LEVEN MET EEN PUBER

„Ze zijn echt niet zo stoer als ze eruitzien. Vaak is het angst die hun gedrag stuurt, angst om niet te voldoen aan de verwachtingen" © FOTO'S MATTHIAS VAN DEN CORPUT

Het opvoeden van een puber is vaak geen sinecure. Dominique Roos geeft tips voor meer harmonie in deze turbulente jaren. ?Pubers opvoeden zonder wrijving lukt beter als we moeite doen om hen te begrijpen.”

Ook doodmoe van pubers ? Psychologe en criminologe Dominique Roos glimlacht, want ze hoort die bedenking wel vaker. Al meer dan twintig jaar werkt de directeur van Pisad (Provinciaal Interbestuurlijk Samenwerkingsverband Aanpak Drugsmisbruik in Oudenaarde) in de drugspreventie met jongeren en hun ouders. Haar ervaring werkt ook voor perfect normale pubers die hun ouders de kast opjagen. Roos : ?Pubers opvoeden zonder wrijving lukt beter als we moeite doen om hen te begrijpen. Het volstaat om te kijken naar hun brein. Onze hersenen zijn voor 95 procent gevormd op de leeftijd van vijf jaar. Maar de verfijnde delen van het rationele brein in de prefrontale cortex zijn pas af als we ongeveer 23 zijn. Pubers zitten dus in een cruciale overgangsfase. Intense hormonale veranderingen maken hun brein overactief. Ze worstelen met een neurobiologisch onevenwicht. Ze worden vaker gestuurd door het emotionele dan door het rationele gedeelte van hun brein. Dit houdt in dat pubers kiezen voor direct plezier en niet voor resultaat op lange termijn. Ze kunnen onvoldoende de negatieve gevolgen van hun gedrag schatten, ze denken echt niet verder dan hun neus lang is, en ze kunnen extreem emotioneel reageren. Wanneer je als ouder een opmerking maakt, bots je tegen een explosief puberbrein. Je ziet onverwachte reacties bij je kind en je bent er letterlijk niet goed van.”

Er is altijd wel iets om over te vechten. Pubers willen bijvoorbeeld niet in hun bed, en vervolgens kunnen ze er niet meer uit. Goed voor dagelijkse ergernis.

Dominique Roos : Ook dat heeft een verklaring. Het hormoonmelatonine, dat onze biologische klok regelt, wordt volgens neurowetenschappers vanaf de puberteit later op de avond afgescheiden. Pubers willen niet naar bed want ze voelen zich niet moe. Maar omdat ze toch negen uur slaap nodig hebben, worstelen ze voortdurend met een slaaptekort. Pubers zijn dus vaak vermoeid. De uitspraak ?wie kan uitgaan, moet ook kunnen opstaan” heeft geen zin. Laat pubers in het weekend het slaaptekort inhalen en beperk hun uitgaansgedrag tot één avond in het weekend. Want in hun brein, dat in volle ontwikkeling is, worden heel wat nutteloze verbindingen weggesnoeid als ze slapen. Deze synaptische pruning is essentieel voor de efficiënte werking van hun brein.

Monitor ook het slaappatroon van je puber tijdens de week, want anders wordt het elke ochtend rennen en is er geen tijd voor een fatsoenlijk ontbijt. ’s Morgens worden twee belangrijke neurotransmitters aangemaakt : dopamine en serotonine. Die zijn vitaal voor onze concentratie en onze stressbestendigheid. Vertaald naar pubers betekent dit : meer gefocust en minder opvliegend. Frisdrank en snelle suikers geven een opstoot van energie, maar stellen pubers niet in staat op school de lessen te volgen of weerbaar met de uitdagingen van de dag om te gaan.

Waarom is communiceren met een puber zo moeilijk ?

