Piet Swimberghe

Om de mooiste landhuizen van Nederland te bewonderen, moet je de Vecht afvaren, de waterkronkel tussen Utrecht en het IJsselmeer.

PIET SWIMBERGHE

FOTO’S : JAN VERLINDE

Terwijl het landschap van de Leie werd opgeofferd aan koning baksteen, blijft aan de Vecht het evenwicht tussen landhuizen, dorpen, groen en water volkomen bewaard. Verscholen tussen de rietkragen en de vele oude bomen liggen tientallen landhuizen met welgevormde teehuisjes aan de waterkant. Hier lijkt de jongste twee eeuwen nauwelijks een steen verlegd. Voor wie begaan is met landschapszorg, is een tocht langs de Vecht erg interessant. Hier bewijzen onze noorderburen hun planologische superioriteit : nergens wordt de harmonie verstoord, wat mooi is, wordt gekoesterd. Dat gebeurt met discipline en harde maatregelen. Dat merk je zelfs aan details : in de dorpjes hebben alle deuren en vensters dezelfde kleur. Het individualisme wordt aan banden gelegd.

Fascinerend te bedenken dat dit broze evenwicht er vroeger ook was. Het riviertje de Vecht, zo’n 40 kilometer lang, dat de grote stad Utrecht met de voormalige Zuiderzee verbindt, was twee eeuwen terug een drukke handelsroute vol trekschuiten en tjalken. Er was ook een bedrijvige industrie : glasblazerijen en veel steen- en pottenbakkerijen. Deze nijverheid werd moeiteloos gekombineerd met zorg voor het landschap.

Van in de 17de eeuw kwamen Amsterdamse kooplieden zich hier vestigen. Rijk geworden door de handel met het oosten, lieten ze daar een “tweede huis” optrekken. Van de meer dan honderd buitenplaatsen zijn er vele bewaard. Ze werden met Franse tuinen en parken omkranst. Want de Hollandse aristokraten keken op naar het Franse hof. Ook nu nog staan veel buitenhoven te midden van bosschages, hoge hagen soms met doolhoven , schelpgrotten, fonteinen en watervallen. Niet vanzelfsprekend voor een land dat onder de zeespiegel rust. Toen was het ook bon ton om een teehuisje aan de waterlijn te bouwen, waar de dames ’s namiddags van een kopje tee genoten, terwijl ze het verkeer op de rivier konden gadeslaan.

Aan de architektuur voel je de nabijheid van Amsterdam. Aanvankelijk konden de Hollandse architekten geen zomerhuizen ontwerpen. Daarom hebben sommige lusthoven meer weg van zwaar uitgevallen grachtpanden.

Het landschap van de Vecht verraadt sporen van een rijk verleden, dat niet altijd even rooskleurig was. De rivier was herhaaldelijk het toneel van oorlogsgeweld. De Romeinse huurlingen gebruikten deze weg om de Friezen te bestrijden. Tijdens de hoge middeleeuwen stonden er versterkingen op de oevers, als bescherming tegen de Noormannen. Later groeiden die wachttorens uit tot kleine kasteeltjes. Vooral de Franse koning Lodewijk XIV heeft hier lelijk huisgehouden. Zijn oorlog, in de rampjaren 1672 en ’73, heeft de hele streek verwoest. De meeste landhuizen werden met de grond gelijkgemaakt. Nadien brak de glorietijd aan en werd alles herbouwd.

De streek is ook rijk aan plassen. Daarvoor hebben monniken gezorgd. Waar nu de Loosdrechtse Plassen zijn, vlakbij Loenen, ontgonnen ze het veen. Door het steken van turf ontstonden enorme waterpartijen. Nu worden die gedeeltelijk gebruikt als watersportgebied. Gelukkig wordt ook een flink stuk als natuurgebied beschermd en zijn grote delen ontoegankelijk voor het publiek.

Voor een tocht langs de Vecht vertrek je best uit Utrecht. Wie over een vaartuig beschikt, moet rekening houden met de vele klapbruggen en sluizen, waarvan de openingstijden ter plaatse worden aangegeven. Voor fietsers is de oostkant het fraaist. Want daar wordt het autoverkeer geweerd. Bovendien zijn de wegen smal en het aantal parkeerplaatsen gering.

Het enige wat tegenvalt bij deze verkenningstocht is, dat je maar weinig buitenhuizen kunt bezoeken. Vroeger waren dat er meer, maar door de toevloed van bezoekers hebben de meeste bewoners hun deuren gesloten. De meeste huizen kan je alleen vanop afstand bekijken. Gelukkig zijn er uitzonderingen. Dat geldt ook voor het eerste grote monument dat we tegenkomen : het slot Zuylen, waar ooit de vermaarde romancière Belle van Zuylen resideerde. In het kasteel kan je zelfs haar schemerig werkkamertje bewonderen. Belle van Zuylen werd in 1740 geboren uit een Amsterdams geslacht met Vlaamse wortels. Later huwde ze de Zwitserse edelman Charles Emmanuel de Charrière en kreeg grote bekendheid in binnen- en buitenland met haar roman “Caliste”. Het is een van de weinige echte kastelen in het gebied, met forse torens en een slotgracht. Rond de prachtige tuin loopt een “slangemuur”, een slingerende konstruktie die de perzikbomen tegen wind en koude beschermt. Het interieur herbergt een rijke antiekverzameling met prachtig Hollands glaswerk.

