In de inleiding van ‘Ten Liefde!’, een populair wetenschappelijk boek over seks, bedankt Ronald Giphart zijn ouders “for being horny that night”. Als hij het heeft over de genetische geprogrammeerdheid van het vreemd vrijen, voegt hij eraan toe: “Een leuke gedachte voor iemand die vader wordt. Of ouders heeft.” Giphart over de wetenschap van de liefde.

R onald Giphart (35) is een cynicus. Niet voor niets kreeg hij een lezersbrief waarin ene Tapperwijn hem prompt voor de veevoedermolen bestemde. En niet voor niets besloot Giphart om deze brief in zijn nieuwe boek Ten liefde! te beantwoorden met onder andere: “Er is een dag of nacht geweest dat Vader Tapperwijn in zijn bed kroop en een dik stuk vlees in Moeder Tapperwijns veevoedermolentje prakte. (…) Om u die ingezonden brief te laten schrijven heeft uw voorzaat heel erg smerige dingen gedaan, het is maar dat u het weet.”

Het is vooral ook met zijn romans ( Ik ook van jou, Giph en Ik omhels je met duizend armen, om er maar enkele te noemen) dat Giphart zich deze herrie op de nek haalde. Die boeken hebben het enkel over seks, vinden sommigen, en daarmee is de schrijver meteen ook een viezerik, of ten minste toch een illustratie van de apathische Generatie Nix, waarvan alles normloos kunnen moet.

Het zal deze lezers zeer verbazen dat er, als ze minder snel over de sekswoorden zouden vallen, een engagement in Gipharts schrijven zit. Want achter zijn grote mond schuilt de bezorgdheid over de activiteit of liever de non-activiteit onder de menselijke hersenpan. De vraag van Kijk (een populair-wetenschappelijk blad voor een jong publiek) om zich bezig te houden met de wetenschap van de liefde, werd door Ronald Giphart dan ook met enthousiasme onthaald.

Ronald Giphart: Stel je voor, Kijk besteedt veel aandacht aan de werking van pakweg de atoombom, maar artikels over liefde en seksualiteit, daar vonden ze niemand voor. Ik nam de opdracht graag aan, en begon wetenschapsresultaten op een vrolijke manier te vertalen. Ik ben natuurlijk geen wetenschapper, maar ik heb heel wat boeken over wetenschap uitgevlooid. En al gauw bleek dat veel van wat ik feiten noemde onjuist was. Dat je van kou verkouden wordt, bijvoorbeeld, of dat je haar sneller gaat groeien als je het veel knipt. Ik heb toen een column geschreven over dingen die niet altijd zijn zoals je denkt dat ze zijn. Wetenschappelijke bevindingen kunnen je kijk op de zaak veranderen, ook wat seks betreft. Nadien werden het columns over seks en liefde, en die heb ik uiteindelijk in een boek verzameld.

‘Ten Liefde!’ lijkt vooral een leuke verzameling wetenswaardigheden over seks.

Het publiek van Kijk is jong van geest. Na de seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig hebben we het idee dat de wereld nu seksueel bevrijd is, dat er geen taboes meer zijn en dat we eigenlijk alles wel weten. Niets is minder waar als we zien hoe in het zogenaamde tolerante Nederland nog altijd veel jongeren moeite hebben met seksualiteit. Een van de dingen die ik zelf grappig vind, is om dit een beetje luchthartig bespreekbaar te maken. Ik wil over schijnbaar onbelangrijke feitjes schrijven, dat een beer een halve liter sperma per keer verliest bijvoorbeeld, en via deze weg uitdagen om na te denken.

U schrijft ook over het menselijke paringsspel: een meisje dat telkens haar haren aanraakt, een jongen die zich oppompt om er sterk uit te zien. Waar blijft de spontaniteit als we dit allemaal bestuderen?

