Smaak is het vermogen om het schone te beoordelen, zei de filosoof Kant. Zo simpel dat klinkt, zo complex is het onderwerp. Met de tentoonstelling ‘Smaak / On Taste’ zoekt het Bonnefantenmuseum in Maastricht naar meerduidige en speelse antwoorden. Een happening van de smaak, met addertjes onder het gras.

Niet iedereen zal het ermee eens zijn, maar de trap in het Bonnefantenmuseum van Maastricht getuigt van zéér goede smaak: het perspectief van gestileerde treden en muren is een voldoende reden om de Maasstad te bezoeken. Bovendien leidt die trap naar de ongewone tentoonstelling Smaak / On Taste. Terwijl bezoekers omhoog klimmen, staan daar tientallen schoenen in alle varianten. Schoenen als gebruiksvoorwerp, tussen mooi en kitsch, voor individueel gebruik maar ook als esthetisch object. Nog voor je boven bent, weet je dat goede of slechte smaak een zaak van persoonlijke voorkeur is, maar ook de vage invulling van een tijdsgewricht. Is smaak een archaïsch begrip, is het te gelaagd en onbruikbaar, heeft smaak nog met objectieve criteria te maken of verdrinkt het woord in commercie, banaliteit en mediastrategieën? Duizendmaal stellen we ons de vraag wat smaak is, in de klerenwinkel, op restaurant, voor het scherm of in de armen van een geliefde. Goede smaak, is dat VTM of VRT, Nike of Reebok, H&M of Armani, Coca-Cola of Pepsi? Smaken verschillen. Al zegt het gevleugelde woord dat de gustibus et coloribus…, dat over smaken en kleuren niet te discussiëren valt, de tentoonstelling laat geen kans onbenut om in 15 zalen ideeën over smaak met elkaar te confronteren.

Alexander van Grevenstein, directeur van het museum: “Critici zullen vragen waarom een huis als het onze, dat toch bekend staat voor z’n serieuze kunst – en sommigen zullen zeggen voor z’n slechte smaak – met zo’n tentoonstelling komt aandraven. Sinds Cézanne spelen schoonheid en smaak nog maar een kleine rol in de beoordeling van kunst. In kunst gelden vandaag andere normen. Maar ook smaak is veranderd, het is een actueel onderwerp. Smaak is meer dan goede of slechte smaak, het is de ultieme vorm van communicatie en interactie. De 20ste eeuw is de eeuw van de smaak en de 21ste zal dat nog veel meer zijn.”

Boven de inkomhal staan citaten van Barthes en Walschap, van Kant en Francis Haskell: “Veel musea zien het als hun taak om smaak op te leggen, veeleer dan de beginselen ervan ter discussie te stellen.” Samensteller van de tentoonstelling Ton Quik begint dan ook met een zelfkritiek: “In een van de zalen hangen schilderijen die ooit de Prix de Rome hebben gewonnen, dat is Nederlands bekendste wedstrijd van de Rijksacademie in Amsterdam. Het is verbijsterend hoe – van het oudste doek, dat zo’n 120 jaar geleden is geschilderd, tot het laatste uit 1956 – alleen traditionele en academische werken die prijs hebben gekregen. Expressionistische, kubistische of abstracte kunst zit er niet tussen. Een man als Piet Mondriaan werd zelfs geweigerd. Smaak draagt het teken van de tijd, hier is de behoudsgezinde kracht van de traditie aan het werk. Er is een kloof tussen deze schilderijen en wat in de boeken als grote kunst wordt getoond. Dat is een zelfkritiek van het museum.”

“Zoals kunst een elastisch en bijna onmogelijk begrip is, zo is smaak moeilijk te omschrijven. Daarom hebben we een tiental mensen bijeengebracht rond wat ik de ‘paradox van de autonomie’ noem: enerzijds is er de individuele vrijheid waarmee we onze smaak zelf bepalen, anderzijds is er sociale druk en beïnvloeding. Mode, design en vooral communicatie staan vandaag anders tegenover de grillige consument. Wat is smaak, wie zijn de smaakmakers, wat is de plaats van smaak in de toenemende communicatie tussen mensen in het zaptijdperk?”