Dat hoeft het niet te zijn. Het zelfbeeld van pubers is zeer fragiel. Een opmerking, ook goed bedoeld, wordt dikwijls aangevoeld als een persoonlijke aanval. Om het zelfbeeld van onze pubers in stand te houden, moeten we eigenlijk voor elke negatieve opmerking drie positieve in de plaats stellen. We zijn bovendien geneigd, als we dan iets positiefs zeggen, om af te ronden met het woordje ‘maar’. Met dat ene woord vegen we al het positieve dat we hebben gezegd weer weg. En de puber zit te wachten op die ‘maar’. Voor een goede relatie met je kind is het beter eerst het negatieve te zeggen, en te eindigen met een positieve noot. Werken aan de relatie met pubers loont : we bereiken in die woelige jaren veel meer met hen en kunnen hun gedrag beter sturen als onze band goed is.

Ze zetten graag een grote mond op, zeker de jongens. Dat is wel even schrikken.

Nogal wat conflicten gaan over taalgebruik en omgangsvormen. Het lijkt banaal, maar ouders moeten pubers toch de omgangsvormen aanleren die maatschappelijk relevant zijn. Ze moeten dus wel reageren. Ik raad aan om te werken met de drieslagregel. Je benoemt het gedrag dat je vaststelt (straffe termen), je verwijst naar de afspraak die je daarover maakte (respectvol taalgebruik), en je geeft aan wat je wenst (?ik zou willen dat je scheldwoorden achterwege laat”). Ouders kunnen dit systematisch en in alle conflicten toepassen, bijvoorbeeld over gamen : ?Jan, ik zie dat je nog aan het gamen bent. De afspraak was dat je om tien uur naar bed zou gaan. Ik zou graag hebben, Jan, dat je de computer nu uitschakelt.”

Zonder dat we het ons realiseren, communiceren we vaak in termen van verwijten in plaats van met wensen. Verwijten zijn : ?Het enige dat je kunt is gamen.” Veel beter is zinnen te beginnen met ?ik zou graag hebben dat je”, gevolgd door het gewenste gedrag. Verwijten vragen weerstand. Communiceren in wensen geeft meer resultaat.

Veel conflicten gaan over een bagatel, over kledij of haar bijvoorbeeld.

Pubers spiegelen zich aan leeftijdsgenoten en kopiëren gedrag om bij de groep te horen. En ze willen een eigen identiteit, los van hun ouders. Verzet is vaak gericht tegen waarden waarvan ze weten dat hun ouders ze belangrijk vinden. Pubers zoeken grenzen op. Geven we hun geen grenzen, dan zullen ze steeds meer risicovol gedrag zoeken tot ze de grenzen elders ontmoeten. Ik hoor ouders zeggen dat het geen zin heeft, dat de grenzen toch overschreden worden, en dus laten ze die los. Maar dat is verkeerd. Blijf als ouder je eigen visie, normen en waarden herhalen, blijf in gesprek gaan met je kind over wat jij correct en van betekenis vindt. Trouwens, als het om belangrijke beslissingen gaat, raadplegen pubers hun ouders meestal wel.

Maar die zijn dan zo moe van het strijden dat ze er niet op ingaan.

Pubers gaan in discussie met hun ouders, of die dat leuk vinden of niet. Door discussie uit te lokken, verplichten ze hun ouders argumenten naar voren te brengen die zij op hun beurt weer gebruiken. Ouders ervaren dat eindeloze gepalaver vaak als negatief, terwijl het ook een vruchtbare manier kan zijn om de puber aan zijn vrienden te helpen uitleggen waarom hij bijvoorbeeld niet rookt of drinkt. Zonder gezichtsverlies. Veel draait ook om de manier waarop we hem/haar aanspreken of corrigeren. Geef bijvoorbeeld geen instructies over hoe je puber na een avondje uit naar huis moet komen, maar vraag hoe hij of zij dat denkt te doen op een veilige manier. Want als je zegt hoe jij vindt dat het moet, loop je het risico dat het niet zo zal gebeuren. We kunnen als ouder geen honderd procent gehoorzaamheid verwachten omdat pubers die essentiële neen moeten kunnen oefenen in een veilige thuissituatie. Neen tegen drugs, alcohol of ongewenste seks. Verlies dit spanningsveld nooit uit het oog. Laat pubers thuis ondervinden dat ze niet altijd moeten toegeven. Geef hen de ruimte om ook eens neen te zeggen. Leer pubers dingen weigeren. Laat ze bijvoorbeeld opendoen voor verkopers aan de deur en deze mensen wegsturen. Oefen hen in het afwijzen van ongewenste personen en handelingen.

