‘Aan alle meisjes waar ik ooit verliefd op ben geweest’. Met deze vrije vertaling van historische woorden die Julio Iglesias en Willie Nelson ooit uitspraken, presenteert Dimitri Leue zijn boek ‘Even Gelukkig’. Hoeveel Leue zit er in die verhalen ? We gingen het na.

Wie de toneelstukken die Dimitri Leue het voorbije decennium voor een jong publiek bracht, zoals Het Kleine Sterven, Zarah Of De Vogels Komen Uit Het Zuiden en Fink, een beetje gevolgd heeft, weet dat de liefde in al zijn facetten, positieve én negatieve, de rode draad vormde door die voorstellingen. Omdat de Antwerpse acteur/auteur stilaan het gevoel krijgt dat hij alles wat hij over die wonderlijke liefde kwijt wou intussen gezegd heeft, sluit hij met het boek Even Gelukkig dat hoofdstuk definitief af. Naast een selectie theaterteksten bevat het ook andere verhalen én gedichten die een romantisch en soms tragisch beeld van de liefde ophangen.

De vraag die rijst is natuurlijk : waarom bent u tien jaar lang zo door de liefde gefascineerd geweest ?

Dimitri Leue : Zoals Rod Stewart ooit zong : ” The first cut is the deepest.” Ik mag zeggen dat ik een gelukkige jeugd heb gehad. Het enige grote verdriet beleefde ik in de liefde. Het thema hield mij als theaterauteur zo erg bezig omdat de liefde het enige in mijn leven was waar ik vroeger géén vat op had. Sinds ik drie jaar geleden vader werd, heb ik die drang tot controle compleet laten varen, maar voordien was mijn leven gestructureerd volgens een strak stramien : om negen uur opstaan, een uur joggen, wat lezen en schrijven en op tijd vertrekken naar een cultureel centrum om een voorstelling te spelen. Alleen relaties ontsnapten dus aan mijn controle. Hoe klef het ook mag klinken, ik blijf het gegeven dat je voor elkaar kiest iets heel moois vinden. Lang heb ik boven mijn deur volgende zin gehangen : “Liefde is elkaar zien als goden, maar tegelijkertijd aanvaarden als mensen.” Dat elkaar zien als goden heeft mij ertoe gedreven al die jaren een ode aan de liefde en de vrouwen te brengen. Dat elkaar aanvaarden als mensen daarentegen zorgt ervoor dat geliefden na verloop van tijd uit elkaar gaan. Als je ondervindt dat de ander ‘maar’ menselijk is en je daar niet mee kunt leven, komt er een scheur.

Maar met het ouder worden léér je daar toch mee leven, niet ?

Natuurlijk. Vandaar dat het laatste verhaal in het boek, Het Doodgezwegen Kind (Of hoe een plant een vlinder werd), eentje dat ik pas recentelijk op papier heb gezet, zo heel anders is van toon. Daaraan zie je dat ik het moeilijk krijg om nog puur over de liefde te schrijven en ik me nu liever op ‘het leven’ stort. Een teken dat die aanvaarding er al is gekomen.

Het is ook het enige verhaal dat goed afloopt.

Waar niemand in sterft of blind wordt (lacht). Dat klopt.

Het boek is heel romantisch. Een afspiegeling van je inborst of merkt je vrouw wel eens op : “Was je in het echt ook maar zo romantisch als je schrijft ?”

Ze wees er bij het lezen van dit boek inderdaad op : “Dat is een andere Dimitri dan die die ik nu ken.” Ik moet toegeven dat ik vroeger veel romantischer was. Net door die aanvaarding waar ik het daarnet over had, hou ik in een relatie nu vijf procent achter, terwijl ik destijds tweehonderd procent gaf. Het is bij ons zoals bij alle koppels met kinderen : je moet echt plaats en tijd maken voor romantiek. Helaas heb je daar niet altijd de energie voor.

Om te onderzoeken hoe autobiografisch het boek is, wou ik enkele stellingen over de liefde die over de lippen van je personages rollen aan je eigen mening toetsen. Eén : “Na een tijdje beginnen geliefden altijd op elkaar te lijken.”

Ik zie de bevestiging daarvan bij heel wat bevriende koppels : de ene partner die de schalksheid of net de ernst van de andere overneemt. Ook fysiek klopt het : als we kinderfoto’s van mijn vrouw en mijzelf bekijken, kunnen we moeilijk uitmaken op wie onze kinderen nu het meest lijken. Het is alsof we in de liefde op zoek zijn gegaan naar onszelf. Op geestelijk vlak zijn er in ons geval niet zoveel overeenkomsten, en gelukkig maar, anders zou het al te saai worden.

