LEVEN OP SLIPPERS

Warm, sensueel en ontdaan van stress : op een eiland lijkt het geluk voor het grijpen te liggen. © BURT GLINN / MAGNUM PHOTOS

Knackcolumnist Roderik Six volgde dit jaar zijn vrouw in haar carrière en dat bracht hem naar de Caraïben. Momenteel woont het paar voor een tijdje op Bonaire, maar Aruba was de eerste halte van hun buitenlands avontuur. Eiland van zon, zee, cocktails en leguanen.

Eilanden spreken tot de verbeelding. Kleine spikkels aarde te midden van de zee waar je ongestoord jezelf kunt zijn, vrij van alle zorgen, ontsnapt aan de westerse ratrace die ons door een labyrint zonder uitgang jaagt. Wie droomt er niet van ?

Het ideaalbeeld klopt helaas niet altijd met de werkelijkheid. Lees er bijvoorbeeld De atlas van afgelegen eilanden op na, een prachtige encyclopedie van de meest onooglijke eilanden, samengesteld en geïllustreerd door Judith Schalansky. Haar fascinatie met eilanden stamt al uit haar jeugd. Schalansky groeide op in Oost-Duitsland en zag hoe Berlijn in kleine sectoren was opgedeeld, sommige zelfs omringd door een muur : een grauw eiland. Want eilanden zijn dubbel: enerzijds heerlijk onbereikbaar voor de boze buitenwereld, en anderzijds openluchtgevangenissen vanwaar ontsnappen niet zo gemakkelijk blijkt. Hoe idyllisch ook, elk eiland is tegelijk Bounty én Alcatraz. Schalansky schetst dan ook een ontluisterend beeld. Eilanden lokken vrijbuiters aan, utopisten die met de beste bedoelingen sektes en communes oprichten ; incestueuze minimaatschappijen waar het al snel fout loopt. Of ze dienen als ballingsoord. Gevangenen, afgezette keizers, ketters, piraten, buitgemaakte slaven – drop ze op een rots en laat God over hun lot beslissen. Haar atlas leest als een kadaster van misbruik, tirannie, verkrachting, foltering en moord. Niet toevallig luidt de ondertitel dan ook : Vijftig eilanden waar ik nooit ben geweest en ook nooit zal komen.

Anarchistische inborst

Aruba staat niet tussen die vermaledijde vijftig vermeld. Het had nochtans gekund. Zoals elk eiland kent Aruba een bewogen geschiedenis. Eilanden waren begeerde bruggenhoofden voor ontdekkingsreizigers – een ideale tussenstop voor bevoorrading, de perfecte plek om muiters achter te laten – en dienden vaak als pasmunt voor onderhandelingen wanneer de machtsverhoudingen kantelden. Aruba wisselde dus een paar keer van eigenaar. Amerigo Vespucci zette er als eerste voet aan wal en schonk het eiland aan de Spaanse kroon, waarna het in Nederlandse handen kwam, met een korte tussenperiode van Engelse heerschappij. Die laatsten baatten er tot 1916 een goudmijn uit, waarvan je de restanten nog steeds kunt bezoeken.

Wisselende meesters, maar Aruba blijft onlosmakelijk met Nederland verbonden, zij het dat de verhouding tussen beide ambigu blijft. Enerzijds wordt koning Willem Alexander er met alle luister ontvangen, en anderzijds hebben de Arubanen lak aan de Nederlandse bemoeienissen. Die tweespalt escaleert van tijd tot tijd. Hoewel Aruba onafhankelijk is, moet Nederland vaak borg staan wanneer het eiland op de internationale markten geld wil lenen. Daarom wil Den Haag inzage in de begroting, maar in 2014 weigerde president Eman de boekhouding vrij te geven, waarna hij prompt in hongerstaking ging. Een president die zich bedient van een hongerstaking, hét chantagemiddel van IRA- en RAF-gevangenen, qua symboliek kan het tellen : zij zijn de bezetters, wij zijn de vrijheidsstrijders. Je ziet het premier Michel niet meteen doen als Europa ons op de vingers tikt voor een krakkemikkige begroting. Het zegt iets over de anarchistische aard, zo eigen aan eilanden.

Arm in een rijke wereld

Als toerist merk je er weinig van, maar Aruba kampt met een torenhoge schuldenlast. Dat lijkt vreemd als je van het ene luxehotel naar het andere wandelt, je geld spendeert in één van de talloze casino’s, elke dag nieuwe cruiseschepen ziet aanmeren, en voor de kust twee olieplatforms ontwaart. Die laatste schuiven tijdens het hoogseizoen trouwens weg van de hagelwitte stranden, om het uitzicht niet te verpesten. De olieraffinaderij daarentegen ligt vlak naast Babybeach, een strandje waar vooral de lokale bevolking komt baden. Een gruwelijk gezicht : links azuurblauw water en wuivende palmbomen, rechts een gitzwart industrieel complex dat niet zou misstaan in Gotham City. Gelukkig voor de toeristen ligt de raffinaderij al drie jaar stil – je mag je de geurhinder niet voorstellen. De opgepompte olie verdwijnt, samen met de winst, naar het vasteland.

