Anna Luyten Freelance journaliste

Tijdens de Japanse bezetting van Korea werden jonge meisjes gevangengenomen om in de Japanse soldatenkampen te ?dienen?. Ze werden dagelijks verkracht door rijen wachtende mannen. Ze werden troostmeisjes genoemd. De Koreaans-Amerikaanse auteur Nora Okja Keller schreef een roman over het leven van zo’n troostmeisje.

Anna Luyten / Foto Lieve Blancquaert

N ora Okja Keller, die in Hawaï woont, kwam naar Nederland en België om haar vertaalde roman voor te stellen. Keller publiceerde vooral essays en kortverhalen. Troostmeisje is haar eerste grote roman en het werd meteen een bejubeld boek. Terecht.

Het Koreaanse weesmeisje Kim Soon Hyo is amper twaalf als haar oudste zus besluit haar aan de Japanse bezetter te verkopen om voor zichzelf de bruidsschat te kunnen betalen. Kim Soon Hyo wordt een van de honderden meisjes waarbij de soldaten vleselijke ?troost? zoeken. Ze krijgt een Japanse naam : Akiko, de naam van haar voorgangster die vermoord werd omdat ze zich weigerde te verliezen in de foltering. Ze krijgt een nummer, de nummer van haar hutje. Soon Hyo tracht te overleven door zich een bestaan voor te stellen buiten haar lichaam. Ze overleeft de vernederingen. Ze overleeft een wreedaardig uitgevoerde abortus. Ze slaagt erin uit het kamp te ontsnappen en komt in een Amerikaans missiekamp terecht. Op het einde van de oorlog huwt ze onwetend met de missionaris en gaat met hem naar Amerika. Ze krijgt een dochter. Het kind wordt haar enige reden van bestaan. Na de dood van haar man wil Akiko met haar dochtertje terug naar Korea maar ze strandt in Hawaï.

Akiko en haar dochter leiden geen gewoon leven. Dochter Rebeccah tracht haar moeder te beschermen tegen de delirische aanvallen die ze krijgt. In die periodes spreekt haar moeder alleen met de goden. Volgens de plaatselijke bevolking is Akiko een sjamaan. Ze geven haar geld om te spreken met hun overleden familieleden. Rebeccah is bang voor de terreur van haar moeders aanvallen. De tiener wil vooral een ?gewoon? leven leiden waarin niet gedweept wordt met Koreaanse goden maar met de Osmond-family, een leven zoals alle Amerikaanse meisjes. En toch brandt ze thuis offergaven om de goden gunstig te stemmen.

Het boek stelt de vraag hoe iemand verder kan leven na die dagelijkse plunderingen van lichaam en persoon. Het schetst het gevecht van een vrouw met een vernederd verleden en een verstoord bestaan. Het boek maakt duidelijk hoe het trauma wordt doorgegeven aan de volgende generatie. Een familiesage van pijn. Het is een versie van het moeder-dochterverhaal dat soms schokkend is, soms uiterst vertederend. Daarom klinkt het zo eerlijk. Het geeft ruimte aan de verschillende levens die een persoon leidt. Het is een mooi boek. Het leest als een caleidoscoop die zicht biedt op de vele werelden die in een mens begraven liggen. Zowel moeder als dochter leven tussen de plooien van het normale en het afwijkende, het stilgehouden verleden, de dagelijkse noodzaak om voor haar dochter te zorgen en de toekomst die hoop moet bieden, de droomwereld en de harde realiteit, de Aziatische demonenwereld en het Amerikaanse moderne bestaan. Het verhaal wordt afwisselend verteld door moeder en dochter. Langzaam schuiven hun levens over elkaar. Pas na de dood van haar moeder komt de dochter te weten wat haar moeder heeft meegemaakt.

Waarom heb je dit boek willen schrijven ?

