Een moedig arts, die Amerikaanse dokter Snowdon. In een tijd waarin hele generaties nog de wonden likken die door de kerk geslagen zijn, durft hij ons de levensstijl van nonnen voor de voeten gooien. Wie gelukkig en gezond oud wil worden, moet toch maar even stilstaan bij de levensloop van oude nonnen, vindt hij. Amerikaanse pathetiek of waardevolle lessen uit onverwachte hoek? Het verhaal van een overzeese nonnenstudie en zuster Tresia, een Vlaamse religieuze eeuweling.

Oude nonnetjes. Ze zijn het straatbeeld nog niet uit of de heimwee slaat al toe. Kapjes die flapperen in de wind, fijne grijze haarbergjes uit het strakke zwart, kruisjes aan een ketting, glimmende vingers. En ja, we moeten het toegeven, ze zagen er vaak ook stralend uit, met hun goddelijke glimlach en hun gevleugelde taal. Nu ze meer en meer onherkenbaar zijn, valt het misschien minder op, maar ze zijn er nog. En ze worden vaak opvallend oud. Meer nog, de hoogbejaarde exemplaren zien er soms nog het kwiekst uit.

De Amerikaanse dokter David Snowdon zag dat ook en vatte het idee op om vanuit de universiteit van Minnesota een Nun Study op te zetten bij de School Sisters of Notre Dame. Na een pilotproject in 1986 kreeg hij in 1990 van de universiteit van Kentucky groen licht om de studie uit te breiden tot alle oude Notre Dame-zusters in heel de Verenigde Staten. Het verouderingsproces van een unieke bevolkingsgroep kan ons immers veel leren over de algemene slijtage van een mens en ons van daaruit enkele preventieve aanbevelingen doen. De Nun Study werd gefinancierd door het National Institute on Aging, een instituut dat internationaal geprezen wordt voor zijn onderzoek naar verouderingsprocessen en de neurologische kenmerken van de Alzheimerziekte.

Studies over Alzheimer moeten stilaan absolute prioriteit krijgen. Vanuit Genève kondigt de Wereldgezondheidsorganisatie immers aan dat de kosten van de behandeling in de komende tien jaar met meer dan vijftig procent zullen stijgen. De ziekte laat nog veel te weinig in haar diepste kelders kijken en laat dus ook nog raden naar genezingsprocessen of behandelingsstrategieën. Alzheimer betekent daarom een lang en slopend proces van aftakeling en steeds intensiever wordende verzorging. En dat beangstigt ons allemaal, natuurlijk. Wie zou er ook een vreugdekreet laten bij het toekomstbeeld van zichzelf scheefgezakt in een stoel, met een slabbetje voorgehangen en een beker met zuigtop voor zich neergezet? We willen oud worden, en liefst zo gezond en stralend mogelijk.

En hier komen de nonnen opnieuw in het verhaal. Want volgens dokter Snowdon hebben wij heel wat van hen te leren.

Op de eerste plaats zijn er de onderzoekstechnische voordelen. Zusters hebben allemaal een tamelijk identieke levensstijl, waardoor een vergelijking tussen gezonde en zieke religieuze ouderlingen minder te lijden heeft van allerlei uitzonderlijke factoren. De nonnen van de School Sisters of Notre Dame doen er nog een bijdrage bovenop. Vanuit welke Amerikaanse staat ook staan alle persoonlijke en gemeenschappelijke archieven open voor de nonnenstudie, en de zusters zelf zijn bereid zich jaarlijks medisch en functioneel te laten onderzoeken. Maar het opmerkelijkste gebaar is dat alle 678 zusters van deze congregatie na hun dood hun hersenen aan de Nun Study afstaan. “Een wat lugubere geste die toch zeer noodzakelijk is voor het onderzoek”, zegt Vlaams geriater Francis Krekelbergh. “Geen enkele scanner is geavanceerd genoeg om de diagnose van dementie te kunnen stellen. We zijn dus aangewezen op hersenonderzoek, en dat ligt nogal gevoelig wanneer er nabestaanden zijn. Het idee dat de hersenpan van je overledene wordt opengebroken is inderdaad niet aangenaam. En de wetenschap dat het voor je geliefde niet meer zal baten, overtuigt niet echt.”

