik ben een echte individualiste, heb altijd als zelfstandige gewerkt. Ik bedoel maar, ik doe graag mijn zin. En ja, ik durf weleens vloeken. Mensen die hun werk slecht doen, die de kantjes eraf lopen, die maken de godzilla in mij wakker.

De humor heb ik van vaders kant. Een beetje donker, op het sarcastische af. Naar het schijnt heb ik een heel visuele manier van praten. Nu ja, ik moet mijn stylings natuurlijk ook weten te verkopen. “Een beetje erover, deze outfit ? Maar nee, jong, dit is heel Ocean’s Eleven.”

Ik ben uitentreuren met mijn vak bezig, tot ik er doodmoe van word. Ik koop boeken over mode, mijn zoon klaagt soms als ik naar een obscure Spaanse film zit te kijken omdat de aankleding interessant is. En toch neem ik het allemaal niet te ernstig. Het is showbizz, het zijn maar kleren, ik ben geen hartchirurg.

Lien Degol (1958) is vanaf oktober de presentatrice van het VIJFtv-stylingprogramma ‘Zo man zo vrouw’, waarbij koppels een totale nieuwe look krijgen.

Door Linda Asselbergs / Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content