“Een goed juweel moet beroeren.” De creaties die Sofie Lachaert en Luc D’Hanis in hun Antwerpse galerie presenteren, hebben vaak meer weg van een beeld dan van een sieraad.

Toen ik Sofie Lachaert voor het eerst ontmoette, sprak ze over haar eigen werk: juwelen gemaakt met objecten van vroeger, een ring van haar grootmoeder, parels uit een oud familiesierraad. De juwelen weekten herinneringen los, die zomaar uit het niets kwamen opborrelen. Haar werk en de manier waarop ze erover sprak, was zo poëtisch en mooi dat het me deed denken aan Proust en de in lindenbloesemthee gedoopte madeleinekoekjes van tante Léonie.

Tien jaar later zitten we weer aan tafel. Deze keer bij haar thuis. Niet om het te hebben over haar werk, maar over de galerie die ze samen met haar man heeft opgebouwd, en die ondertussen internationale erkenning geniet. Met de voeten in het gras, gebogen over de houten tafel en met zicht op de tuin en de boomgaard, vertelt ze over dit huis waarin ze woont en over het leven dat ze er leiden. Over het laatste tuinfeest van deze eeuw dat ze er weldra voor hun vrienden zullen geven, en over Paul Bourgeois, haar leermeester die haar nog steeds begeestert.

In de verte achter het struikgewas merk ik het tuinhek op, en weer kan ik het niet laten mij te verbeelden dat ’s avonds, wanneer deze plek in duisternis is gehuld, M. Swann hier op bezoek komt. Misschien is het omdat Sofie Lachaert en haar man Luc D’Hanis van oude waarden houden en van langzame gezelligheid, dat de sfeer van Proust me hier blijft achtervolgen.

Terwijl Luc in zijn atelier aan het werk is, giet Sofie de koffie op en vertelt ze over de voorwerpen die tegen de witte muur van de zitkamer hangen: een zilveren tak, grote aan elkaar geregen bollen, fietszadels, een bloedend hart, houten schoentjes…

“Het zijn juwelen en spullen die we op de rommelmarkt hebben gevonden. Bij alles wat hier hangt, vraag je je af wat het is. Elk voorwerp heeft iets geheimzinnigs. Er is een onduidelijkheid die een illusie bewerkstelligt. En dat is veel spannender dan de werkelijkheid. Het is onmogelijk dat een kind ooit met die houten schoentjes heeft gelopen. Op de zool staat in potlood een boodschap geschreven, gedateerd 1945. Prachtig. Bovendien kan het ook een juweel zijn. Als de veters aaneengeknoopt zijn, kan je de schoentjes rond de hals hangen en wordt het een halssnoer. Eigenlijk refereren alle beelden aan een juweel. Dit bundeltje ringen komt uit een kist van mijn grootmoeder. Niemand weet wat het is. Waarschijnlijk dienden de ringen om de maat van de vinger te nemen. Nu ze hier aan de muur hangen, stel je je er van alles bij voor en dat is prettig. Fantasie en illusie verrijkt het leven.

Toen ik nog op school zat, op een internaat, getooid in uniform, was ik bezeten van het ongewone. Het keurslijf waarin ik zat, zette mij aan tot creativiteit. Ik breide mijn eigen sokken en haakte er kleurige bollen aan. Het was voor mij snel duidelijk dat ik iets artistieks zou gaan doen. Ik wilde kunst voor het lichaam maken. Omdat ze thuis met mode bezig waren, wilde ik mij daarvan distantiëren en koos ik voor een opleiding sieraden. Na mijn studies ondervond ik dat er in België geen echt platform voor hedendaagse juwelen bestond. Vandaar dat ik heel snel zelf een galerie begonnen ben. Ik toonde mijn eigen werk, maar vooral dat van anderen.”

Veertien jaar geleden, in een kleine ruimte in de Zwarte Zusterstraat in Gent, op een boogscheut van het Sint-Lucasinstituut, toonde Sofie Lachaert als eerste in België dat een juweel helemaal anders zijn dan dat wat we kennen. “Ik verkocht er juwelen die nergens anders te zien waren, maar die nog heel draagbaar en ‘gewoon’ waren. Iedereen met interesse voor hedendaagse vormgeving kon er iets vinden. Het was voor veel mensen een eerste stap om kennis te maken met het hedendaags juweel.”