Die dramatische setting speelde hen minder parten, vonden de Amerikaanse zusters. Dus werd het afstaan van hun hersenen voor hen een ethische noodzaak. En in de wetenschap dat hersenonderzoek niet veel zin heeft als de levenswandel van de eigenaar er niet bij betrokken wordt, legden ze meteen hun hele leven op de onderzoekstafel.

De publicaties die uit deze Nun Study ontspruiten, bevatten vooral medische gegevens, maar toch zijn er ook enkele conclusies die we in wijze aanbevelingen kunnen vertalen voor al wie graag gezond oud wil worden. Zo blijken veel van die nonnetjes een hele eeuw in handgeschreven dagboeken te hebben vervat. Op zich is dit niet zo verbazingwekkend, tot je hoort dat het net deze schrijfsters zijn die vaak stokoud worden. Onder die hoogbejaarden worden ook vele zusters gesignaleerd die al van in hun jonge jaren zelfstandiger waren dan hun leeftijdsgenoten, en die zich in het verleden in de meest onvoorziene omstandigheden met veel vindingrijkheid uit de slag konden trekken. Vaak waren deze kenmerken een opvallend verschil tussen de gezonde en de niet gezonde hoogbejaarde zusters. Wat Snowdon ertoe brengt te besluiten dat er een verband bestaat tussen taalvaardigheid en zelfredzaamheid enerzijds en het lucide ouder worden anderzijds.

De beschrijving van deze pientere zusters heeft wat weg van onze vroegere begijnen. Zelfstandige vrouwen die in de entourage van een gemeenschap toch veel kansen tot zelfexpressie kregen. Die de geschiedenis van hun heiligen verorberden, hoogromantische gedichten citeerden tijdens het werk en eigen religieuze zielenroerselen aan het papier toevertrouwden. Begijnen hebben we nu niet meer, maar op een zoektocht naar oude nonnetjes vinden we wel iemand als zuster Tresia, 99 jaar en nog rad van tong. Marie-Claire Geuens is haar doopnaam, maar toen ze op 24-jarige leeftijd vanuit Morkhoven bij de Gasthuiszusters van Lier intrad, werd het Trezeke, naar de heilige Theresia.

Waarom bent u zo oud geworden, zuster?

Kom jij daartussen, hoe oud je wordt? Daar weet toch niemand iets van? Ik denk dat ik als religieuze gezond heb geleefd, dat wel. Ons leven verliep heel regelmatig. We stonden op om zes uur, deden een ochtendgebed en gingen in het gasthuis werken. ’s Avonds aten we samen en babbelden we wat. Na het avondgebed waren we blij naar bed te mogen. En van het harde werk sliepen we allemaal als Russen.

Waarom hebt u voor dit leven gekozen?

Ik heb altijd kloosterling willen worden. Voor een man en kinderen voelde ik niet veel. Ik mocht eerst niet van mijn moeder, want mijn zus verwachtte een vierde kindje en er werd op mij gerekend. We waren met zeven kinderen thuis. Mijn drie broers werden priester, boer en onderwijzer en van mijn drie zussen werd er één ook religieuze, één onderwijzeres en één huismoeder. Die laatste was dus getrouwd en ze kocht kinderen voor haar zussen bij: twaalf om precies te zijn. Zelf kinderen krijgen was niets voor mij. Ik ging op bezoek bij mijn oudste zus die in het klooster was en zag dat het goed was. Ik weet niet of je dat begrijpt, maar ik zag Onze Lieve Heer graag.

Wat vond u dan zo goed aan het kloosterleven?