Via het piepkleine dorpje Oud Zuilen, naast het slot, trekken we noordwaarts, richting Maarssen. Een pittoresk dorp, waarvan de pandjes aan de Vecht lijken op Amsterdamse grachthuizen in miniatuur.

Tussen Maarssen en Nieuwersluis ligt het rijkste stuk van de rivier : over een afstand van 12 kilometer staan er liefst veertig mooie landhuizen. De eerste parel noemt Goudestein. Het verhaal van dit huis illustreert de manier waarop veel van die buitenhoven tot stand kwamen. In 1608 verwerft een rijke Amsterdammer een boerenwoning, de Gouden Hoeff genaamd. In de buurt koopt hij ook een steenbakkerij. Met die stenen bouwt hij de hofstede om tot maison de plaisance, en veredelt de naam tot Goudestein.

Na het bewonderen van de landhuizen Vredenhoef, Leeuwenburg en Slangevecht, botsen we, een paar meanders verder, op het kasteeltje Oudaen. Samen met het slot Zuylen een van de enige relikten van voor de komst van Lodewijk XIV. De ridderhofstede Oudaen heeft haar feodaal karakter bewaard. Wat verder ligt Gunterstein, ooit bewoond door de beroemde familie van Oldenbarneveldt, waarvan de bekendste telg, Johan, een groot staatsman was. Ook deze ridderhofstede werd in 1672 door de Fransen opgeblazen. Het lag acht jaar in puin en werd nadien in moderne stijl herbouwd. Het torentje op het dak is eigenlijk de schoorsteen. Achter het landhuis ligt een beeldig park dat open staat voor bezoek.

Gunterstein ligt tegenover het kasteel Nijenrode. Dit pronkerig slot ziet er oud uit, maar kwam pas in 1907 tot stand. Daarvoor werd een aardig landhuis uit de 18de eeuw opgeofferd. Het werd voor de oorlog bewoond door de beroemdste antiquair van Nederland, de heer Goudstikker, een joods handelaar met internationale reputatie. Spijtig genoeg verdween zijn kostbare verzameling richting Duitsland. Tegenwoordig wordt Nijenrode betrokken door de Universiteit voor Bedrijfskunde. Het kasteel is niet te bezoeken, het riante park met zijn rosarium, fazantenpark en doolhof wel.

Het stukje Vecht tussen de dorpen Breukelen en Nieuwersluis werd vroeger druk bewoond : daar staan de landhuizen rug-aan-rug. Nergens in Nederland krijg je zoveel 18de-eeuwse praal te zien. Om niets te missen, moet je beide oevers aflopen. Eerst vangen we een glimp op van Queekhoven, waar er in de 18de eeuw een jongenskostschool was. In het parkje staan veel zeldzame bomen. Wat verder ligt Weerestein, een huis met een merkwaardig verhaal. Op dit landgoed werd in 1760 een zware stenen doodskist gevonden waarin de resten lagen van een mijter en een staf. De kasteelvrouw was overtuigd dat dit de overblijfselen waren van een heilig verklaarde bisschop en wilde haar huis aan de paus schenken. Maar die heeft de “heilige grond” nooit aanvaard.

Alsof er in die buurt nog niet genoeg buitenhoven staan, werd er aan de Loosdrechtse Plassen, gelegen tussen Maarssen en Breukelen, begin deze eeuw een nieuw kasteel gebouwd. Bouwheer jonkheer Henri van Sypesteyn verwierf in Nieuw-Loosdrecht een terrein. Hij vond er oude fundamenten van een boederij en beweerde dat dit de resten waren van het middeleeuwse kasteeltje van zijn voorouders. Hoewel de historici hem niet geloofden, herbouwde hij het huis en doopte het om tot kasteel Sypesteyn. Je kan het bezoeken. Het gebouw is nogal stijlloos, maar herbergt wel een voortreffelijke kollektie antiek, waaronder veel klokken en Hollands porselein. Ook de tuin is een bezoekje waard.