Aruba zet in op high-end toerisme. Geen backpackers, geen lowbudgethotels, geen goedkope campings. Wie een hotelvergunning wil, moet aantonen dat vijfsterrenservice het streefdoel is, en dergelijke licenties brengen dan ook veel geld op. Toch in het begin. Want de latere winst wordt via slimme constructies weggesluisd naar fiscale paradijzen waar de belasting zo mogelijk nog lager is. Kijk wanneer u op Aruba een biertje van zes dollar bestelt, zeker eens naar de btw : die bedraagt amper drie procent. Dat de Arubaanse schatkist leeg is, mag dan ook niet verwonderen.

Nu, welke schatkist kampt niet met enorme gaten ? Geen enkele toerist trekt naar Aruba om zich zorgen te maken over de wereldeconomie. Wie enkel een strandvakantie wil, is hier aan het juiste adres. Alleen ben ik maar een halve toerist ; omdat mijn vrouw Tine een carrière aan het uitbouwen is in een Caraïbisch ziekenhuis, heb ik de grijze Amsterdamse luchten vaarwel gezegd en ben haar achternagevlogen.

Eindeloze zomer

Aan ontvangstfeestjes geen gebrek. Aruba maakt zijn slagzin One Happy Island helemaal waar. De Arubanen zijn dol op feesten ; elke gelegenheid wordt aangegrepen voor een party. Dat kunnen oer-Hollandse gebruiken zijn als een nieuwjaarsduik – compleet met oranje Unoxmutsen en erwtensoep nadien – maar ook carnaval en de onafhankelijkheid worden duchtig gevierd. In de zomer is er elke week wel een festivalletje, vaak op het water : boten, van luxejachten tot sloepjes, verzamelen voor de kust terwijl een lokaal radiostation van op het strand vette beats de boxen uit blaast.

Samen met Tine ben ik uitgenodigd op een boot die toepasselijk Endless Summer heet. Het is bijna onwerkelijk. Amper vierentwintig uur geleden ploeterde ik nog met mijn rolkoffer door de smeltende sneeuw, en nu zit ik met mijn geliefde op de warme boeg van een deinende boot die kreunt onder de bassen. Iemand reikt me een gin-tonic aan. Ik probeer uit beleefdheid mijn zonnebril af te zetten, maar het zonlicht is zo overdadig dat ik me een eeuwenoude vampier waan. Mijn huidskleur is er ook naar. Ontsteld staar ik naar de gebronsde borsten van mijn vrouw, naar haar glimlach, haar gebleekte haren en even vrees ik straks weer alleen te ontwaken in een te groot bed, wakker geschud uit een te mooie droom.

Wanneer de avond valt, stuurt kapitein Wesley de Endless Summer langs de Arubaanse kusten. Even komt de kustwacht naast ons varen. Ze zijn alomtegenwoordig ; buurland Venezuela kampt met politieke instabiliteit en een gierende inflatie, zodat veel Venezolaanse jongeren de oversteek wagen in gammele vissersboten. Ze komen op Aruba dollars tanken, zelfs in zo’n grote hoeveelheden dat de overheid beslist heeft om een maximum pinbedrag op te leggen aan bankkaarten uit Venezuela.

Wesley meert aan bij Moomba, een standbar waar vooral jongeren samentroepen. De hormonen spatten ervan af : gehuld in minibikini’s en voorzien van sixpacks storten jongeren er zich in een bacchanaal van cocktails en paringsdansen. Het mag dan ook niet verbazen dat er in het smalle straatje naast Moomba best wat drugsdealers rondhangen die oogluikend getolereerd worden door de security.

Blingbling

In een rustig hoekje klets ik wat met Wesley. Hij heeft het eiland zien veranderen de afgelopen jaren, en wijst met beschuldigende vinger naar de media. “Vroeger hadden we alleen lokale televisie. Samen met schotelantennes kregen de Arubanen een inkijk in het rijke westerse leven. Plots wilde iedereen een blitse auto, een zwembad en neptieten. Mensen steken zich diep in de schulden, enkel om de levensstijl van de rijke Amerikaanse toeristen na te apen. In plaats van gewoon tevreden te zijn. We leven op een van de mooiste plekken op aarde, en toch erodeert geldzucht ons geluk.”

Het gesprek laat een bittere smaak na. De volgende dagen zal ik met een wrang gevoel blijven rondlopen : ja, Aruba is het toonbeeld van het aards paradijs, maar blijkbaar mankeert de mens talent voor geluk. De protserigheid van de cruiseschepen steekt me de ogen uit : het zijn drijvende luxeresorts die elke dag een nieuwe lading hawaïhemden en heuptasjes uitbraken. In troepjes doen ze de kitscherige winkelstraten aan, op zoek naar Prada en Hilfiger, en ’s avonds vind je ze in casino’s en blitse bars.