Het fenomeen van de troostmeisjes is slechts een van de gruwelen van Wereldoorlog II. Maar anderzijds ook een van de best bewaarde geheimen. De meeste vrouwen die als troostmeisje dienden, werden vermoord, en zij die het overleefden, kregen zwijggeld van de Japanse regering. De jonge meisjes, meestal van Koreaanse afkomst, werden gevangengenomen of verkocht door hun arme familieleden om te dienen in de soldatenkampen. Aan velen werd beloofd dat ze veel geld zouden verdienen in een Japanse fabriek. Ze moesten in kleine stallen lange rijen soldaten bedienen. Vele piepjonge meisjes kwamen in de kampen om. Zij die het overleefden, werden door hun familie verstoten en leidden een leven van schaamte, eenzaamheid en gedwongen stilte. Het is pas vanaf begin de jaren negentig dat de Koreaanse vrouwen hun mond hebben durven opendoen over het verleden. Ik vind die moed van deze vrouwen om het zwijgen te doorbreken hartverscheurend. Ik wil dat hun verhalen het brede publiek bereiken, voor ze hun geheim mee het graf innemen.

Je bent aan dit boek begonnen in 1993, na een lezing van een vrouw van zeventig. Ze heette Keum Ja Hwang. Je bedankt haar in je voorwoord.

Ze zou over Vrouwen in Korea spreken. Ik was verbijsterd, ik werd misselijk toen ik haar verhalen hoorde. Zij was als troostmeisje gevangengenomen in de kampen. Na jaren van gedwongen stilzwijgen had ze besloten aan de universiteiten over haar lot te gaan spreken. Het heeft me erg aangegrepen. Ik dacht : ?Waarom heb ik nog nooit van deze vrouwen gehoord ? Waarom werden ze zo verzwegen ?? Ook mijn moeder had me nooit over deze dingen verteld. Het is zo’n taboe. Vreemd is dat je in de Koreaanse soapseries altijd een vrouwelijk personage op de achtergrond ziet waarvan men zegt dat ?er iets vreselijks met haar is gebeurd in het verleden?. Maar nooit wordt uitgesproken wat er is gebeurd. Het verhaal van de troostmeisjes leek wel een collectief bewaard geheim. Het boek is nu ook vertaald in het Koreaans, en is daarmee het eerste boek dat in de taal van het slachtoffer over dit onderwerp verschijnt. Ik was erg zenuwachtig voor het onthaal ginds. Ik was bang dat de vrouwen die dit alles meegemaakt hadden me zouden beschouwen als een indringer in hun wereld. Wat mij ontroerd heeft, is dat ze me bedankt hebben voor het beschrijven van hun leed.

Hoe groot is de haat van de Koreanen ten opzichte van de Japanners ?

Koreanen zijn altijd onderdrukt geweest. Ze worden in Japan nog steeds als tweederangsburgers beschouwd. Ze kunnen nog altijd geen Japans staatsburgerschap krijgen. Maar ik wil niet dat dit boek wordt beschouwd als een typevoorbeeld van rancune. Ik wil niet zeggen : ?Kijk eens mensen hoe wreedaardig de Japanners zijn.? De wreedheid die ik in dit boek beschrijf, vind je overal en altijd op de wereld. Kijk maar naar Rwanda, naar Bosnië. Denk maar eens na over het sekstoerisme. Ik heb niet een land met de vinger willen wijzen. Ik wil met dit boek een bijdrage leveren aan de lessen die we moeten leren uit het verleden om tot een groter gevoel van menselijkheid in deze wereld te komen.

In hoeverre gaat dit verhaal ook over jouw familie ?

Mijn moeder is nooit een troostmeisje geweest. Wat dat aspect van het boek betreft, heb ik me vooral gebaseerd op historische documenten en verhalen van vrouwen die het meegemaakt hadden. Het autobiografische zit vooral in de nauwe relatie moeder-dochter. Daar gaat dit boek voor mij ook in de eerste plaats over. Sommige ervaringen van Rebeccah heb ik rechtstreeks uit mijn kindertijd geplukt. Het verwerpen en het beschermen van de moeder bijvoorbeeld. Mijn Amerikaanse vader werkte als ingenieur voor de regering toen hij mijn moeder in Korea ontmoette. Wij verlieten Korea toen ik drie was. Mijn moeder heeft me nooit Koreaans geleerd. Ze weigerde haar taal met ons te spreken omdat ze vond dat we hogerop moesten geraken. Vanaf mijn zes jaar wilde ik me volledig aan de Amerikaanse cultuur aanpassen. Totale assimilatie. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig dacht men nog niet na over biculturaliteit. Nu leert mijn moeder mijn dochter Koreaans, waar ik haar heel dankbaar voor ben. Voor mijn dochter is haar Koreaanse oorsprong een extra geworden, voor mij was het een negatief etiket.

