De auto verleidt niet alleen mannen. Drie vrouwen over hun liefde voor racen, oldtimers en het ontwerpen van praktische details.

VANINA ICKX : NIEUWSGIERIG EN SNEL

Vanina Ickx is niet alleen de dochter van een racelegende, ze heeft haar eigen carrière uitgebouwd met eigen accenten. ?Ik ben niet met de racehelm geboren, mijn eerste liefde waren de paarden. Ik ontdekte via de paardenwereld mijn zin voor competitie, en het gevoel om me helemaal te geven voor een goed resultaat. Bovendien leerde ik ook een paard af te stellen, net zoals dat later met de auto zou gebeuren : de remmen, de acceleratie, de directie. Paardrijden heeft met autosport gemeen dat je over een zekere feeling moet beschikken, een ondefinieerbare kwaliteit die je niet kunt aanleren. Ik heb later autoliefhebbers ontmoet die veel gedrevener waren, veel meer van auto’s wisten en veel meer stages hadden gevolgd en er toch niks van bakten. Als ik naast hen zat, realiseerde ik me dat ze te hard probeerden waardoor ze de auto onnodig destabiliseerden. Het vergt juist een heel soepele, vloeiende aanpak om te slagen.”

?Toen ik in een fitnesszaal een zwangere coureur leerde kennen, die al haar sponsors rond had voor het volgende seizoen, vroeg die me om haar te vervangen. Ik had nog nooit in een racewagen gezeten, laat staan op een circuit gereden, maar mijn verlangen om alles uit te proberen in het leven nam de bovenhand. Zonder nadenken zegde ik toe. Nee, mijn papa was allesbehalve blij. Hij probeerde de auto eerst zelf uit en stuurde me vervolgens naar een tweedaagse stage op Le Castellet. Daar besefte ik dat racen totaal anders was dan de occasionele kartingwedstrijd waaraan ik weleens had deelgenomen. Ik kreeg een hoop onbekende parameters over mij heen : de slicks moesten worden opgewarmd, ik moest de juiste lijn zoeken, de synchronisatie onder de knie weten te krijgen en leren dat elk detail telt om tijd te winnen – van schakelen tot afremmen. Ik leerde er enkele automatismen aan en verwierf zelfvertrouwen, maar het kostte me een volledig seizoen om dat allemaal te verwerken.”

?Bij het racen is de chronometer de enige scheidsrechter, alleen vertelt die je niet waar je tijd verloren hebt. Dat is het meest cerebrale deel van de oefening : je gedrag op de baan analyseren terwijl je toch alleen achter het stuur zit. Met een ingenieur zoek je naar de juiste afstel-lingen. Een coach die aan de kant staat, kan je hoogstens wat richtlijnen geven over de ideale lijn. Hoe verder je raakt, hoe specifieker het allemaal wordt. Tegenwoordig heb je een inge-nieur voor de baan, een chassis-ingenieur, een specialist aero-dynamica…”

?Wat me het meest opwindt bij het racen is de concentratie en het feit dat je bij elke race van nul begint, want bij elk circuit hoort immers een andere afstelling. Door de snelheid heb je geen tijd om na te denken, je moet op je instinct vertrouwen, dat de situatie aanvoelt en reageert, terwijl je op een wolkje buiten de realiteit evolueert. Vergelijk het met snel skiën.”

?Natuurlijk wil je winnen, maar om te winnen zijn zoveel factoren nodig. Van de juiste auto tot het juiste team. Daarom behoor ik veeleer tot het soort van racers dat de perfectie gaat opzoeken, en daardoor eigenlijk tegen zichzelf speelt – zoals in golf of bij rallyrijden. Ik wil almaar sneller en almaar preciezer rijden en mijn voldoening heb ik altijd daar uitgehaald. Enig besef van het risico is daarbij nauwelijks aanwezig omdat je te geconcentreerd bezig bent. Het best komt dat tot uiting op het circuit waar ik het meest van houd, de Nordschleife van de Nürburgring in Duitsland. Er zijn zoveel bochten en zoveel verschillende situaties dat je het geheel nauwelijks in je hoofd krijgt. Bovendien is het er zo smal dat je geen recht hebt op een foutje – een beetje zoals vroeger, in papa’s tijd. Bovendien moet je in drie dimensies denken, door de vele oneffenheden die je soms verplichten de ideale lijn verlaten. Anders wipt de wagen even van de grond en dat is weer tijdsverlies. Om daar een snelle tijd neer te zetten ben je zo intens en geconcentreerd bezig dat je je na elke ronde als een overlever voelt, maar de voldoening is dan ook onbeschrijflijk groot. Ik heb er een paar 24 uurswedstrijden gereden en die behoren tot de meest fabelachtige uit mijn carrière. Zeg maar pure magie. Al is mijn zevende plaats in de 24 uur van Le Mans 2011 natuurlijk ook niet niks.”