Zou smaak ooit universeel geweest zijn? Allicht niet, maar het is aandoenlijk om in de Torenzaal de verzameling van Jules Maciet te zien. Aan de wand hangen tapijten en schilderijen, er is ceramiek en talloze albums met foto’s en gravures waarin deze Franse verzamelaar voorbeelden van goede smaak bijeenbracht. Met die albums over mode en aardewerk, over bloemen, theaterkostuums en particuliere meubelen wou hij ‘het volk opvoeden’. Want nog in de tweede helft van vorige eeuw dacht men dat de heersende smaak een slechte smaak was. Voor de overheid was het een opgave de goede smaak te bevorderen. Ook particuliere initiatieven trachtten het schone met het nuttige te verbinden: zo is Maciets verzameling een obsessionele onderneming om ‘slechte’ smaak te bestrijden. Hij is een van de laatste dromers van een wereld met één goede smaak. Zijn verzameling is de nutteloze poging om de smaak te redden, terwijl in de wereld almaar meer nieuwe smaken bloeien als duizenden bloemen. Die tegenstelling tussen wat een objectieve goede smaak zou zijn en de toenemende vrijheid om zelf te bepalen wat smaak en voorkeuren zijn, loopt als een rode draad door de tentoonstelling.

Aan het andere eind van die verzameldrift staat de Andy Warhol Collection met 30.000 objecten, een even absurde en ontroerende verzameling als die van Jules Maciet. De popartiest, kunstkenner en charlatan, verzamelde evenwel alles; hij maakte geen onderscheid tussen goede en slechte smaak. Kunst en kitsch vallen samen. Foto’s van zijn huis en de collectie confronteren de bezoeker met de gedachte dat er in smaak geen hiërarchie zou bestaan. Bij Warhols overlijden was een deel van wat hij op markten en veilingen had gekocht niet eens uitgepakt. Wat hij voor een paar cent had gekocht, werd bij Sotheby’s voor duizenden dollars verkocht. Sinds Warhol, een meester in de zelfironie, is de vraag niet of smaak verandert, maar wel of smaak überhaupt nog bestaat.

De cultivering van het banale is ook taste inventorMalcolm McLaren op het lijf geschreven: tussen glaswanden zitten T-shirts geperst, kledingstukken die rond de schouders van Johnny Rotten en zijn Sex Pistols de goegemeente shockeerden. Vandaag zijn het collectors items, betaal je er veel geld voor en hangen ze in een museum. Smaak en entertainment, commercie en cultuur versmelten, zegt de popgoeroe, in onze betekenisloze wereld is geen onderscheid meer tussen low en high culture. Omdat het leven een ‘Casino van Authenticiteit en Karaoke’ is, kunnen bezoekers op speelautomaten een audiovisueel spektakel in werking stellen: wie goed gokt, krijgt flitsen uit het leven van McLaren te zien. Wie in het chaotische klankuniversum alles wint, mag aan de kassa een gesigneerd T-shirt afhalen.

In een optimistischer visie wordt smaak de individueelste expressie van de individueelste persoonlijkheid. Ted Polhemus, eigenzinnig uitgedost door een Zweedse studente, drijft die idee op de spits: hij heeft 22 mensen uitgenodigd – vrienden, mensen op straat of uit de disco – om hun kledij af te staan voor de tentoonstelling. Van retro tot gothic, van punk tot postpunk, theatraal of klassiek, alles wat denkbaar is in modeland. Foto’s van deze naamloze medeburgers geven hen een gezicht. “De realiteit van vandaag, een sociologisch zeer verscheiden groep”, zegt de antropoloog. “Het enige wat ze gemeen hebben, is hun weigering om bestaande modetrends te volgen. Allemaal zijn het zeer persoonlijke combinaties: ik presenteer me zoals ik ben. Het zijn niet langer professionele fashion designers die de smaak bepalen. Vroeger zei Dior wat we moesten dragen, en mevrouw zei gewillig ‘ja’ in de winkel. Nu combineert de ene Calvin Klein met iets van grootmoeder, de ander vindt zijn eclectische stijl. Ooit was mode bindend, waar ze met geld en positie te maken had. Nu is ze uniek en individueel. Er is geen hiërarchie meer. We zijn stijlsurfers: in hoog tempo wisselen we van look of brengen voorkeuren samen in een unieke combinatie. Wat de massaconsumptie voorschrijft, vormen we om tot een persoonlijk statement.” Wat in de zaal ontbreekt, is een spiegel waarin we ons tussen die anonieme burgers kunnen herkennen in onze eigen smaak en voorkeur.

