In een historische stad als Leuven heeft de natuur weinig ruimte gekregen. Maar de moeite neemt om achter de fraaie gevels te kijken en de oevers van de Dijle te verkennen, vindt enkele onverwachte groene plekjes.

Hilde Verbiest en Sarah Doumen/Foto’s Michel Vaerewijck

Toegegeven: het is een hele tijd geleden dat ik als student mijn dagen en nachten sleet in Leuven. Ik bewaar er mooie herinneringen aan, maar dat Leuven ook een groene stad zou zijn, is niet blijven hangen. Het grasperk van het Pauscollege, de bomen op het Hogeschoolplein en het stadspark… verder kom ik niet. En dan zie ik vooral ook de brede bruine strook die het grasveld ontsierde: ontstaan door de duizenden studentenvoeten die linea recta van de aula naar de Alma crossten. Mijn eerste indruk: Leuven is niet eens zo erg veel veranderd. De meeste pleinen zijn heraangelegd, dat wel. Maar wie een wandeling maakt door het hart van de stad, wordt nog altijd in eerste instantie geconfronteerd met stenen. Van het vernieuwde stationsplein over het fraaie vijftiende-eeuwse stadhuis tot de resten van de oude stadswal: elk gebouw vertelt een verhaal. De Sint-Pieterskerk en zijn schatkamer met onder meer twee werken van de Vlaamse schilder Dirk Bouts, de oude Lakenhalle waar nu de Universiteitshal is ondergebracht, het Tafelrond, de Universiteitsbibliotheek, het Begijnhof, de vele colleges… Maar groen? Nee, groen moet je hier zoeken àchter de gevels. Te beginnen met het stadhuis, waar je tussen de verschillende vleugels (uit evenveel eeuwen) een charmant binnenhofje vindt, waar buxus de boventoon voert. “Dit is het Vrijthof,” zegt stadsgids Hilde Verheyden. “Als je dit hofje kon bereiken, kreeg je een zekere immuniteit. Dan kon men je niet zomaar aanhouden.” Een soort vrijplaats dus, zoals kerken en ambassades vandaag.

Maar de meeste groene oases in de stad hebben óf te maken met de Dijle, die dwars door het centrum meandert, zij het meestal ondergronds; óf ze zijn op een of andere manier verbonden met de universiteit. De oprichting van die laatste in 1425 heeft – hoe kan het ook anders – zowel het beeld als de geschiedenis van Leuven grondig beïnvloed. Vooral omdat een belangrijke groep geleerden en studenten uit heel Europa zich hier kwam vestigen. En zoals toen gebruikelijk kreeg het overgrote deel van de studenten onderdak in colleges. “Dat waren geen onderwijsinstellingen zoals de colleges die wij kennen”, zegt Hilde Verheyden. “Een college was een stichting van een schatrijk persoon die een huis liet bouwen om er studenten kost en inwoon te bieden. Een dergelijke stichting gold voor de eeuwigheid. Wat betekende dat steeds opnieuw studenten er terechtkonden. Het was dus niet genoeg om een gebouw neer te zetten. Nee, aan zo’n college waren vaak landerijen, molens en andere opbrengstgoederen verbonden, om voor de nodige inkomsten te zorgen.” Ooit telde Leuven zoals Oxford wel veertig colleges; slechts een tiental heeft de tand des tijds doorstaan: het college De Valk (1434), het Pauscollege (1523), het Maria-Theresiacollege (1778), het Koningscollege (1579), het Premonstreitcollege (1571), het Atrechtcollege (1508), het Van Dalecollege (1569), het Amerikaans College (1629), het Peltzcollege (1582) en het Heiliggeestcollege (1442). Sommige bieden nog steeds onderdak aan studenten, andere kregen een nieuwe bestemming. Minder bekend is dat de meeste van deze gebouwen ook een schitterende tuin hadden, waarvan helaas maar weinig is overgebleven. De tuin van het Van Dalecollege bijvoorbeeld is nu deels tuin en deels parking, en wordt vooral gebruikt als doorsteek naar de lagergelegen straten. En de tuin van het Atrechtcollege is bijna helemaal opgegaan in het Sint-Donatiuspark, genoemd naar het afgebrande Sint-Donatiuscollege. Centraal staat een toren, restant van de twaalfde-eeuwse omwalling. “Eigenlijk vind je overal in de stad stukken van deze muur terug”, vertelt Hilde Verheyden. “Die muur is gebouwd omstreeks 1156, maar de stad werd er snel te groot voor. In de veertiende eeuw werd er een tweede opgetrokken, maar daarvan is helaas niets overgebleven. Alleen namen als Naamsepoort, Parkpoort en Tiensepoort herinneren er nog aan. De eerste ringmuur was ook omgeven door een gracht, die natuurlijk overbodig werd. Men heeft ze dichtgegooid en genivelleerd, wat ruimte gaf voor schietbanen van de verschillende gilden. Vandaar dat dit park ook het Gildenhof of Gelen Hof in het Leuvens wordt genoemd.” Geschoten wordt er allang niet meer; vandaag is het park op zonnige dagen een trekpleister voor studenten die er zich met een cursus op het gras neervlijen.