?Ik ben een jaar geleden met racen gestopt, niet omdat ik trager werd, integendeel. Ik besefte dat het leven meer is dan alleen maar racen. Er is nog zoveel meer, een familie stichten bijvoorbeeld en daar ben ik nu wel aan toe. Al mis ik die ultieme momenten van concentratie wel en het is zo moeilijk om ze elders te beleven. Behalve één keer per jaar op de ski’s.”

SONJA VANDENBERK : INTERIEURS FINETUNEN

Sonja Vandenberk is een wakkere Lommelse, een no-nonsensemeisje van veertig plus. Ze werkte bij Mitsubishi en bij Saab voor ze aan de slag ging bij Opel, waar ze al zeven jaar ideeën omzet in vormen. Zo was ze verantwoordelijk voor het interieur van de Insignia en van de nieuwe Adam. En toch is ze ook vooral een liefhebber van architectuur.

?Ik ben altijd al een fan geweest van enkele grote architecten, zoals Zaha Hadid en Peter Zum-thor. Echt grote architectuur is vaak eigenzinnig. Dat aspect spreekt me aan. Mensen die zich nooit iets aantrekken van trends en modes, maar uiteindelijk toch om de een of andere reden plots in de belangstelling staan, omdat hun tijd gekomen is. Of omdat hun talent ineens wordt erkend.”

U bent designer geworden, geen artiest.

Sonja Vandenberk : Dat klopt, omdat je voor een opdrachtgever werkt en voor miljoenen klanten. Bovendien zit ik in de productie, dat betekent dat er enorm veel richtlijnen gelden. Sommigen kunnen daar niet mee om, omdat ze voor vrijheid willen gaan. Ik zie dat anders, die richtlijnen ervaar ik niet als een beperking, ze vormen gewoon het kader waarbinnen ik werk. Wie echt zijn eigen ding wil doen, kan in de autowereld eigenlijk alleen in de studio van het advanced design terecht, maar ik weet nog niet zo of dat mijn plaats zou zijn.

Ik word meer gefascineerd door de finetuning van een idee, het zoeken naar perfectie. Zoals bij architecten hou ik ook van autobedrijven die hun eigenheid hebben weten te bewaren en daarin doorzetten. Volvo is zo’n bedrijf en heeft dat met de achterzijde van de C40 andermaal in de verf gezet. Het hoeft voor mij niet zozeer visueel spectaculair te zijn, tenzij er een functioneel kantje aan zit. Daarom zie ik me niet meteen aan de slag gaan bij een merk als Porsche. Ik geniet veel meer van functionele details. De bekerhouder van Saab bijvoorbeeld vind ik een schitterend detail : achter een verticaal streepje zit een cupholder die zich na een tik openvouwt als een vlinder. Bij de nieuwe Adam van Opel heb ik naar eenzelfde soort eenvoudige, maar zeer praktische oplos-singen gestreefd. Zo volstaat een eenvoudig riempje voor de compartimentering van de middenconsole, zodat een fles er stabiel staat. Dat soort dingen. Het idee ontstond uit een kindertekening, het kost helemaal niets terwijl het toch zeer nuttig en eenvoudig te realiseren is. Daarvan kan ik genieten.

Natuurlijk droom ik weleens van een zeer bijzondere, gedurfde oplossing, die echt de bakens verzet, maar dan bots je snel tegen de realiteit aan. In de Adam mocht er wat mij betreft achterin best plaats zijn voor een hangmat. Dat vind ik een opwindend idee. Alleen is het nooit eenvoudig in de autowereld omdat de ontwikkeling van een nieuw idee zo lang duurt. Dan spreek je al gauw van zes jaar voor je een ingreep kunt realiseren in een doorsneeauto. Omdat onderzoek handenvol geld kost, is er een gebrek aan durf in de auto-industrie. Dat is jammer omdat ik ontzettend graag alles ter discussie stel. Ook de materialen. Vaak zijn die te duur omdat ze in kleine oplages besteld worden, maar dat probleem lost zich vanzelf op als je naar massaproductie gaat.

Hoe voelt het als vrouw in een mannenwereld ?

De auto is een mannenwereld, en het autodesign is niet anders, zeker wat het exterieurdesign betreft. Mannen leggen andere accenten, die kunnen er zomaar op los schetsen. Niet zelden zijn die resultaten buiten alle proporties en daardoor weinig realistisch. Terwijl vrouwen pragmatischer zijn, meer oog hebben voor het totaalbeeld. Anderzijds vind ik dat vrouwen ook heel goed zijn in het managen, in het samenbrengen van de juiste mensen. Lies Wetzel, hoofd van interieurdesign bij Opel is zo iemand. Zij ziet een interieur meteen in kleuren en materialen, ze slaagt er ook nog in om er wat emotie in te stoppen, en ze weet de juiste mensen ervoor te vinden.

Met de Adam mikt Opel op een bijzondere doelgroep. Hoe is die aanpak ?