Wat is Korea dan voor jou ?

Ik wil de betekenis van mijn Koreaanse afkomst vinden door erover te schrijven. Vroeger wilde ik het afstoten, hoewel ik door mijn opvoeding als vanzelf die Aziatische cultuur geabsorbeerd heb. Ik ben er tot in mijn late tienerjaren, net zoals Rebeccah in het boek, beschaamd voor geweest. Ik rebelleerde tegen alles wat Koreaans was omdat ik wilde rebelleren tegen mijn moeder.

Rebeccah voert hetzelfde gevecht tegen haar moeder en haar afkomst. Anderzijds beschermt zij ook haar moeder tegen de andere wereld die de Amerikaanse is. Heb je ook dat gemeen ?

In vele immigrantenfamilies moet de dochter de moeder beschermen. Kinderen beheersen de taal en de gedragscodes beter dan hun migrantenouders. Mijn moeder begreep geen Engels. Ik was een goed spreker, en heb dus altijd voor haar moeten spreken. Ik denk dat dat typisch is voor een migrantendochter. De machtsverhoudingen worden omgekeerd. Het kind zorgt voor het hier en nu, voor de presentatie van de familie naar de buitenwereld toe. Dat kan erg verwarrend zijn. Schrijven is voor mij een manier om me met die situaties te verzoenen. Mijn volgende boek zal gaan over die transformatie van macht in een inwijkelingenfamilie.

Mooi is de relatie die je in je boek legt tussen de dagelijke realiteit van een tiener en de magische realiteit waarin de Aziatische moeder vlucht.

Ik ben in die tweespalt groot geworden. Als kind al deed ik aan waarzeggerij. Wij brachten offers voor de doden. Die sjamanistische traditie is typisch Koreaans. Typisch vrouwelijk ook. Volgens het Koreaanse geloof kunnen alleen de vrouwen contact leggen met de goden. Er zijn wel mannen die het mogen doen, maar zij moeten zich dan hoogst verwijfd gedragen en vrouwenkleren aantrekken.

Dat sjamanisme heeft in mijn boek een belangrijke functie. Als Akiko het vrouwenkamp verlaat, heeft ze haar eigen lichaam verloren. In westers opzicht betekent dat dat ze er een trauma aan heeft overgehouden en op een psychotische manier afscheid heeft genomen van haar lichamelijkheid. Een tweede, even geldige verklaring is de Koreaanse, dat ze sjamaan is en dat ze afstand kan doen van haar lichamelijkheid. Het is belangrijk om die twee denkwijzen naast elkaar te plaatsen. Ze kunnen zelfs samenhoren of vervloeien in een leven zoals dat van Rebeccah.

In je boek vertelt Rebeccah haar schoolvriendinnen verzonnen verhalen over haar familie. Je schrijft : ?Maar ik wist dat het verhalen waren en dat ik ze vertelde aan mensen die niet belangrijk voor me waren… Mensen die niet in mijn dromen konden kijken, waarin ik verzonk en naar de bodem zakte en snakte naar adem terwijl onzichtbare handen mijn benen vastgrepen en eraan trokken…? Wat is die functie van droom en verhaal voor jou ?

Dromen zijn voor mij altijd belangrijk geweest. In mijn Koreaanse familie vraag je elkaar ’s ochtends niet of je goed hebt geslapen maar wel : ?Hoe was je droom ?? Ook Rebeccah droomt veel in dit boek. Het is haar manier om zich verbonden te voelen met de wereld van haar moeder. Ze verzint zich ten opzichte van de buitenwereld een ander bestaan. De meeste mensen verzinnen valse verhalen om de echte verhalen te verbergen. En niet alleen de schrijvers. Ik herinner me dat ik vroeger op school ook fantastische verhalen vertelde over mijn familie. Als schrijver probeer ik nu zo eerlijk mogelijk te verzinnen. Fictie moet die mix blijven van heel diepe waarheid en verzinsel. Daarom is het een goede uitlaatklep voor mij. Het biedt me de mogelijkheid dingen aan te raken die ik in mijn echte leven nauwelijks ter sprake zal brengen. Het schrijven kan een mens redden. Moest ik niet schrijven, dan zou dat zwarte, die mogelijke ondergang in mij blijven en mij vernietigen. Dit boek is zo’n boek waarmee ik me red. Ik heb lange tijd geweigerd om het te schrijven. Zelfs tijdens het schrijfproces leed ik pijn. Ik brak. De details van de gruweldaden die met de troostmeisjes werden uitgehaald moest ik zelf verzinnen. Ik moet heel donkere kanten hebben. Ik heb heel diepe dingen uit mezelf gehaald. Toen het af was, voelde ik me gezuiverd.