Dat is een vraag die ik veel krijg. Stel, je kijkt naar een regenboog en je bent onder de indruk. Als je gaat analyseren wat die regenboog is – zon en licht dat door een druppeltje schijnt, een prismawerking dus -, zou je kunnen zeggen dat die minder mooi wordt. Worden liefde en seksualiteit minder mooi als je weet wat voor sociale, fysieke en biologische factoren aan de gronslag liggen? De liefde is door de eeuwen heen als iets hogers benaderd, iets metafysisch, zelfs iets dat van God kwam. Je begrijpt niet waarom je liefde voelt, maar je voelt het wel. En daar ligt een parallel met godsdienst. God en liefde zijn niet grijpbaar en niet te analyseren. Maar seksualiteit is volgens mij van een andere orde.

U spreekt in uw boek over de hemelhaak, alles wat in wezen ongrijpbaar is, en de hijskraan, alles wat door mensen hoog verheven wordt. Seks moet met de hijskraan neergehaald worden en liefde mag aan de hemelhaak blijven hangen?

Ja, ik trek liefde en seks uit elkaar. Soms denk ik: ik geloof niet in God, kan ik dan wel in de liefde geloven? Nou, ik heb in mijn leven enkele malen heel sterk liefde gevoeld. Dat de liefde voor mij bestaat, daar geloof ik in. In mijn boek Giph is een jongen zeer verliefd op een meisje, maar ze beantwoordt het niet, ze wil liever vriendschap. En seks zou die vriendschap alleen maar kapotmaken, vindt ze. Kijk, dan vind ik het erg prettig om in een bepaalde passage de jongen die vriendschap te laten vernietigen. In het station van Antwerpen zag ik zonet een reclamepaneel met het opschrift: “Ik zal alles voor je doen.” Stel dat je geliefde dan zegt: “Oké, dan wil ik dat je toekijkt hoe ik met mijn minnaar de liefde bedrijf.” Er zit een grens aan wat je voor iemand zou doen. “Alles” is niet echt alles, het is enkel alles binnen de context van de liefde. Wat je als schrijver doet, is voortdurend over deze grenzen gaan om net deze grenzen ter discussie te stellen. Waarmee ik dus niet zeg dat het liefde is wanneer je naar je partner kijkt die bij haar minnaar is. Maar wel dat je mensen gedachtevoedsel geeft om vragen te stellen bij hun eigen leven. Nog een van de oprechte vragen uit mijn boeken: is oprechte liefde altijd eeuwig? Zelf ben ik al zeven jaar met één vrouw, maar ik heb vroeger ook andere relaties gehad. Voor velen is een oprechte liefde dat en dat en dat. Punt. Ik vind dat als schrijver een dankbaar onderwerp om in te poken.

Maar ‘Ten liefde!’ gaat vooral over het fysieke, de seks.

Liefde kan ik enkel in fictie aan bod laten komen. Maar seksualiteit kan in non-fictie met een hijskraan naar beneden gehaald worden. Literatuur heeft me veel over het leven bijgebracht, maar niet alles. Ik kreeg de behoefte om seks op een andere manier te benaderen. Het paringsgedrag, het verschil tussen mannen- en vrouwenhersenen, de spieren en mechanismen die bij het zoenen betrokken zijn, waarom de testikels buiten het lichaam van de man liggen en van die dingen. Als je als mens wilt weten hoe de dingen in elkaar zitten, waarom zou dat dan voor alles gelden maar niet voor je eigen geslachtsdelen? Dat is toch razend interessant?

Hebt u illusies moeten opgeven?