De klanten waar we de Adam voor maken, zijn individualisten die graag zelf beslissen hoe hun auto eruit zal zien. Dus moeten we ervoor zorgen dat ze hun auto ook kunnen personaliseren. We werken voor durvers, voor mensen die graag hun nek uitsteken. Hetzelfde soort van mensen die het aandurfden om de eerste monovolumes te kopen. Zelfverzekerd. Tegelijkertijd moet de auto zijn tijd meegaan. Tijdloze oplossingen uitwerken, het is me op het lijf geschreven.

CATHÉRINE D’ANDRIMONT : ELEGANTIE VAN TOEN

Cathérine d’Andrimont is niet de eerste de beste. Ze reed met een Chevrolet uit 1937 van Peking naar Parijs en wil volgend jaar met haar dochters Zuid-Amerika doorkruisen met weer een andere Chevrolet uit 1936. Het verhaal van een meisjesdroom.

?Toen ik twaalf of dertien was, zag ik op televisie een reportage die me zo aangreep dat ik besloot om later met een auto door de woestijn te rijden. Want ik wilde de wereld ontdekken, en weg zijn van de massa. Mijn droom is niet meteen uitgekomen, want mijn man was gek op de zee en samen hebben we lang en veel gezeild. Zeilen voert je niet alleen weg van de drukte, je levert ook een eerlijke strijd met de elementen en met de natuur, en dat zint me wel. Omdat ik niet iemand ben die voor de eenvoudigste oplossing gaat.”

?Mijn liefde voor de auto valt met geen pen te beschrijven. Ik hou van rijden, en van snel rijden. Zoals ik ervan houd landen en mensen in alle vrijheid te ontdekken. Na de dood van mijn man stak die oude liefde opnieuw de kop op en ontdekte ik de wereld van de oldtimers. Vooral mijn Lancia Aurelia B24 Spider America is een uitzonderlijke, elegante auto. Het is een kleine, fijne cabrio die in tegenstelling tot de meeste oldtimers heel licht te rijden is. Ook al ontbreekt elke vorm van servobesturing. Zodra het weer het toelaat, trek ik ermee rond. Dat kan gewoon op verlaten weggetjes in Waals-Brabant zijn. Oude auto’s zijn sowieso veel aantrekkelijker dan moderne, eleganter ook. Vooral de Italiaanse. Als ik centen had, kocht ik me een Ferrari 166 MM, een echte droom.”

?Oldtimers zorgen altijd weer voor nieuwe uitdagingen, er zijn geen gemakkelijkheidsoplossingen. Het rijden is dan ook veel opwindender dan in een moderne auto, waarin helemaal niets meer te doen valt. In oude auto’s moet gewerkt worden, je geniet van de geur van de olie en van de motor. Ik heb een paar historische rally’s gereden. Laat één ding duidelijk zijn : mijn plaats is achter het stuur. Als er kleine mankementen opduiken, sla ik de motorkap open en probeer die te fixen.”

Wat is de mooiste uitdaging ?

Cathérine d’Andrimont : Zonder twijfel de doortocht van Mongolië, tijdens mijn Peking-Parijs, enkele jaren geleden, in Chevrolet uit 1937. Zo’n Chevy valt makkelijk te onderhouden en rijdt nog prettig ook. Dat mag wel, want je bent vijf weken onderweg, je legt twaalfduizend kilometer af en je moet zelf je stukken en je tentje meezeulen. Mongolië bleek zo mooi, zo puur, maar ook zo gevarieerd dat het mijn hart gestolen heeft. Ik genoot van alles : van de bergen, van de nooit eindigende vlakten, de steppen, de ontmoetingen in de kleine nederzettingen, waar de mooie joerten te vinden zijn en waar de bevolking ons verwelkomde, helemaal uitgedost in lokale, kleurrijke dracht.

Ik wil ook nog door Afrika rijden, deelnemen aan een Londen-Kaapstad, en de Himalaya doorkruisen. In afwachting ga ik volgend jaar deelnemen aan een trip van Buenos Aires naar Ushuaia, via Chili naar het uiterste zuiden. Om het allemaal nog spannender te houden, neem ik twee van mijn dochters mee, die elk een halve klus mogen klaren. Want ik ga voor de volledige afstand en heb me dit keer een Chevrolet uit 1936 gekocht, maar wel een gesloten versie.

Het lijkt wel een virus ?

Mijn vader reed goed en snel, en thuis hebben we nog een De Dion Bouton uit het jaar 1900 staan. Die heeft de overgrootvader van mijn man nog nieuw gekocht. Het hebbedingetje rijdt en soms maken we er een uitstapje mee in de omgeving. Al is dat geen sinecure : op de hellingen moet de passagier uitstappen en ernaast lopen, want veel gewicht kan het ding niet trekken bergop. Ooit hopen we er de klassieker Londen-Brighton (voor auto’s gebouwd voor 1903) mee te rijden.

DOOR PIERRE DARGE – FOTO’S FILIP VAN ROE

?Ik hou van merken die hun eigenheid hebben weten te bewaren”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content