Na deze uitstap naar de Loosdrechtse Plassen, zoeken we weer de Vecht op en belanden bij het kasteel Rupelmonde. Er moet een verband bestaan tussen de naam van dit landgoed en de Vlaamse stad, maar niemand weet hoe de vork aan de steel zit. Het landgoed Rupelmonde is erg fraai gesitueerd op de buitenoever van een meander. De 18de-eeuwse gevel is rijk aan tierlantijntjes. Wat verder staat Nieuwer Hoek, een bescheiden, maar stijlvol landhuis. Onder de pleisterlaag zit een 17de-eeuwse woning. Van daaruit is het maar een stap naar het mooiste dorp van de Vecht, Loenen. Wat ons het eerst opvalt, is de scheve toren van de kerk. In het zomerseizoen is het dorp een veelbezocht rekreatieoord, waar veel plezierboten aanmeren. Tal van huizen hebben een oevertuin langs de rivier. Soms staan er teehuisjes in. De Dorpsstraat herbergt de meest schilderachtige hoeken. Er staan beeldige huizen die piekfijn worden onderhouden. Nergens in Vlaanderen krijg je zo’n fraai dorp te zien. De lokale overheid kijkt streng toe op het uitzicht. De bebouwing wordt aan banden gelegd en om het landschap te bewaren, wordt lintbebouwing verboden.

Voorbij Loenen belanden we in een merkwaardig natuurreservaat, de Terra Nova. Omstreeks 1900 liet de Amsterdamse koopman Richard Erdmann een kaal moerasgebied veranderen in een landschapspark met rijke fauna en flora. Uit Amsterdam liet hij tonnen huisvuil aanrukken, waarop bomen en struiken werden geplant. Het gebied grenst aan de voor de buitenwereld afgesloten Loenderveense Plassen. Zo worden ginds wel meer belangrijke stukken natuur beschermd tegen de sportrekreatie. Terra Nova is te bezoeken in groepsverband.

Ook Vreeland, wat verder noordwaarts, is een mooi dorp. Hier hebben vele huizen een oevertuin aan de waterkant. Het mooiste huis noemt Vreedenhoek en ligt in de Voorstraat. Tweehonderd jaar geleden woonde er een joods-Portugese koopman, Abraham Fundam. Hij liet in zijn huis een synagoge inrichten. Een beetje merkwaardig in zo’n piepklein dorp. Maar in die tijd resideerden in de landhuizen van de Vecht wel meer Portugese joden die in de nabijgelegen steden handel dreven.

Eenmaal voorbij Vreeland naderen we de monding en wordt het landschap eentonig en staan er minder buitenhuizen. Toch liggen er nog een paar dorpen op onze weg, waarvan Weesp voor de kunstgeschiedenis het belangrijkste is. Daar werd in 1762 het eerste Nederlandse porselein gemaakt. De fabriek hield het amper enkele jaren uit. Een dominee zette de produktie verder in het naburige Oud-Loosdrecht. Het porselein wordt in het stadhuis getoond.

Wat verder mondt de Vecht uit in het IJsselmeer. Op de monding ligt het stadje Muiden. Voorbij het haventje vol pleziervaartuigen, pronkt het vermaarde Muiderslot, waarvan de bekendste bewoner Pieter Corneliszoon Hooft was. Deze gefortuneerde Amsterdammer nodigde daar vooraanstaande figuren uit als Vondel, Bredero, Huygens en Sweelinck. Na zijn dood werd het Muiderslot als staatsgevangenis gebruikt. Begin vorige eeuw werd het bijna afgebroken. Daar kwam zoveel protest tegen, dat het uiteindelijk werd bewaard en hersteld. De gerestaureerde interieurs ademen de sfeer uit van de Gouden Eeuw. Het kasteel en de prachtige kruidentuin zijn te bezoeken.

De Vecht is goed voor een uitstap van vier dagen. Ook de streek errond is bevallig. In de buurt liggen tal van vergeten plekjes waar nauwelijks toeristen komen, zoals Oudewater, Wijk bij Duurstede, Montfoort en Woerden.

Voor informatie over de talrijke vaar-, wandel- en fietsroutes, hotels en restaurants langs de Vecht, kunt u zich wenden tot de Provinciale VVV Utrecht, Beneluxlaan 6, 3527 HT Utrecht, tel. (00-31) 30/96.77.77. Of tot het Nederlands Bureau voor Toerisme, Louizalaan 89, 1050 Brussel, tel. (02) 534.23.26.

Nergens wordt de harmonie tussen landhuizen, groen en water verstoord. Een van de mooist gelegen kasteeltjes heet Rupelmonde. Waarom weet niemand.

Queekhoven, ooit een jongenskostschool, is nu een statige woning waarvan de tuin kan worden bezocht.

Tussen het groen aan de waterkant ontdek je her en der grappige boothuizen of teehuizen.

Vanaf de 17de eeuw lieten veel rijke Amsterdammers hier een “tweede huis” optrekken, zoals het bescheiden maar stijlvolle Nieuwer Hoek.

Het raam waaruit de befaamde romancière Belle van Zuylen keek, toen ze haar brieven en boeken schreef.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content