Buiten lijkt de woning van architecte Christine von der Becke op een massieve fabriek. Binnen zorgen diepe perspectieven voor transparantie. Ze heeft dit bakstenen huis uit 1969 op een schitterende manier licht gegeven.

We waren al een tijdje op zoek naar een woning toen we in een krantje een advertentie opmerkten voor de verkoop van dit huis. Aanvankelijk zochten we een herenhuis, zoals iedereen, maar vonden een klassieke woning eigenlijk een beetje saai, omdat de indeling steeds dezelfde is. Deze woning is daar natuurlijk helemaal het tegengestelde van : hier is niets gewoon,” legt Christine von der Becke uit. “Aanvankelijk viel de prijs niet mee, maar die werd na een tijd redelijker, omdat weinig mensen zo’n speciale woning appreciëren. Omdat we uitkeken naar iets ‘anders’, voelde ik me meteen aangetrokken tot het eigenaardige exterieur dat inderdaad iets industrieels heeft. Ik was helemaal weg van de binnenkant en zag meteen met welke ingrepen ik er een fascinerende woning kon van maken.”

Het gebouw zag er bij Christines eerste bezoek onaantrekkelijk uit : “De hal was een soort serre met cactussen. Er stond geen fris meubilair, wel rustieke eikenhouten meubelen die hier niet passen. Alle muren waren van baksteen, alles zag er bruin uit. Het was ronduit afschuwelijk. Maar het grondplan en de structuur bleven me fascineren en dat gaf uiteindelijk de doorslag.”

De villa werd in 1969 opgetrokken naar de plannen van architect G.M.M. Verkinderen. Het is een voorbeeld van de baksteenarchitectuur die furore maakte in de tweede helft van de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig. Een vrij experimentele stijl die kwam overwaaien vanuit Groot-Brittannië, en die een breuk betekende met de klare Expo-stijl die het Bauhaus-modernisme van de jaren twintig voortzette. Naast deze kloeke baksteenarchitectuur oogt de Expo-stijl vederlicht, luchtig en uiterst transparant.

Verkinderen schudde, zoals bijna al zijn moderne tijdgenoten, het klassieke grondplan door elkaar. Het resultaat was een waaier van kleine en grote vertrekken, wisselend van niveau, geschikt rond een atrium, de hal. Het sterk opgedeelde grondplan bleef open van structuur, want veel deuren zijn er niet. Een hele generatie architecten raakte in de ban van deze experimenten, van Marc Dessauvage tot Paul Neefs en zelfs grote namen van nu, zoals Bob Van Reeth en Jo Crepain, waren daar destijds mee bezig. Allen pleitten voor de herwaardering van het metselwerk, van baksteen of betonsteen.

Dat leidde tot een vrij zware en onrustige architectuurstijl die pas midden jaren tachtig weer versoberde. Toen werden onder meer Le Corbusier en het Bauhaus herontdekt. Christine von der Becke hoort in die laatste traditie thuis. Bijgevolg is het boeiend te zien hoe ze met de creatieve architectuur van haar voorgangers omspringt. Haar voorbeeld zal zeker navolging krijgen, want in ons land staat er vrij veel van die zware baksteenarchitectuur uit de jaren zeventig. Sommige gebouwen missen elegantie en dragen zo’n zware stempel dat er niets mee aan te vangen is. “Maar dat gaat niet voor alles op”, aldus Christine von der Becke. “Bekijk ze aandachtig en misschien valt er wel iets spannends mee aan te vangen. Ik was vroeger ook niet weg van deze stijl, nu wel. Natuurlijk zitten er ook fouten in dit huis. Je merkt dat de architect veel op de tekentafel heeft ontworpen. Hij vond het leuk allerlei lijntjes door te trekken, wat een grafisch effect oplevert, maar in de werkelijkheid soms tegenvalt.”

Zij valt niet alleen voor de aparte structuur van het huis, ook voor de verhouding tussen de massieve constructie en het vele licht dat van overal binnendringt. “Licht uit alle windrichtingen en zowel van boven als van opzij, zeker in het atrium. Dat lichtspel heb ik sterker gemaakt door veel ‘bruin’ weg te halen, muren te bepleisteren of wit te schilderen.” Het huis werd ook horizontaal transparanter. Zo vallen de doorkijken tussen de treden van de trap of van de diepe naar de hoge woonkamer extra op. “Nu apprecieer ik ook de glazen deuren en binnenvensters, waar ik vroeger eigenlijk een hekel aan had, ze doen je denken aan een kantoor, maar hier ‘werken’ ze goed.”

Christine von der Becke geniet ook de vele extra ruimten. “We hebben bijvoorbeeld twee zitkamers, een lage met haard voor ’s avonds en in de winter en de hoge voor overdag met terras : dat is een luxe. Ook het spel van lage en hoge plafonds zorgt voor een visueel ruimtegevoel en maakt de proporties van de woning heel menselijk. In de slaapkamers zijn dan weer de schuine daken uiterst expressief. Sinds ik hier woon, baseer ik me bij het ontwerpen bovendien op de kwaliteiten van mijn eigen huis.” n

Tekst Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content