Ik heb het uit liefde gedaan. En ben er ook van de eerste dag gelukkig geweest. Ik heb graag stilte, doe niets liever dan alleen op mijn kamer zitten. Ik heb ondertussen een tv en een radio gekregen, maar vind stilte nog altijd mooier. Lezen heb ik ook altijd gedaan, omdat ik iets over de wereld wilde leren. Neen, geen romannetjes, dat vond ik flauw. En als er een lezing was, ging ik er steevast naartoe, soms vijfmaal naar dezelfde. Ik weet niet meer waarover het allemaal ging, maar zeker niet alleen over God. Weggaan doe ik nu niet veel meer, dat is zo moeilijk met deze rolstoel. Maar ik lees nog wel het parochieblad. Van het eerste tot het laatste blad. Ik ben van 1902, dus je kan je inbeelden hoeveel parochiebladen ik al gelezen heb. Of ik daar nog over praat met de rest? Ze zijn allemaal zo oud. Ik bedoel, ze kunnen nog zo weinig.

Had u af en toe geen ongelukkige dag?

Een ongelukkige dag? Wat zou dat kunnen zijn? Spijt hebben of zo? Daar ben je toch niets mee vooruit. In Lier werkte ik in het gasthuis, op de zaal van de mannen. En voor ik het goed en wel besefte – ik wilde eigenlijk niet studeren – zat ik dagelijks op de bus om in Antwerpen de verpleging te leren. Ik woonde twee jaar in de gemeenschap die verbonden was aan het gasthuis van Lier toen Moeder Joseph me bij zich liet komen. “Ik heb u nodig”, zei ze. En ze stuurde me naar Boechout. Daar had de gemeenschap een groot huis gekregen. Een kasteeltje eigenlijk, met een grote tuin en een vijver. Het Vijverhof, heet het nu. We moesten er met zes zusters gaan wonen, en ik zou de overste zijn. “Maar Moeder, daar heb ik niet voor geleerd”, zei ik. Maar ze zei dat dat niet nodig was, dat het leven en de mensen mij alles wel zouden leren. Dat is een zin die ik nooit vergeten zal. Ik ging dus en ben er vijfentwintig jaar gebleven.

We hadden permanent een zestal zieken in huis die nergens anders terechtkonden. We droegen het werk samen. Ik was wel overste maar vond dat we in het werk elkaars gelijken moesten zijn. Na vijfentwintig jaar mocht ik terug naar Lier, om in het gasthuis te werken. Ik werd vaak opgeroepen om de lijken op te baren. Ook rond mij heb ik ondertussen veel mensen zien sterven. Iedereen uit mijn tijd is al weg.

Zuster Trezeke wilde stilte en rust en kreeg een leven vol hard labeur en verantwoordelijkheid, weg van het moederhuis waaraan ze in haar jong enthousiasme haar hart verloren had. En nog wil ze het niet over spijt hebben. In het klooster moet je doen wat van je gevraagd wordt, en daar ligt volgens haar het geheim van haar ouderdom.

“’s Morgens opstaan en doen wat je moet doen, daar gaat het om. Zelfs met die lange witte kleren en die strakke kappen op. Ik was blij toen ik het allemaal mocht uitlaten, maar zolang ik het moest dragen, heb ik dat zonder morren gedaan. Ik heb ook nooit gerookt en drinken deden we enkel op een feestje. We gingen ook niet op reis. Toen ik nog thuis, was ben ik wel eens een keer in Rome geweest, ne pol gaan geven aan de paus. Ik kan niet zeggen dat ik iets gemist heb. Ik dank nog elke dag voor wat ik gekregen heb. Dat doe ik alleen op mijn kamer. Ik vertel dan hoe het weer die dag is, of ik vogels hoor en wat ik meegemaakt heb. Als je kan zeggen dat alles wat je gedaan hebt uit je hart is gekomen, dan is het goed.”

Hoe komt het dat vele mensen daar niet in slagen? Zijn ze te druk bezig?

Dat weet ik niet. Ik heb niet aan die drukte meegedaan.

Hoe moeten ze dan gelukkig worden?