Waarom zijn veel ouders bang om hun puber te begrenzen ?

We zijn geen vriend of vriendin van onze puber. We zijn ouder. En bij dat ouderschap horen botsingen met onze kinderen. Ouders zijn vaak huiverig om in te grijpen omdat ze bang zijn voor de reactie. Omdat ze weten dat hun puber emotioneel wegstormt, met deuren slaat, met dingen gooit. Dat geeft ouders stress. Maar die reactie is normaal. Ik zou me zorgen maken als mijn puber niet zou reageren op mijn begrenzing. Eigenlijk doet je puber wat je hem zelf hebt aangeleerd. Een klein kind dat stout is, vliegt op de gang. Daar bonkt het op de deur, tiert het van woede, en begint dan te huilen. Na een tijdje kalmeert het, en vraagt het of het binnen mag. In deze time-out maakt het kind drie gevoelslagen door : woede om het verbod, verdriet om de isolatie, angst om de liefde van de ouders te verliezen. Het is uiteindelijk die angst die ervoor zorgt dat het kind zich neerlegt bij het gezag en de hiërarchie in het gezin. Deze time-out leert jonge kinderen met frustratie omgaan. Het is belangrijk om kinderen tussen twee en negen jaar regelmatig time-outs te geven. Een puber zoekt deze afzondering uiteindelijk spontaan op en maakt op zijn kamer dezelfde gevoelslagen van woede, verdriet en angst door. Als hij weer tevoorschijn komt, is het incident voor hem voorbij. Het zijn de ouders die er op terugkomen omdat zij vaak meer lijden dan hun kind.

Is het incident daarmee gesloten ?

Neen, want al heeft de puber zich neergelegd bij het ouderlijk gezag, de eerste reactie is niet accepteerbaar. We kunnen niet bij elke frustratie met deuren slaan. Je kunt dit gedrag corrigeren door erop terug te komen. Maar niet tijdens het conflict zelf. Loop je puber dus niet achterna, want dan hoort hij toch niet wat je zegt. Doe het als iedereen weer rustig is en kan luisteren. Negeer de verwijten en scheldwoorden van je kind in het heetst van de strijd. Deze uiting van frustratie zegt niets over jullie relatie. Stel je ouderschap dus niet in vraag, en laat je handelwijze hierdoor niet beïnvloeden. Uitbarstingen mogen er niet toe leiden dat je geen grenzen meer stelt, of uit frustratie zelf uit je dak gaat.

Een veelgehoorde uitlating onder ouders die hun hart luchten, is dat ze hun kind niet meer kunnen volgen.

Het is nochtans belangrijk om te begrijpen wat er in pubers omgaat. Ze zijn echt niet zo stoer als ze eruitzien. Vaak is het angst die hun gedrag stuurt. Verlatingsangst, niet graag gezien worden door hun ouders, door leeftijdsgenoten. En faalangst, de angst om niet te kunnen voldoen aan de verwachtingen van de omgeving. Die faalangst onderschatten we, terwijl hij dikwijls aan de basis ligt van heel veel stress. Faalangst blijft vaak verborgen in stoer gedrag, in een grote mond. Niet alleen is dit moeilijk te herkennen, maar volwassenen gaan bovendien als reactie zelf in het defensief. Wat nog meer conflicten geeft. Faalangst kan zich ook uiten in zich terugtrekken, zich gaan isoleren.