Oase van rust is de Kruidtuin oftewel de Hortus Botanicus Lovaniensis. Zoals gebruikelijk moest ook de Leuvense universiteit beschikken over een wetenschappelijke botanische tuin. Toch is het verbazingwekkend dat een instelling met een stevige reputatie op dit vlak – mensen als Clusius, Lobelius en Dodoens verrichtten baanbrekend werk en waren bij de eersten om onder andere koffie en de tulp te bestuderen – pas in 1739 met de aanleg van een kruidtuin begon. Bijna honderd jaar later werd onder Nederlands bewind een nieuwe, grotere plantentuin aangelegd, op de huidige locatie. Zowel de originele oranjerie als de tuin zijn inmiddels beschermd. Een pareltje, met op een kleine oppervlakte (2,2 ha) een verrassend boeiende collectie planten. Blikvangers zijn ongetwijfeld de tropische en subtropische planten als bananen en de grote Victoriewaterlelies in het serrecomplex, naast de citrusbomen en exoten als de sequoia, de moerbei en de tulpenboom die zo heet omdat de bloemen lijken op een tulp. Van recentere datum zijn de fruittuin waar appels, peren en pruimen op diverse manieren gesnoeid en geleid worden; en de verzonken tuin, een verloren plekje waar ruimte is om te lezen of te kaarten.

Is de kruidtuin een netjes onderhouden en aangelegd park, voor natuurlijker ogende plekjes moet je in de buurt van de Dijle zijn. Geprangd tussen de stenen oevers wurmt de rivier zich als het ware door de stad. Het gevecht dat ze met de verstedelijkte omgeving voert, blijft echter grotendeels verborgen. En dat is jammer, want een rivier tekent een stad en waar de Dijle wel aan de oppervlakte komt, zorgt ze voor een welkome verademing. Gelukkig bestaan er momenteel plannen om een deel van de overwelfde Dijle terug open te gooien, en om de kale ziekenhuissite achter de Minderbroedersstraat om te bouwen tot een woonwijk. Tegelijk pleiten natuurverenigingen ervoor om de rivier meer ruimte te geven. “We pleiten vooral voor natuurlijker oevers”, zegt Liesbeth Cleynhens van Natuurpunt Leuven. “In de buurt van de stadsring heeft de natuur nog redelijk vrij spel. Er staan knotwilgen en de begroeiing is er spontaan gekomen.” In het Dijleparkje, gelegen op een eilandje tussen twee rivierarmen, is een poging gedaan om de vijver een natuurlijker uitstraling te geven. De met riet beplante oever is een ideale schuilplaats voor insecten en vogels, zoals de familie waterhoentjes die er snel in wegduikt. Heel wat anders dan de betonnen Dijle-oevers verderop in de stad: koud, steriel, levenloos. Nee, geef mij maar de oude bakstenen bruggen of de resten van de oude stadswal, zoals de twee torens – waarvan een genoemd is naar Jansenius, die er verbleef en er zijn Augustinus schreef – die ooit de waterweg bewaakten. De vegetatie is een studie waard: verschillende soorten varens maar ook lieflijke bloempjes als de muurleeuwenbek kleuren de stenen groen. Liesbeth Cleynhens: “Er zijn soorten die zich bijna uitsluitend vestigen op oude muren en dan alleen maar als er kalkmortel is gebruikt, want op cement kan niet veel groeien. Dat gebeurt natuurlijk niet van de ene dag op de andere. In het begin zie je alleen wat korstmossen en mossen, daarna komen de muurvarens. Maar inmiddels zijn er zo’n vijftig tot honderd jaar overgegaan. En dan pas wordt zo’n muur interessant. Als je die planten weghaalt, gaat er gewoon honderd jaar natuur verloren. Typisch aan de stad is ook het microklimaat: door de verstening en de verwarming van de huizen is het er altijd een tikje warmer dan op het omringende platteland. Daardoor doet een aantal mediterrane soorten, zoals de vlinderplant, het hier bijzonder goed.”