Ze moeten spreken met iemand die hen graag ziet. Voor mij is dat Ons Heer. Wat zien ik u gere, zeg ik dan.

Bent u bang van de dood?

Neen. Niemand weet hoe het is, maar ik zeg altijd: we zullen wel zien. Af en toe kijk ik naar het kruis. Maar pas op, daar mag je niet mee overdrijven. Als je een kamer binnenkomt, moet je niet dag zeggen tegen Jezus, maar tegen de persoon die er zit ( lacht smakelijk).

U lacht graag, niet?

Ik ben gelukkig, da’s alles.

De woorden van een bijna-honderdjarige hebben altijd een extra dimensie. Mensen die zo oud worden, kunnen niet anders dan wijs zijn, vinden we, en wie met één been in het graf staat, spreekt profetische taal. Misschien zijn wij, drukdoeners, nog te veel vervuld van onze onsterfelijkheidswanen om zelf op de eenvoudige gedachten van Trezeke te komen. Met een ontroerende vanzelfsprekendheid veegt ze alle ingewikkelde vragen van tafel. Oud worden? Gelukkig zijn? Gezond zijn? Tevreden zijn? Doe wat je moet doen en kijk niet te veel om. Deze zuster is in alle soberheid geraakt waar velen van ons zelfs na zeer dure en tijdrovende relaxatie, meditatie of andere therapieën nooit zullen geraken: ze overleeft in de maalstroom door veel uit handen te geven. Misschien ligt daar wel de belangrijke eigenschap van zelfredzaamheid, die in de Nun Study gelinkt wordt met een lang en gezond leven.

Nog uit de nonnenstudie herkennen we bij deze zuster de taalvaardigheid. Ze heeft haar hele leven gelezen en leest nu nog steeds het parochieblad uit. Ze praat met haar god en verwoordt voor hem haar dagelijkse beslommeringen. Als het echt zo is dat de oefening in taalvaardigheden vanaf de jeugd meer kansen geeft op een lucide oude dag, moeten we dan niet met zijn allen meer gedichten van buiten gaan leren, meer verhalen vertellen aan onze kinderen en hen aanzetten om te beginnen met een dagboek? Kan dit ons dan behoeden voor de schaduwkant van het ouder worden? We vroegen het aan dokter Francis Krekelbergh, geriater in het H.-Hartziekenhuis in Lier, die vanuit deze praktijk veel te maken heeft met oude nonnetjes. “Het antwoord is ja en neen. Mensen die tijdens hun leven mentaal actief zijn, doen het in hun oude dagen inderdaad beter. Of die activiteiten met taal of wiskunde te maken hebben, dat maakt niet uit. Maar denk niet dat die dementie kan tegenhouden of zelfs maar uitstellen. De positieve invloed van bijvoorbeeld taal heeft te maken met het feit dat je met een grotere reserve aan het verouderings- of aftakelingsproces begint. Het is het principe van use it or lose it. Wat je goed ontwikkeld hebt, kan tegen een stootje. Die mensen gaan zich langer in stand houden ondanks dementie. Doe dus waar je zin in hebt, als het je maar mentaal actief maakt en houdt. Verder is ook de context waarin dit gebeurt belangrijk. Iemand die met talen bezig is, doet dat niet alleen op een kamer. Hij of zij volgt lessen, is bij een groep, gaat op reis en legt contacten. Taal is dan de springplank voor de sociale ontwikkeling, die evengoed nodig is. Laat ons zeggen dat de taal en de dagboeken uit de Nun Study het symbool zijn van een levenswijze van iemand die het niet opgeeft met het hoofd bezig te zijn. En dat heeft zeker een preventieve waarde.”

Is het zelfredzaam leren zijn in je vroege jaren ook preventief werken tegen dementie?