Een van de illusies is dat een diersoort die honderd procent monogaam is, kan overleven. Het sperma van de man is slechts voor een klein gedeelte geprogrammeerd om eicellen te bevruchten, en verder ook om vreemd zaad op te zoeken en te vermoorden en om in de baarmoeder een soort bruggetje te bouwen zodat alleen eigen zaad erdoor kan. Dat leert ons iets over hoe de mens ontstaan is. Dat kan alleen maar zo gegroeid zijn als duizenden, honderdduizenden jaren na elkaar veelvrijerij een wezenlijk onderdeel van het seksuele patroon geweest is. We hebben onze gedragingen verkregen in een periode dat onze voorouders nog in Afrika leefden, de mannen nog op pad gingen en de vrouwen achterbleven. Onze manier van omgaan met relaties en kinderen krijgen, heeft te maken met hoe we genetisch geprogrammeerd zijn. In de evolutie is het belangrijk geweest dat mannen rekening hielden met de kans op een nageslacht, en voor vrouwen was veelvrijerij interessant om de risico’s van slecht genetisch materiaal te spreiden. Trouwens, één op de tien kinderen heeft een vader die niet de biologische vader is, dat is anderhalf miljoen in Nederland. En één op de vijfentwintig kinderen, dat zijn zeshonderduizend Nederlanders, is geconcipieerd terwijl er nog ander zaad in de baarmoederhals aanwezig was. Dit niet onderzoeken of hierover niet willen nadenken omdat dat de liefde zou afkalven, dat is toch te eenzijdig. Mijn liefde is zo sterk dat het dat wel overleeft. Ik hou nog steeds heel erg veel van mijn vriendin en ik denk dat wij altijd bij elkaar zullen blijven. Ook al weet ik dat we eigenlijk geprogrammeerd zijn om het anders te doen.

Hoe reageren jongeren op uw columns?

Ik lees vaak voor op scholen, en de vraag die ik dan soms krijg is: “Meneer, bent u seksueel gefrustreerd?” Ik antwoord dan met een persoonlijke tegenvraag: “Wanneer heb jij voor het laatst gemasturbeerd?” Natuurlijk is er dan hilariteit en wil de jongere in kwestie niet antwoorden. “Oké,” zeg ik dan, “ik zal de vraag algemeen stellen, wie heeft er al eens gemasturbeerd?” Er zitten dan zo’n driehonderd jongeren, dus daar moet wel wat gemasturbeerd worden, maar niemand die zijn vinger opsteekt. Na het nodige gegiechel vertel ik dan dat het een normale lichaamsbeweging is, en dat 95 procent van de mannen en 70 procent van de vrouwen masturbeert. En dan zeg ik: “Kom nou, laat ons eerlijk zijn, en leraren mogen ook antwoorden.” Uiteindelijk besluit ik dan dat niemand de waarheid wil vertellen en dat dat niet erg is, want dat ik het zelf ook niet zou doen. Het onderwerp is namelijk te pijnlijk. Ik verklaar hun stilzwijgendheid en hun gegiechel dan als: jullie zijn seksueel gefrustreerd en ik probeer dat als schrijver bloot te leggen en jullie daar te laten over nadenken. En dat kan ik natuurlijk alleen maar doen omdat ik zelf seksueel gefrustreerd ben. Dat is de bron waaruit ik put. En dan pas voel ik een openheid om er met hen over te praten. Zo zal ik in een stugge Friese zaal de vraag stellen wie er al anale seks heeft gehad.

Heeft een taboe dan geen enkele functie?

Als schrijver of kunstenaar moet je tegen de extremen aanzitten. Het boek Lolita bijvoorbeeld gaat over een oudere man die een verhouding krijgt met een meisje van een jaar of 12. In mijn normen- en waardenpatroon moet hij als volwassene met zijn vingers van dat meisje blijven. Toch lees ik dat boek en vind het nog mooi geschreven ook. Je voelt sympathie voor het gedrag van die man. Je wordt geraakt en je leeft mee met iets wat je eigenlijk moreel verwerpelijk vindt. Dat is literatuur. Op dat moment word je uitgedaagd om over jezelf te leren. Niet dat je het plots gaat toestaan, het gaat aanscherpen wat je net afkeurenswaardig vindt.