Veel dieren zijn er in de stad niet te vinden. De afgesloten tuinen en parken verhinderen immers het migreren van veel soorten. Alleen vogels vliegen vrijelijk rond: merels, huismussen, duiven, zwanen en eenden zijn de bekendste. Maar onverwachts kruist een gele kwikstaart ons pad. En dan de gierzwaluwen. Liesbeth Cleynhens: “Gierzwaluwen hebben zich aangepast. Oorspronkelijk nestelden ze tussen rotsen en in spleten, nu vinden ze hun plekjes onder dakpannen en in allerlei oude gebouwen. Ze overwinteren in Afrika en komen begin mei hiernaartoe. Het is een van de meest geperfectioneerde vliegers op aarde en komt bijna nooit op de grond.” We turen omhoog om de acrobatische toeren te volgen. Misschien wordt het morgen toch nog mooi weer.

eten & drinken

Als je een Leuvenaar vraagt naar de specialiteit van de stad, dan krijg je meestal ‘bier’ als antwoord. Maar naast gebrouwen, wordt er hier ook serieus gekookt en lekker gegeten. En in alle prijsklassen.

Drie adressen voor fijnproevers: de Belle Epoque (Bondgenotenlaan 94, 016 22 33 89), waar Ludo Tubée al jaren chef van dienst is; de Sire Pynnock (Hogeschoolplein 10, 016 20 25 32), waar Frank Fol de pollepel hanteert; Beluga (Krankenstraat 21, 016 23 43 93), klein en met een beperkte kaart, is nummer drie in dit rijtje.

De Muntstraat en omgeving is zowat de rue des Bouchers van Leuven. Maar net zoals in Brussel is het niet overal even lekker. Aanraders zijn de Oesterbar (nr. 23, 016 20 28 38), waar de visgerechten hun prijs meer dan waard zijn en Kokoon (’s Meiersstraat 23, 016 23 07 26), waar wok en klassiek naast elkaar op de kaart staan.

Echt Italiaans vind je bij Giamba (Ruelensvest 3, 016 29 71 84). Hier geen menukaarten, maar eten wat de kok je voorschotelt. Dat kan echter geen probleem zijn, want alles wat deze excentrieke Italiaan uit zijn pannen tovert, smaakt naar meer.

Lukemieke (Vlamingenstraat 55, 016 22 97 05) was het eerste restaurant met uitsluitend vegetarische gerechten op de kaart en blijft nog steeds overeind.

Voor een lekkere snack en een luchtig decor, kan je op veel plaatsen terecht. We noemen hier brasserie Métropole (Oude Markt), beroemd en berucht om haar spaghetti bolognaise. Sympathiek is ook Klimop (Parijsstraat 13, 016 22 69 00), met een verse, degelijke keuken voor een betaalbare prijs.