Wordt deze faalangst niet onderschat door leerkrachten en het hele schoolsysteem ?

Recent neurobiologisch onderzoek toont dat ons onderwijssysteem niet honderd procent is afgestemd op wat pubers aankunnen. Een puber kan geen vijftig minuten geconcentreerd blijven. Betekent dit dat we de lestijden korter moeten maken ? Niet noodzakelijk, maar we moeten kunnen aanvaarden dat hun aandacht kan afdwalen en daarmee rekening houden in het lesgebeuren. Bijvoorbeeld door de methodiek af te wisselen en rustmomenten in te bouwen. Bovendien hebben we hoge verwachtingen voor onze kinderen. Ouders denken dat ze falen als hun kind het niet beter doet dan zij zelf deden. Kinderen moeten goedmaken wat we zelf niet hebben gerealiseerd. Dit legt veel druk op pubers. Want geloof het of niet, pubers willen echt wel tegemoetkomen aan de verwachtingen van hun ouders. Alleen kunnen ze dat niet altijd. Ik hoor ouders vaak zeggen : ?Mijn kind wil niet”. Maar het is eerder : ?Mijn kind kan het (nog) niet.” Zodra een puber gelooft dat hij het kan, zal hij het ook willen.

Kinderen bouwen hun zelfbeeld op aan de hand van de feedback die ze krijgen van belangrijke personen in hun omgeving, zoals ouders of leerkrachten. Zeg tegen een kind met een slecht rapport nooit dat het een dommerik of een luiaard is. Wanneer belangrijke personen deze feedback geven, verankert deze uitspraak zich in het geheugen van een kind. Dat kan zijn gedrag gaan sturen, soms voor de rest van zijn leven. Het kind zal geloven dat het een dommerik is en zich ernaar gedragen. Iedere zin die begint met ?jij bent…” slaat op de persoon van je kind of puber, en niet op het gedrag dat we willen corrigeren.

Hoe kunnen ouders hun kinderen motiveren zonder dat zij die druk van hoop en verwachtingen aanvoelen als stress ?

Laat ons eerst eens de knoop ontwarren. Volwassenen zullen doorgaans focussen op resultaat. Maar resultaat ligt op lange termijn. Terwijl het brein van een puber ingesteld is op plezier op korte termijn. Om een puber te motiveren en gemotiveerd te houden, zijn beloningen en positieve feedback op korte termijn dus belangrijk. Als je puber iets goed doet, zoals mooie cijfers halen op school, prijs hem of haar daarvoor. Dan geef je feedback op de inspanningen die hij doet voor het bereiken van dat resultaat. Resultaat hangt immers vooral samen met hard werken zonder bang te hoeven zijn om fouten te maken. Straf je puber niet voor een laag cijfer, maar straf voor het feit dat hij niet heeft gewerkt of gestudeerd.

Pubers voelen zich snel onrechtvaardig behandeld. Ook op school. Dat komt omdat we dikwijls bij het bestraffen van gedrag geen rekening houden met hun achterliggende intenties en motieven. Probeer die te achterhalen door vragen te stellen. Als je oog en oor hebt voor wat hun gedrag kan verklaren en daar begrip voor opbrengt, zullen pubers de uiteindelijke grensstelling of sanctie gemakkelijker aanvaarden.

Productie: Iris Rombouts

Met dank aan Louis Janssens, Ferre Marnef,

Lucas van Dam, Robin Ekkart en Nele Geudens

DOOR MARIANNE MEIRE – FOTO’S MATTHIAS VAN DEN CORPUT

?Pubers zoeken grenzen op. Geven we hen geen grenzen, dan zullen ze steeds meer risicovol gedrag zoeken tot ze de grenzen elders ontmoeten”

?Om het zelfbeeld van onze pubers in stand te houden, moeten we eigenlijk voor elke negatieve opmerking drie positieve in de plaats stellen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content