Twee : “Het zwaard van Damocles hangt bij de meeste mannen tussen de benen.”

Dat is slechts gedurende één periode op van mij van toepassing geweest. Gelukkig was die periode even kort als het zwaard zelf (lacht). Maar toch : lang genoeg om een relatie op het spel te zetten. Ik zie rondom mij toch aardig wat mannen die blijvend last hebben van dat zwaard van Damocles. Ze wéten dat ze niet aan de verleiding zouden mogen toegeven en tóch doen ze het keer op keer.

Drie : “Mensen met een groot hart hebben geen teveel aan liefde, maar een tekort.”

De titel van het boek is niet voor niets Even Gelukkig, met de klemtoon op even. De balans is essentieel. Als één van de twee de ander liever ziet dan omgekeerd, heeft een relatie weinig kans op slagen. Zelf lijd ik er vooral onder als ik naar het nieuws kijk. Oorlogen, of ze nu in Bosnië, Rwanda of Irak woeden, maken mij altijd triest. Soms trek ik mij dat echt veel te hard aan en lig ik ’s nachts wakker van de machteloosheid. Op zo’n moment denk ik : “Waren mijn handen maar even groot als mijn hart.” Buiten het geld dat ik op de rekeningen van ngo’s stort, weet ik absoluut niet wat ik daarmee aan moet. Zelf ken ik dé oplossing voor die wereldproblemen niet, maar ik hoop vurig dat iemand er ooit mee komt aandraven.

Vier : “Ze zeggen dat je één wordt tijdens het bedrijven van de liefde. Wel, ik zeg je, drie. Je wordt drie.”

Eén worden vind ik heel beangstigend want dat betekent dat je jezelf wegcijfert. Van koppels die samensmelten, krijg ik schrik. Ik vind het net mooi om te zien dat twee mensen elkaar respecteren zoals ze zijn, terwijl er toch die nauwelijks te benoemen chemie tussen hen is die maakt dat ze een speciaal stel zijn. Nee, drie worden bij het bedrijven van de liefde lijkt me ideaal. Wie drie wordt, doet aan optellen. Wie één wordt, doet aan aftellen. Je mag niet verdwijnen in de liefde want dan is de pijn, als het tot een breuk komt, veel te groot. Als je met drie bent en de relatie springt af, heb je uiteraard óók verdriet, maar je hebt jezelf niet verloren en bovendien geloof ik sterk dat ondanks het afscheid iets van dat onnoembare toch aan je blijft kleven. Ik zie dat heel goed bij mijn bomma. Mijn bompa is vijftien jaar geleden gestorven en toch is mijn bomma sindsdien nog geen dag alleen geweest. Dagelijks voert ze nog conversaties met haar overleden man. Op de duur zou je gaan geloven dat bompa er nog altijd is en zou je het raar vinden dat er een dag komt dat ze niets meer tegen hem zegt. Ik vind het echt prachtig om daar getuige van te zijn.

Het is me opgevallen dat je graag borsten beschrijft. Ben je een tettenzot ?

(lacht) Niet noodzakelijk. Ik wil zeker niet de nadruk op borsten leggen. Wat mij betreft, zijn het achterwerk, de benen of zelfs de schouderbladen van een vrouw zeker even begeerlijk. Waar ik in het verhaal Fink wél lucht aan heb gegeven, is hoe decolletés mij in verwarring brengen. Ik kan niet anders dan denken : wat wil die vrouw nu ? Dat ik kijk ? Moet ik het opwindend of alleen mooi vinden ? Kortom, ik weet niet hoe ik op decolletés moet reageren, ik begrijp de bedoeling ervan niet zo goed.

Hoe komt het dat je zo graag voor een jong publiek werkt ?

Met het thema verliefdheid vond ik altijd een goede ingang bij een publiek van 16-plus. Via humor en fantasie reik ik die jongeren een hand, zodat ik hen kan meenemen in een complex verhaal dat uiteindelijk veel verder gaat dan verliefdheid en seks alleen. Volwassenen willen die hand niet. Zij willen niet betutteld worden. “Zeg wat je te zeggen hebt” : dié houding nemen zij aan. Volwassenen willen theater met een grote T. Om zich te onderscheiden van de massa gaan ze op zoek naar dramatische stukken. Wat ik doe, kan je zien als een opstap naar het grote theater. Dat is een functie die ik, en met mij Het Paleis, graag vervul. Het is niet zo dat ik een lage dunk van mezelf heb. Integendeel, het is net een heel hoge dunk. Ik ben ervan overtuigd dat mijn werk zijn nut heeft. Wat ook belangrijk is : dankzij de schoolvoorstellingen bereikte ik alle sociale lagen. Het is heel leuk om voor het vijfde jaar in het technisch of beroepsonderwijs te spelen : in het begin lachen ze veel uitbundiger dan andere jongeren, maar op het einde van de voorstelling zijn ze eens zo stil.