Ook hier geldt: wie heeft geleerd zelfstandig te zijn, zal dat ook veel langer volhouden. Zulke mensen kunnen gewoon beter omgaan met de moeilijkheden van een oprukkende dementie. Zonder seksistisch te willen zijn, kan ik toch wel zeggen dat het prototype van iemand die er minder goed voor staat diegene is die een heel leven thuis gewerkt heeft en door de zorg voor de kinderen geen tijd heeft genomen om zichzelf te ontplooien. Het gaat dan vaak om vrouwen voor wie na het uitvliegen van de kinderen enkel nog de was en de plas overblijft. Ik zie dan dat de drang en de motivatie om nog actief te worden soms totaal ontbreekt. Op deze manier aan een verouderingsproces beginnen is nefast. Vele zusters moeten willens nillens blijven werken. In het huidige kloosterleven geldt vaak dat de bejaarden voor de hoogbejaarden moeten zorgen. Zij moeten dus wel actief blijven. Hard labeur is slecht voor de knoken maar goed voor de geest.

Wat kunnen wij nog leren uit de levenswandel van de oude nonnetjes?

Ze roken en drinken niet en leiden een zeer regelmatig leven, en dat is al heel wat. Ik zou het beperken van risicogedrag en het invoeren van een zekere regelmaat en van gezonde voeding voor iedereen aanraden. Wij hebben het zeer druk, gaan om tijd te winnen uit eten en zijn er dan niet mee bezig of het wel gezonde voeding is. Doe je dit lange tijd, dan krijg je diabetes of een hoge bloeddruk. En zonder het te beseffen zetten we een cascade in gang van lichamelijke stoornissen die allemaal met elkaar te maken hebben. De medische wereld spreekt dan van Syndroom X: een kringloop van zwaarlijvigheid, ouderdomsdiabetes, hoge bloeddruk en een te hoog cholesterolgehalte. Dit alles stelt het lichaam zwaar op de proef. Aderverkalking is een normaal ouderdomsverschijnsel, maar door dit syndroom versnelt het proces, waardoor ook het hart, de hersenen en de nieren vroegtijdig slijten. Beroerten, hartinfarcten en nierproblemen zijn het gevolg. Roken versnelt dit proces nog meer. Nonnetjes ontkomen veel meer aan deze kringloop en zijn op oude leeftijd vaak in zeer goede lichamelijke conditie.

Zusters leven dus lichamelijk gezonder. Ook geestelijk? Is het loslaten van zuster Tresia een aanbeveling?

Sommige mensen willen ontkomen aan de drukte van het leven omdat ze aan de stress willen ontsnappen. Maar voor anderen is dat precies een kwelling omdat ze dan minder controle hebben over hun leven. Vergeet niet dat er ook kloosterlingen ongelukkig zijn omdat ze niets in de pap te brokken hebben. Bovendien leer je enkel stressbestendigheid opbouwen als je er daadwerkelijk mee moet omgaan. Het gaat dus niet altijd om het vermijden van drukte. Vroeg of laat sluipt die toch in je leven binnen. Je moet juist leren omgaan met de stress.

Hoe word ik even oud als de nonnetjes uit de nonnenstudie, dokter?

Spaar je lichaam. Stop met roken en drinken, of doe het met mate. Doe wat lichaamsbeweging en let op je eten, maar word niet maniakaal. Bij een evenwichtige voeding kan een taartje of een ijsje af en toe geen kwaad. De gulden middenweg is ook hier de beste. Ten tweede moet je geestelijk actief blijven. Iedereen moet dat op zijn niveau of naar zijn zin bepalen. Leer een taal, lees boeken, vul kruiswoordraadsels in, leer op je oude dag nog met een computer werken. En ten slotte: wees niet doof voor de preventieve raadgevingen van je dokter. Een heleboel mensen blijft maar rondlopen met een behandelbare ziekte. Natuurlijk moet je niet meer naar de dokter lopen dan nodig, maar als je weet dat het verouderingsproces zich inzet tussen 25 en 30 jaar, is een jaarlijkse follow-up geen luxe.

www.coa.uky.edu/nunnet/

Let Van Boeckel / Illustratie Arpaïs Du Bois

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content