Dit verhaal gaat volgens mij vooral over een extreem gewonde moeder die vlucht in de liefde voor haar dochter.

Dat klopt. Ik heb de scènes waarin de moeder mijmert en hoopt bij haar dochter, neergeschreven toen mijn dochter pas geboren was. Ik schreef ’s nachts tussen twee borstvoedingen door. Daarom is het boek zo met mijn eigen leven verbonden. Ik was op dat moment geslagen door de intense liefde die ik als kersverse moeder voor mijn kind voelde. Rebeccah is de troost van haar moeder. Haar moeder heeft alle hoop voor haar bewaard. Ook mijn moeder had dat. Ze dacht dat Amerika het land was waarin haar kinderen zouden slagen in het leven. Al de dromen die zij had opgegeven, gaf ze door aan ons. Een kind is ook pijn. Kinderen gaan per definitie weg. Daarom heb ik zo veel emotionaliteit gelegd in de scènes waarin de moeder de zuigeling voedt, de gedachten die door je heen stromen als je kind nog zo afhankelijk van je is. Mijn kind heeft mij een nieuw soort verbondenheid laten voelen en ook de band met mijn eigen moeder verstevigd. Akiko heeft niemand anders. Het kind geeft haar een bestaansreden, ik denk dat dat voor vele moeders geldt.

En dan is er de dood. Rebeccah verdient de kost door het schrijven van doodsberichten, de moeder spreekt met de doden, en pas als de moeder sterft, wordt haar dochter een beetje gewaar wie zij als moeder heeft gehad.

Het thema van geboorte en dood zijn verbonden zoals hemel en aarde, zoals het delirische met het normale. Door de dood van haar moeder wordt Beccah deelgenoot van het groter geheim van haar verwekster. Ik denk dat het in onze levens vaak zo gebeurt. Pas na de dood van onze ouders krijgen we het gevoel dat we iets vreselijk belangrijks moeten missen, en dat we ze eigenlijk nooit gekend hebben zoals ze werkelijk waren.

Wat met de mannen ? Je laat weinig plaats voor aardige mannen in je boek.

Het was een dilemma voor mij. Zoals ik niet anti-Japans wil klinken, wil ik ook niet anti-man zijn. Ik heb gewoon de geschiedenis geschetst vanuit het standpunt van Akiko en haar dochter. Dat is een heel beperkt standpunt en het kleurt het verhaal over de mannen in het boek. Ik heb vooral willen tonen hoe de ervaring van de moeder met mannen ook de relatie van haar dochter met haar omgeving beïnvloedt. Het geeft een idee hoe het kwade de volgende generaties besmet.

Hoe belangrijk vind jij de tendens van Aziatisch-Amerikaanse schrijfsters die schrijven over de tweespalt in hun bestaan ?

Ik denk dat het heel belangrijk is. Het eerste boek dat ik van een Aziatisch-Amerikaanse las, was Woman Warrior van Maxine Hong Kingston, een boek uit 1976. Ik las het pas in de jaren tachtig, op de middelbare school. Het gaat over haar relatie met haar moeder en de Aziatische cultuur. Voor het eerst las ik een boek waarin het hoofdpersonage iet of wat gelijkenis vertoonde met mij. Ik stond verbaasd en dacht : ?Ook wij kunnen dus interessant zijn.?

In de late jaren ’80 kwam Amy Tan, en nu heb je inderdaad die explosie van Aziatisch-Amerikaanse schrijfsters. We zijn allemaal even oud. We schrijven over gelijkaardige onderwerpen. Het gevaar dreigt dat mensen gaan denken : weer zo eentje. Maar ik denk dat we allemaal heel verschillende stemmen hebben en onze levens belangrijk genoeg zijn om te vertellen.

Nora Okja Keller, Troostmeisje, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 1997, 204 p., 600 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content