Niet dat ik onschuldig pleit : bij Vuitton kijken we likkebaardend naar een paar schitterende stiletto’s, en Tom Ford blijft prachtige zonnebrillen maken, maar ik kan me niet ontdoen van een triest, leeg gevoel bij het aanschouwen van de decadentie.

Duur eten

Tegen dergelijke holheid bestaat slechts één remedie : eten – dé Vlaamse manier om van weltschmerz af te raken. Vooraf had ik me verlekkerd op leguaan ; elke reisgids vermeldt het reptiel als nationaal gerecht en als ik iets exotisch kan opeten, zal ik het nooit laten. Met Tine at ik in Noorwegen walvis en in Zuid-Afrika krokodil (voor de liefhebbers : walvis smaakt naar tonijnsteak, krokodil naar stevige witte vis), dus zag ik die groene draakjes al op een satéstokje boven het vuur wentelen. Helaas staat het dier nergens op het menu. Je kunt ze gaan bekijken in de parken van Oranjestad, waar ze zonnebadend liggen te dromen van een tijdperk waarin dinosauriërs de wereld regeerden.

Tine troont me mee naar Barefoot, een strandrestaurant waar je met je blote voeten in het zand kunt genieten van topcuisine. Reserveren is een must, maar het is de moeite, zeker als je een selfie wilt met de ondergaande zon op de achtergrond. Omdat we er te vaak zitten en zoveel champagne verzetten dat de obers ervan gaan fronsen, raken we aan de praat met de maître d’hotel. Zoals vaak in de betere Arubaanse restaurants, is de plek in handen van Nederlandse entrepreneurs, en het vergt blijkbaar enig handelstalent om elke dag een topmenu samen te stellen. “Alles moet geïmporteerd worden. Dat maakt het niet alleen duur, maar ook logistiek moeilijk. Mijn vlees komt uit Texas en ik ga zelf op de ranch kijken – ik kén die dieren – maar veel winst maak ik er niet op. Alles gaat op aan transport en importheffing, en als een containerschip ergens geblokkeerd is, zie ik mijn voorraad snel slinken. Vis daarentegen is een makkie. Halen we gewoon aan de haven. Maar je mag als chic restaurant niet zonder carpaccio vallen, dan is onze reputatie om zeep.”

Wanneer ik de supermarkt binnenstap, sta ik inderdaad versteld van het aanbod, en de bijbehorende prijzen. Het is baldadig als je erover nadenkt, en wie last heeft van ecologische schuldgevoelens gaat hier best nooit binnen ; alleen al de airco kost een half Amazonewoud.

Het vrije leven

Gelukkig pleit mijn bewust kinderloos bestaan me vrij van elke wroeging en met een ijskoffie van Juan Valdez – de Colombiaanse koffieketen waar een halve kilo boontjes al snel twintig dollar kost – in de hand, trek ik met Tine naar het strand.

Want sinds ze op Aruba werkt, heeft mijn vrouw een nieuwe hobby : kitesurfen. Het is een bizarre maar uiterst spectaculaire watersport waarbij een surfplank wordt voortgetrokken door een joekel van een parachute. Terwijl ze haar harnas aantrekt en het kluwen aan touwtjes ontwart, ga ik met een boek in de schaduw van Armando’s Kiteshack zitten. Omringd door reggae en wietdampen lees ik een filosofisch essay van Alicja Gescinska waarin ze, best conservatief, beweert dat vrijheid niet zonder verantwoordelijkheid kan bestaan. Net als Schalansky groeide Gescinska op onder het juk van het naoorlogse communisme, en ik begrijp haar initiële ontgoocheling toen ze eenmaal in het vrije Westen aankwam, maar voor wie op een zonovergoten eiland zit te genieten van een ijskoude Budweiser terwijl zijn vrouw als een meermin door het water klieft, ligt de beklemming van verantwoordelijkheid veraf.

Vreemd hoe nabij de lokroep van absolute vrijheid klinkt, eens je aan het eilandleven gewoon bent. De grimmige westerse wereld is slechts een verre schim en ik merk hoe de jachtigheid dag na dag uit me wegsijpelt. Dit is het, elke dag ; boeken lezen, romans schrijven, eten en drinken met de liefste vrouw ter wereld, dansen en vrijen in de warme nacht – wie houdt ons tegen ? Het geluk ligt voor het grijpen. Ik hoef enkel mijn hand uit te strekken.

Door Roderik Six

De grimmige westerse wereld is slechts een verre schim en ik merk hoe de jachtigheid dag na dag uit me wegsijpelt

KAPITEIN WESLEY : “Mensen steken zich diep in de schulden om de levensstijl van de rijke Amerikaanse toeristen na te apen. In plaats van gewoon tevreden te zijn. We leven op een van de mooiste plekken op aarde”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content