Een frisse pint? Leuven heeft te veel cafés om op te noemen.

groot verdriet

De studentenpopulatie telt tegenwoordig meer meisjes dan jongens, maar studeren in Leuven was lang een mannenaangelegenheid. Meisjes zochten hun toevlucht in Gent of Luik waar ‘al’ vanaf 1880 vrouwelijke studenten werden toegelaten. Toen steeds meer katholieke meisjes met een niet-katholiek diploma thuiskwamen, gaf men uiteindelijk toe en werd in 1920 het Atrechtcollege omgevormd tot de eerste meisjespedagogie. De bewoonsters moesten er zich houden aan strenge regels. Contact met leden van het andere geslacht was verboden. Gesprekken voeren met jongens mocht, maar alleen als ze van wetenschappelijke aard waren. Maar de natuur is sterker dan de rede, en men kon niet vermijden dat er toch romances ontstonden. Het sprak vanzelf dat de jongens niet toegelaten waren op de peda. Koppeltjes moesten dus voor de deur afscheid nemen, stiekem achter een boom waar ook menig traantje werd geplengd. Hij staat er nog steeds: de Boom van Groot Verdriet is een Japanse honingboom. Een zeer mooi exemplaar en bijna twee eeuwen oud. Hoe die boom daar is terechtgekomen, weet men eigenlijk niet. Vermoedelijk werd hij gezaaid door een missionaris die het zaad vanuit Korea of China heeft meegebracht.

praktisch

Voor informatie over Leuven kan u altijd terecht bij de Toeristische Dienst (Grote Markt 9, 016 21 15 39, www.leuven.be). Daar is o.a. een uitgebreide infobrochure te verkrijgen en een minimapje waarin een stadsplan en twee wandelingen werden gebundeld.

De Koninklijke Leuvense Gidsenbond verzorgt geleide wandelingen door de stad. Tot oktober is er elke dag (van maandag tot vrijdag om 15 uur, uitgezonderd feestdagen) een rondleiding in het stadhuis. Tijdens de zomermaanden organiseert de Gidsenbond elke woensdagavond en elke zondagmorgen een themawandeling: standbeelden in Leuven (28-7), water in Leuven (31-7 en 4-8), de vier bibliotheken (7 en 11-8), de Matadi-wijk (wandeling in het Nederlands en in het Leives, 14 en 18-8), het Groot Begijnhof (21 en 25-8). Info en reservering: Toeristische Dienst.

Meer natuur is er te vinden rond de stad. Doode Bemde, Wijgmaalbroek, Lovenarenbroek… het zijn maar enkele van de natuurgebieden die mede door Natuurpunt worden beheerd. Hier laat men de Dijle zoveel mogelijk vrij meanderen, wat mooie en zeldzame stukjes natuur oplevert.

Info: www.natuurpunt.be/leuven of mailen naar bart.depuydt@natuurpunt.be

Ook zonder studenten wordt er in Leuven duchtig feestgevierd: op 4 augustus is er het straatfeest Hapje Tapje en van 13 tot en met 15 augustus barst de Oude Markt uit haar voegen voor Marktrock. In navolging van Brussel worden voor de tweede keer op rij gedurende de zomer klassieke lunchconcerten georganiseerd in de Sint-Pieterskerk. De Zomer van Sint-Pieter vindt telkens plaats op dinsdag (Oost-West/Noord-Zuid), woensdag ( Oude Muziekstijlen) en donderdag ( 18de tot 20ste eeuw).

Info: www.zomer-van-sint-pieter.be

Oase van rust is de Kruidtuin, een wetenschappelijke botanische tuin, waarvan de aanleg begon in 1739.

Typisch aan Leuven is het microklimaat: door de verstening en de verwarming van de huizen is het er altijd een tikje warmer dan op het omringende platteland. Daardoor doet een aantal mediterrane soorten, zoals de vlinderplant, het hier zeer goed.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content