Vijf jaar geleden verhuisde de galerie naar Antwerpen. “We zijn er een stap verder gegaan. De juwelen die we er tonen, wijken meer af van de traditionele. Omdat wij en onze klanten steeds nieuwere, grensverleggende dingen wilden zien. Er kwamen ook steeds meer sieradencollectioneurs op bezoek en de galerie kreeg geleidelijk aan betekenis op internationaal vlak. Maar het Antwerpse publiek, waarvoor we uiteindelijk waren verhuisd, hebben we danig overschat. Gezien de toch interessante modescène in Antwerpen, dachten we dat mensen die graag Ann Demeulemeester of Dirk Bikkenbergs dragen, ook zouden geïnteresseerd zijn in onze collectie. Het tegendeel bleek waar.”

Omdat met de galerie in Antwerpen de drempel verhoogd is en veel mensen de stap niet durven zetten, is sinds kort het pand in Gent weer open en verkoopt Lachaert er multipels en dus zeer betaalbare hedendaagse vormgeving. Dat gaat van boeken, modeaccessoires tot conceptuele juwelen. “Het is prettig om de twee locaties te hebben. Terwijl we in Antwerpen werk van kunstenaars kunnen tonen waar we al lang ontzag voor hebben, brengen we in Gent dingen voor een groter publiek. En soms gebeurt het dat een artiest iets maakt voor beide winkels. Onno Boekhoudt zal in Antwerpen een honderdtal ringen tonen, en voor Gent heeft hij tien edities gemaakt. Het prijskaartje is er dan ook anders dan in Antwerpen. Zijn edities heten: a room for a finger. Het zijn stukjes hout waarin huisjes uitgesneden zijn, waar een vinger in past. Boekhoudt is gefascineerd door het gat waaromheen een ring of een sieraad ontstaat. Hij beschouwt de vinger als de bewoner, hij maakt dus een ruimte voor de vinger. Daarbij is voor hem niet de buitenkant belangrijk, want dat ziet alleen de buitenstaander, maar wel het contact van de ring met de drager. Hij vergelijkt zijn ringen met een molshoop: een vorm die ontstaan is door de levenswijze van de mol, en die dus niet ontworpen is.

Zo heeft elke kunstenaar zijn eigen verhaal en legt zijn eigen klemtoon, waardoor het fysieke, de uiterlijke schijn van een sieraad in vraag wordt gesteld. Een goed juweel moet beroeren. Het moet meer losmaken dan een bepaald gevoel voor esthetica en verhoudingen.”

Veel van de juwelen die Lachaert verkoopt, zien er niet uit als een sieraad. Soms vraag je je af hoe je het ding moet dragen en of het überhaupt wel de bedoeling is dat het gedragen wordt. Is het dan niet eerder een beeld dan een juweel?

“Het evenwicht tussen het versierende en het inhoudelijke is net het interessante. Doordat ik met de galerie verder ben gegaan dan het designjuweel is Luc zich meer en meer gaan interesseren in juwelen. In het begin was hij de man die het werk achter de schermen deed, nu beslissen we alles samen en tonen we de kunstenaars waar we beiden in geloven.”

Luc komt erbij zitten. Hij is beeldend kunstenaar en maakt subtiel en poëtisch werk. Terwijl Sofie een spraakwaterval is, geeft Luc de indruk zwijgzaam te zijn, tot je hem vraagt waarom ook hij zijn ziel aan de galerie heeft gegeven. “Mijn ouders hadden een juwelenzaak. Zo’n heel traditionele, waar ze ook koekoeksklokken tegen de muur hadden hangen. Mijn vader zat in zijn atelier en mijn moeder verkocht ’tuttebellen’ in de winkel. Mij leek het een verschrikkelijk saai leven en ik beloofde mezelf plechtig het anders te doen. Nooit zou ik in een bijouterie werken, en wat blijkt… Jaren heb ik ertegen gevochten, ik heb nooit met Sofie in de galerie willen staan. Ik heb haar geholpen bij het verwezenlijken van haar droom, maar verder hield ik mij afzijdig en werkte ik op mijn tempo aan mijn dingen. Geleidelijk aan raakte ik echter steeds meer verbaasd door de juwelen en door het verhaal dat sommige kunstenaars te vertellen hadden. Het stond allemaal veel dichter bij mijn wereld dan ik aanvankelijk vermoedde. Daarom kan ik me nu ook mateloos ergeren aan het feit dat nog zoveel mensen juwelen stiefmoederlijk behandelen. Bepaalde creaties hebben een beeldend vermogen dat het louter versierende overstijgt. En toch worden ze geen kunstwerken genoemd. En al die schilderijen die voor het merendeel plaatjes zijn om boven de schouw te hangen, worden wel als kunst bestempeld. Het respect voor verf blijkt veel groter dan het respect voor goud. En hoe groter het formaat, hoe groter de zogenaamde inhoud. Niet alleen het feit dat juwelen niet met olieverf gemaakt zijn, maar ook dat ze klein zijn, speelt in hun nadeel.