De smaak van de bezoeker is het centrale thema van de tentoonstelling. In twee meeting rooms, een rode zaal met rozen en een uitvergrote jugendstilkamer in blauw en wit, kunnen bezoekers deelnemen aan discussies, modeshows, proeverijen en modellenwedstrijden. Wie liever mijmert, kan ronddolen in het labyrint van Lidewij Edelkoort: dia’s, geluiden en citaten lopen door elkaar, terwijl op de muur Shakespeare zegt dat we are such stuff as dreams are made of. Een korte bezinning over de relatie tussen smaak, tijd, leeftijd en schoonheid.

Nergens worden we meer geconfronteerd met smaak dan in de reclame. Omdat hij in de Oxford Dictionary meer dan vijftig omschrijvingen van taste vond, koos designer Ettore Sottsass in Eigentijds Landschap voor een confrontatie met 800 foto’s uit tijdschriften. Als we niet weten wat smaak is, laten we die smaken dan naast en tegenover elkaar zetten. Oervertrouwde en stereotiepe foto’s spreken je toe, maar de realiteit is minder eenduidig: beelden uit sport, lichaamscultuur, beauty en erotiek die parfums, lingerie, schoenen, auto’s en zelfs oorlogstuig moeten slijten, maar naast een vrouw in Versace-jurk hangt een foto van ingewanden, naast een gelaat vol verjongingscrème een misvormde schedel, naast een gespierde mannentorso ook echte oorlogsbeelden. Het zijn beelden die verleiden of afkeer opwekken, het zijn beelden waarin taste misschien enkel nog deel uitmaakt van een groepsritueel.

De impact van nieuwe media en technologieën op smaak wordt almaar dwingender. Zo combineert het Duitse schoenbedrijf Creo massaproductie met individuele voorkeur: via Internet maakt de klant een keuze, net zoals je een foto van je dochter doorstuurt om er een pop van te laten maken. Mass-customization heet dat: klantgericht én massaal tegelijk, onder het motto ‘wat kan ik voor u maken?’ Kamers vol buizen en computers – het multimediale project Whereishere faces van Lewis Blackwell – symboliseren dat ook smaak steeds meer deel uitmaakt van een ingewikkeld systeem van relaties en communicaties.

Op de derde verdieping kan iedere bezoeker de proef op de som nemen in het smaaklaboratorium. Daar staan flessen Evian en Vittel, Appolinaris en Vichy: wat is de smaak van dat water? In hoeverre is die gevormd door vorm en kleur van de fles, door reclame en de naam op het etiket? Nederlandse kazen proeven kan ook, in een bar is er keuze uit zuurstof met natuur-, munt- of eucalyptussmaak, en als primeur voor een museum is er een rooksalon. De bezoeker zet zich in een Chesterfield-fauteuil om een sigaar te roken – voor velen een toppunt van slechte smaak – en ziet andere museumgangers in de zuurstofbar: beiden denken dat de ander van slechte smaak getuigt. In een laatste zaal verblindt een collectie flacons uit de Zwitserse George Stam Collectie door de schoonheid en de droomwereld van verfijnde parfums. Maar er staan ook glazen flessen, met vloeistof en een pompje, waaruit een geur opwelt: de meesten onder ons zullen moeten toegeven dat we het parfum geen naam kunnen geven. Op het einde van de happening is smaak nog altijd dubbelzinnig.

Die onvatbaarheid van wat smaak nu precies is, krijgt vorm in een caleidoscoop van projecten, visies en installaties. Tussen de verzameling van Maciet en de parfums ligt anderhalve eeuw waarin smaak geëvolueerd is van een objectief ideaalbeeld naar een uiting van individuele voor- en afkeuren. De tentoonstelling is een vrolijk experiment. Maar ze is ook een uitdagend en complex concept, met addertjes onder het gras en onopgeloste vragen: zou er echt geen goede smaak bestaan? Als alles relatief is, bestaat smaak dan nog? Is die individualistische smaak alleen de extreemste commercialisering? En hoe verzoenen we onze hoogstindividuele smaken met de oppervlakkige tijd waarin we leven? Er zijn evenzovele antwoorden als bezoekers: misschien is dat de geheime opzet van Smaak / On Taste.

‘Smaak/On Taste’ loopt tot 14 februari 2000 in het Bonnefantenmuseum te Maastricht, Avenue Céramique 250. Open van 11 tot 17 uur, behalve op maandag. Tel. (00.31) 43.32.90.190. www.bonnefantenmuseum.nl.

De catalogus ‘Smaak’, 272 pagina’s, kost 65 gulden.

Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content