Ik vind dat taboes de wereld draaiend houden. Herman Brusselmans is een goed voorbeeld van een schrijver die het spel met taboes meesterlijk speelt. Brusselmans doet wat anderen denken: schelden en op de vuist gaan. En het is prettig om het niet te doen maar het wel te lezen. In de film Pulp Fiction zien we John Travolta met een pistool over de schouder in een auto zitten. En als door een bobbel in de weg het pistool afgaat en de kogel een jongen doodt die achter Travolta zit, dan moet heel de zaal lachen. Hoe kan dat leuk zijn? Schateren met iets wat echt niet kan, is in een setting van kunst geaccepteerd. De stoffen die in onze hersenen vrijkomen als er iets onverwachts gebeurt, bijvoorbeeld een hert op de weg, zorgen voor meer weerstand, een hogere pijndrempel, een snelle reactiesnelheid, enzovoort. Het schokeffect in de kunst functioneert ook zo. De schrikreactie verdwijnt zeer snel, maar de lekkere stofjes blijven hangen. Het naijleffect van het schrikken, daar werken wij mee. Zoals cabaretier Hans Teeuwen die in een volle zaal aan een meisje vraagt: “Is hij goed in bed? Kan hij lekker beffen?” De gedachte dat seks en opwinding enkel binnenskamers gebeurt, is fout. Een mens, en ook een kind, is een seksueel wezen, en daar moeten we op gewezen worden.

Maar ik wil hier wel aan toevoegen dat de eerste en belangrijkste wet is dat je dat op een mooie, voor mij literaire, manier doet. Eerst schoonheid, dan pas nadenken. Niet andersom.

Misschien is dit vooral een zeer mannelijke, penetrerende manier om een gesprek op gang te brengen?

Vrouwen hebben er last van hoe mannen omgaan met seks, en mannen leven daarin mee, maar vinden het eigenlijk toch wel prettig om zo onbeschaamd te zijn. In mijn boek Ik ook van jou staat het verhaal van een meisje dat in zichzelf kerft omdat ze door mannen op haar kleine borsten wordt beoordeeld, ook al zegt een man haar dan dat de grootte niet telt. Uit een onderzoek blijkt dat mannen inderdaad eerder uit zijn op symmetrie en welgevormdheid. Ook voor baby’s is dat zo. Ik kan me erg kwaad maken over de manier waarop in de commerciële media een vrouwbeeld gepresenteerd wordt. Een taille als een dropveter, grote borsten en blond haar. Ik begrijp waarom veel meisjes lijden aan anorexia of boulimie. Mannen trekken zich minder van de voorgeschreven beelden aan. Ze hebben meer kansen gekregen om het evenwicht tussen het innerlijke en het uiterlijke op te bouwen. Mannen hechten minder belang aan wat anderen bij een oppervlakkig contact van hen denken.

Als ik het zo lees, zijn het toch eigenlijk onze genen die bepalen of een man en een vrouw matchen. De genen dicteren de geslachtsdelen, schrijft u. En dan gaat dat over de compatibiliteit van de geur, het gezicht en het gedrag. Het faillissement van datingsites?

In Amerika is er voorzichtig onderzoek geweest naar internethuwelijken. Ze blijken veel meer scheidingen te veroorzaken dan andere huwelijken. En dan bedoel ik significant meer, de helft bijna. En bij uithuwelijkingen is er een groter verband met kindersterfte en kinderziekten dan bij gewone huwelijken. Onder druk aan een nageslacht beginnen, is geen goed idee. Alain de Botton haalt in zijn Belgische zondagavondprogramma Nietzsche aan. Een genetische compatibiliteit die uitmondt in een kind garandeert nog niet een lange relatie en een volgend kind, zegt Nietzsche. Als de relatie afloopt, is dat een teken dat de natuur op zoek is naar een andere partij die het nageslacht beter kan garanderen.

We kunnen onze genen blijkbaar niet misleiden. Als ze hun passende overkant niet herkennen, loopt het toch mis. Universele schoonheid is er dus niet?