Overal wordt geschreeuwd dat de schilderkunst ten dode opgeschreven is. Binnen de beeldende kunst wordt ijverig gezocht naar nieuwe vormen, maar voor een juweel, waarbij de drager deel van de inhoudt wordt, heeft niemand oog. Ik vind dat arm. Goede kunst moet grensverleggend zijn. Fotografie en video wordt in bepaalde gevallen ook tot kunst gerekend. Waarom dan niet juwelen? Wanneer Bernhard Schobinger een ruwe diamant middendoor boort, als ring rond de vinger, dan is dat toch sterk. De marktwaarde is op die manier totaal verloren, maar de inhoud, de boodschap is fenomenaal. Als iemand dat flauw vindt, dan is een schilderdoek met een scheur van een mes erin, ook flauw.”

Sofie komt aandraven met een gouden ring van dezelfde kunstenaar. Het lijkt een juweel uit de prehistorie. Zwaar en ruw. In het goud zitten diepe krassen en de stenen erin hebben de kleur van modder. Het blijken diamanten te zijn.

“Terwijl diamantairs, die ijverig nieuwe slijpvormen bedenken om goedkopere diamanten er duurder te laten uitzien, op de voet worden gevolgd, is het werk van iemand als Schobinger zo goed als ongekend. En dat heeft alles te maken met de middelmatigheid die onze tijden beheerst. Als het maar blinkt en als het maar groot is.” Maar moet een juweel dan een kunstwerk zijn? Mag een juweel niet gewoon een juweel blijven? “Uiteraard”, antwoordt Sofie. “De juwelen die wij tentoonstellen willen geen beeldende kunst op kleine schaal zijn. Maar het is zoals bij fotografie. De werken van Dirk Braekman blijven altijd foto’s, en toch doen curators en kunstverzamelaars daar niet ‘vies’ over, ze behandelen dit medium niet langer als minderwaardig. Waar wij naar streven is erkenning, meer niet.”

“Op museumopeningen ben ik altijd verbouwereerd als ik zie wat sommige dames zoal op hun jurk hebben gespeld of rond hun hals hebben gesnoerd. In de mode is het al niet beter”, zegt Luc. “Ik ontmoet geregeld vrouwen die getooid gaan in Ann Demeulemeester en met een perlefine of een of ander duur kitsch juweel hun hals sieren. Zoiets kan ik niet begrijpen. Terwijl die mensen zich laten beroeren door een bepaalde vorm van creativiteit sluiten ze zich helemaal af voor een andere. Misschien omdat ze een ander juweel dan het klassieke nog niet kennen.”

Aan de witte muur in de zitkamer hangt ook een werk van Luc dat hij samen met Sofie maakte. Het valt moeilijk te definiëren: is het een beeldend werk of een sieraad? “Ik beschouw mezelf niet als juweelontwerper”, zegt Luc. “En ik heb ook geen ambities op dat vlak. Maar ik kan me voorstellen dat een juweel maken dat door een vrouw gedragen wordt, voor een kunstenaar veel indringender is dan een schilderij te maken dat bij een collectioneur naast zoveel andere werken aan de muur hangt.” Sofie: “Het prettige is dat we na al die jaren zien dat alles dichter bij elkaar komt. Wij en de kunstenaars, ons eigen werk en de juwelen, de galerie en ons eigen huis. Volgend jaar gaan we de galerie hier onderbrengen. We gaan er ook workshops organiseren en onze buitenlandse kunstenaars zullen we thuis ontvangen. Ons werk is zo verbonden met ons leven, dat het logisch is dat alles op eenzelfde plek gebeurt, vanuit eenzelfde enthousiasme. Het is een bepaalde manier van leven, waar we naar streven. Misschien wel het ontmoeten van gelijkgezinden. De galerie is een groeiproces waarbij we niet uit zijn op succes, maar op kwaliteit. Een kwaliteit van het leven eigenlijk. Ergens willen we wel terug naar vroeger. Toen sieraden niet bestonden en men het over juwelen had, die alleen vorsten en hertogen toebehoorden. Ze hadden een symbolische betekenis. Vandaag zijn ze consumptiegoederen geworden en daar willen we eigenlijk niets mee te maken hebben.”

Galerie Sofie Lachaert, St. Paulusstraat 41, Antwerpen, open op donderdag en vrijdag van 13 u.30 tot 18 u. en op zaterdag van 11 tot 18.00 u. Naast de vaste collectie is er tot 17 september werk van Barbara Paganin te zien en van 18 september tot 6 november werk van Onno Boekhoudt. Tel. (03) 231.45.87

Galerie Sofie Lachaert, Zwarte Zusterstraat 20, Gent, open op zaterdag van 11 tot 18 u.

Hilde Bouchez / Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content