Stimuleren je stukken hen soms om na afloop hun éigen verhaal aan je op te biechten ?

Absoluut. Een concreet voorbeeld : in Fink beschrijf ik een vrijscène op de fiets. Ik kreeg daarop drie brieven binnen, genre : “Wij hebben het al in een auto, metrostel of op een brommer gedaan.” (lacht) Dat kwam zo : zij moesten in de klas een bespreking van het stuk schrijven en vertellen over de herkenbaarheid van het verhaal. Dat is het interessante aan schoolvoorstellingen : als de leraars die goed opvolgen, krijg je achteraf nog aardig wat respons. Ik kan alleen maar hopen dat de scholen mijn boek nu óók oppikken.

Je bedankt in het boek je moeder voor het voorlezen. Is het aan haar te wijten dat je nu schrijft ?

Ik ben in ieder geval via haar broer, Warre Borgmans, in het toneel terechtgekomen. Mijn moeder was onderwijzeres, ze bestookte ons met boeken. Ik kan er alleen blij om zijn dat ze zoveel voor me heeft voorgelezen. Misschien heb je gelijk en heeft dat inderdaad iets te maken gehad met mijn latere keuze om te gaan schrijven. Je kunt niet genoeg voor kinderen voorlezen. De Stichting Lezen ziet het belang ervan echt wel in, hoor. Ik krijg via hen veel aanvragen binnen voor lezingen.

Je hebt ooit gezegd dat je bewondering hebt voor het inlevingsvermogen van kinderen. Je bent als acteur jaloers op de ernst van hun spel.

Ja, dat opgaan in het spel. Zo’n kind twijfelt er niet aan dat hij Batman ís. Hij wordt kwaad op de spelbreker die dat ontkracht. Zo’n afgebroken spel is te vergelijken met een coitus interruptus. Het eerste wat Jan Decleir tegen aspirant-acteurs zegt, is : “Probeer een kind te zijn. Je moet kunnen lachen, drie seconden later huilen en drie seconden later weer lachen. Als je dát kan, en je doet het geméénd, dan ben je een groot acteur.”

Je vertelde me aan de telefoon dat je deze week in dienst van je broer werkt. Leg eens uit ?

We bereiden al drie jaar samen een heel groot project voor, W@=D@ genaamd, waarin we kinderen een introductie bieden tot de culturen van Mali, Mexico, China en India. Een coproductie van Ketnet, Het Paleis, uitgeverij Sanoma en Telenet. Het zal zich immers op vier niveaus afspelen : een tv-reeks met Pieter Embrechts en mezelf voor de camera, theatervoorstellingen, een eigen magazine en een website met docu-clips die dieper ingaan op onderwerpen die in de tv-serie worden aangeraakt.

Is het de eerste keer dat je met je broer Kristoff samenwerkt ?

Ja. Kristoff is filosoof/cultuurwetenschapper. Het is de eerste keer dat hij voor tv werkt, hij heeft er zelfs speciaal een eigen productiefirma voor opgericht : Sancta Media. Verwacht nu niet dat hij programma’s als Het Eiland of Het Leven Zoals Het Is gaat maken. Hij wil op een bevattelijke manier iets vertellen over andere culturen, iets waar andere productiehuizen hun handen van af houden, en ziet daar een grote uitdaging in. We spiegelen ons voor W@=D@ aan Elektron, het jongerenprogramma dat Bart Peeters in de jaren tachtig presenteerde. Wat dat voor de wetenschappen deed, moet W@=D@ voor de cultuurwetenschappen doen. Dit is voor ons allemaal een stap in het duister geweest. Het is ongelooflijk welke hoge vlucht dit project heeft genomen : drie jaar geleden zaten we nog met drie – Pieter, Kristoff en ik – aan tafel te brainstormen, nu is het op en top professioneel geworden en heeft Kristoff zeven man in dienst. Hij is in drie jaar tijd een heel andere broer geworden. Hij is de baas, zie je (lacht).

Het boek ‘Even Gelukkig’ is uit bij Lannoo. 17,95 euro.

W@=D@ is vanaf november op Ketnet te zien.

Première van de theatervoorstelling W@=D@ India op 2/11/06 en

van W@=D@ Mali op 5/12/06 in Het Paleis, Antwerpen.

Meer info : op www.watisdat.be

Door Peter Van Dyck / Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content