Een gemiddelde schoonheid bestaat wel. Dat zijn de modellen die voor postorderbedrijven werken, omdat iedereen hun gezicht kan aanvaarden. De modellen van de haute couture zijn genetisch afwijkend, freaks zeg maar. Die vallen buiten het gemiddelde en worden wisselend als heel mooi of niet mooi bestempeld. Maar is een mooi mens ook een beter mens? Op moreel vlak zegt schoonheid niets over een mens. Maar cijfermateriaal bevestigt dat mooie mensen een hogere levensverwachting hebben, gezonder zijn, een hoger inkomen hebben, vaker gelijk krijgen in discussies en als politicus een grotere kans hebben om door te breken. Hoe unfair het ook is, schoonheid speelt een grote rol.

Nog over dat matchen. U hebt het over de one night stands van een fruitvliegje. Hoe bent u van fruitvliegje vader geworden?

Hoe de fruitvlieg een fruitpapje wordt? In principe wil ik nog wel graag een fruitvliegje zijn. Uiteraard. Alleen bevind ik mij in een situatie dat er andere dingen belangrijker zijn dan als een vliegje rond te fladderen. Ik heb mijn fruitvliegjestijd gehad en die was erg leuk, maar ik kies er nu niet meer voor. Bovendien vind ik het zo’n zonde dat in een relatie het onstuimige gefladder van één klein vliegje andere hele mooie dingen zou stuk maken. In de jaren zeventig en tachtig dacht men lichter over overspel dan nu. Jongeren van nu zijn preutser. Ze zijn de kinderen van diegenen die toen losbollig waren en willen niet in de fouten van hun ouders vervallen. Overspel was toen voor 10 procent van de gehuwden een reden tot echtscheiding, vandaag is het 60 procent.

Wanneer vindt u iets echt promiscu?

Voor mij heeft promiscuïteit met zelfverlies te maken. Een grens overgaan, waardoor je jezelf kwijtraakt. Seksualiteit is een soort peilloze diepte. Als je die diepte zonder meer induikt, dan dat is promiscuïteit. En dat kan ook binnen een relatie gebeuren. Het ogenblik net voor je klaarkomt, kan voor iemand al iets van een beangstigende, peilloze diepte hebben.

De humor die u gebruikt, is vaak zeer cynisch. De keuze voor de omslag van het boek, bijvoorbeeld, en de etymologische huistaak die u geeft. Je moet zulke intelligente grappen natuurlijk wel begrijpen.

Dat huistaakje rond het opzoeken van de etymologie van sekswoorden is pure spielerei. Alsof het een soort vakantieboek is, of zoiets. Ik heb ook ergens geschreven dat je een gratis koffie krijgt als je mijn boek in een bepaald Utrechts restaurant inlevert. Dat zijn allemaal kleine steekjes. Het omslagontwerp is een persiflage op de covers van de romannetjes uit de Boeketreeks. Ik zou zoiets nooit gebruiken voor een ernstige roman en ook niet voor een ernstig wetenschappelijk boek. Het samengaan van feiten en humor moet op de kaft gecommuniceerd worden. Twee parende olifanten vonden we te melig. Bovendien is er in maart in Nederland een boekenweek over de liefde, dus leek het ons goed om daar maar meteen ook de draak mee te steken. Vandaar die kitsch.

Kan humor ook een sekshulpje zijn?

De uitingen van onze geest zijn onze pauwenstaarten. Zo kunnen we laten zien wat we in petto hebben, zoals pauwen doen. Cynisme is een enorme uiting van geestelijkheid. Als de grap wordt opgepikt, is er contact. Humor kan een goede verklikker zijn of je bij elkaar past of niet. En daarom is cynisme zo heerlijk bij het matchen.

Ronald Giphart, Ten liefde!, Podium, 660 fr. (16,36 euro), 207 blz.

www.giphart.nl

Gretel Van den Broek / Foto Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content