Frieda Degeyter groeide op in een woning uit de jaren ’50 vol Scandinavisch meubilair, ze vindt hedendaags design te trendy. Voor haar loft in Brugge put ze inspiratie uit oude architectuurtijdschriften.

Ze studeerde aan de modeacademie van Antwerpen en momenteel is Frieda Degeyter druk in de weer met het ontwerpen van een collectie kinderkleding die ze samen met haar nicht, Sylvie Franquet, in Londen wil presenteren. Toch bespeur je in haar loft geen modemagazines, maar wel stapels oude architectuurtijdschriften. Frieda gooit zich straks in de modewereld, maar vindt haar inspiratie in de architectuur. Geen wonder: ze is de dochter van architect Arthur Degeyter die in de jaren ’50 en ’60 furore maakte met zakelijk ontworpen woningen, in een stijl die zweefde tussen de Scandinavische en de Japanse traditie. Frieda groeide op tussen de meubels van Jacobsen, Aalto, Eames, Saarinen en Knoll. De oude tijdschriften diept ze op uit het archief van haar vader. “Daarin vind ik leuke ideeĆ«n”, bekent ze. “Maar soms kom ik voor verrassingen te staan. Het gebeurt dat ik met een advertentie uit zo’n magazine een winkel binnenstap en vraag of wat op de afbeelding staat nog te koop is. Dan is het antwoord steevast: ‘Waar haal je dat vandaan, het is al ruim twintig jaar niet meer in de mode.’ Dat vind ik dus verschrikkelijk.” Frieda beweert dat veel mooie meubels en objecten een veel te kort leven beschoren zijn. Zij vindt dat trends te snel op elkaar volgen, en dat er heel wat prima design te snel wordt afgevoerd. “We zullen ook met onze modecollectie tegen deze stroom inroeien, door niet alles elk seizoen te vernieuwen: sommige modellen moeten jaren meegaan”, zegt ze overtuigd.

Frieda is niet alleen dol op het meubilair van de jaren ’50 en ’60. “Ook de stoffen vind ik geweldig”, zegt ze. “Ik heb ze gebruikt voor de kussens van de sofa. Daarvoor nam ik oude stalen van gordijnen mijn vader nog had liggen. De kussens hebben verschillende motieven, maar de kleuren passen bij elkaar: dit is het Scandinavisch palet van dertig jaar geleden.” Ze houdt van felle kleuren en loopt hoog op met de Mexicaanse architect Luis Barragan die zijn gebouwen bont beschilderde. “Je had mijn vorige flat in Antwerpen moeten zien: Ć©Ć©n kleurenchaos, zelfs versierd met goud en zilver! En vol kitscherige rommel: helemaal anders dan hier.”

In Brugge vertrokken Frieda en haar man Vincent Plasschaert van een ander uitgangspunt. Dit is geen kleine flat, maar een ruime loft met een zaagdak dat helder noorderlicht doorlaat. Vanuit de tuin heb je een riant uitzicht op de groene stadswal, waardoor de architectuur grote zuiverheid uitstraalt: zoals in de Scandinavische interieurs uit de fifties. Toen Frieda en Vincent deze plek ontdekten, leek het onherbergzaam: een garage vol autowrakken. “Even dacht ik erover om ook hier de wanden en de plafonds kleurrijk te schilderen, met bijvoorbeeld een gestreepte zoldering. Uiteindelijk was dat zo’n groot werk dat ik het moeilijk zelf kon doen. Toen hebben we alles maar wit laten verven door een firma. Dat deden we niet om het ons gemakkelijk te maken. Wit schenkt een eenheid aan de architectuur. En als je goed rondkijkt, merk je dat er toch ook heel veel fel geschilderd is.”

Voor de zithoek lieten ze een grote buffetkast maken, geĆÆnspireerd op de modellen van Florence Knoll. Losse wanden scheiden de zithoek van de eethoek. “Ook maatwerk, omdat je die niet in de handel vindt”, legt Frieda uit. “Ik heb een voorliefde voor dit soort constructiemateriaal. Het wordt ook gebruikt voor de standbouw op beurzen. Soms zijn deze constructies boeiender dan wat er gepresenteerd wordt. Ook het kinderhuisje is geconcipieerd als een beursstand waar je door kan lopen.” Met de lage proporties en de rijstpapieren bollen erboven lijkt dit hoekje een groot beeldhouwwerk. De gladde betonnen vloer schenkt extra monumentaliteit aan de ruimte. “Op die manier heeft het wat van een openbaar gebouw. Dat vind ik juist spannend, want ik houd enorm van oude luchthavens met grote glazen wanden en veel licht.” De oude hal van de luchthaven van Zaventem is ongetwijfeld een goed voorbeeld. Daarbij past organisch meubilair van de jaren ’50. Frieda gaf de tafel met de tulpstoelen van Eero Saarinen een schitterende plaats. Van deze meubels uit kunststof zorgen de glooiende vormen voor een natuurlijk accent. De aĆ«rodynamische lijn van het meubilair roept bovendien herinneringen op aan de vliegtuigbouw: dat valt dan weer te verzoenen met Frieda’s bewondering voor luchthavens.

Piet Swimberghe / Foto’s Bertrand Limbour

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content