Piet Swimberghe

“We zijn een levend stuk industriële archeologie”, zegt Pierre Van Den Abeele. Al anderhalve eeuw klinken de mokerslagen in de familiale, ambachtelijke kunstsmederij in het hart van Brugge.

PIET SWIMBERGHE

FOTO’S : JAN VERLINDE

IJzeren kandelaars, kroonluchters en korven allerhande overspoelen vandaag de markt. De echte kunstsmid kijkt echter neer op dit dekoratiemateriaal : het is wel van ijzer, maar het is geen smeedwerk. Het is puur laswerk, met de hamer bewerkt om het een artisanaal tintje te geven. Bovendien verdoezelt de patina de geringe kwaliteit. Terwijl ijzerwerk wel helemaal terug is in het interieur, weet niemand nog hoe autentiek, ambachtelijk smeedwerk eruitziet. Omdat de meeste kunstsmederijen verdwenen zijn. Hier en daar waagt een hoefsmid zich aan een balustrade, maar de kunstsmederij is een ander vak. Het maken van een rijk versierde trapleuning of een hekwerk vergt vaardigheid en vakkennis. Sinds de Tweede Wereldoorlog is veel vakmanschap verloren gegaan.

Tijdens het interbellum werden veel huizen in art-decostijl versierd met een gesmede voordeur en poort. Vanaf de jaren ’60 nam de belangstelling af. Nu er een heropleving is, zijn er geen ateliers meer. “De vraag is groter dan het aanbod”, zegt Pierre Van Den Abeele. In het hart van Brugge runt hij een ouderwetse kunstsmederij, anderhalve eeuw geleden gesticht door een voorvader. Een van de weinige smederijen die nog hekken en trapleuningen leveren in Louis XV- en Louis XVI-stijl. Met alles erop en eraan : van de zwierige leuning tot en met de gedreven rocailles en guirlandes.

Je ontdekt het bedrijfje op een steenworp van het begijnhof in een oud industrieel gebouw. In deze toeristische buurt valt het extra op. De mokerslagen op het gloeiende ijzer zijn tot op straat te horen. Meestal staat de poort open, zodat je stiekem naar binnen kan gluren. In het midden van de werkplaats vinden we de smidse vol gloeiende kooltjes die het ijzer opwarmen dat met stevige hand wordt bewerkt.

Je kan je nu moeilijk voorstellen wat hier allemaal de deur uitging. Een eeuw geleden en vier generaties terug werden hier prachtige hekkens voor het parkje van de Kleine Zavel in Brussel gesmeed. Toen was Johannes-Josephus Van Den Abeele de meester-smid. Van hem wordt een voyant uithangbord bewaard in de Samuel Yellin Collection in Philadelphia. “Daar zijn ze overtuigd dat het een stuk middeleeuws smeedwerk is, maar het werd in ons atelier gemaakt. Ik vond het terug in een oude verkoopcatalogus ! ” zegt Pierre fier. Het is moeilijk om de autenticiteit van antiek smeedwerk te bewijzen, omdat de technieken nauwelijks zijn veranderd. Wie antikwiteiten nabootst, moet het vak wel perfekt beheersen. In de Brugse smederij vormt dat geen probleem. Want Pierre Van Den Abeele weigert nieuwe procédés aan te wenden. Hijzelf ontwerpt het smeedwerk, dat door zijn meestersmid wordt uitgevoerd aan de hand van tekeningen op ware grootte. Pierre vindt inspiratie in oude modelboeken. Op de zolder boven het atelier bewaart hij alle modellen van vroeger. Onder het stof van jaren ontdekken we antieke kroonluchters, kandelaars en vuurbokken.

In een hoekje vinden we enkele staande lampen in art-decostijl, bedoeld om een glazen of marmeren schaal te dragen. Jarenlang kwam hier een Parijse antiquair om zo’n lampen te bestellen. “Omdat ik nog de antieke glazen coupes bezat, zag je geen verschil tussen lampen uit 1930 en 1980. Ik vermoed dat hij ze in Parijs als antiek verkocht”, glimlacht Pierre.

Voor de oorlog werden op zolder ook meubels gemaakt in de stijl van de renaissance en de gotiek. In de streek van Brugge en Gent waren toen veel ambachtelijke bedrijfjes die oud meubilair nabootsten. Ambachtslui trokken naar musea om de voorbeelden te bestuderen.

Tegenwoordig beleeft de smederij Van Den Abeele een heropleving. “De vraag naar monumentaal smeedwerk neemt toe. We ondervinden nauwelijks konkurrentie van de grote industriële ateliers. Doordat ze machinaal vervaardigde onderdelen gebruiken, oogt hun werk inspiratieloos. Wij leveren stukwerk, op maat gemaakt en volledig passend bij de stijl van het gebouw”, legt Pierre uit. Hij stelt wel een stijlevolutie vast. Naast de klassicistische motieven, is er een heropleving van de art nouveau. Vanuit binnen- en buitenland komen er vragen om trappen en hekken te maken in de stijl van de belle époque.

Toen wij het atelier bezochten, werd net de laatste hand gelegd aan zo’n kunstwerk. Het verschil met het 100 jaar oude origineel is nauwelijks te zien. Pierre heeft die oude vormentaal in de vingers zitten. Dat is van belang voor het ontwerp, want geen enkel ornamentje mag uit de toon vallen.

Naast het grote werk voor de architektuur legt het bedrijf zich ook toe op de aanmaak van puur dekoratieve stukken. Vooral lichtkronen, gekopieerd naar modellen uit de 16de en de 17de eeuw springen in het oog. Ze zijn gemaakt naar voorbeelden uit musea.

Zo’n bedrijf leiden, is niet gemakkelijk. Goede vaklui vinden, is een probleem. “Wie nu als smid afstudeert, heeft het vak zelden onder de knie. Dus moeten we hem opleiden, dat is een dure investering”, legt Pierre Van Den Abeele uit. Ook het materiaal wordt schaars. Vroeger waren er allerlei soorten ijzer, naargelang van het koolstofgehalte was het harder of zachter. Zacht ijzer is gemakkelijker te smeden. Nu produceert de industrie slechts één soort hard ijzer, dat moeilijk te bewerken is.

“De kunstsmederij ondervindt wel konkurrentie van de amateursmeden”, zegt Pierre. “Hier komen dikwijls mensen binnenstappen die beweren goed te kunnen smeden. Omdat je een bloem kan maken, ben je nog geen kunstsmid. Sommigen slagen er niet eens in twee staven goed aan elkaar te klinken. Let op, gemakkelijk is dat niet. Je wacht tot het ijzer in het vuur bijna gaat vloeien. Als de staven diep geel zijn en er een paar vonken uitslaan, sla je ze op elkaar. Het is zo gebeurd en beide stukken moeten na afkoeling echt vastzitten. De klungelaars haal je er zo uit, want die slagen daar, zelfs met behulp van allerlei truukjes, zoals het toevoegen van zand, niet in. Blijven ze erop kloppen, dan is dat een veeg teken. Hoe zouden die mensen dan zoiets fijns als een lichtkroon kunnen maken ? “

Verschijnt Pierre Van Den Abeele op een bouwwerf, dan is de belangstelling groot : “Terwijl iedereen met computers en infraroodlichten in de weer is, komen wij aandraven met vijlen en hamers, zonder moderne snufjes. Als we beginnen kloppen en plooien, komt iedereen kijken. Eigenlijk zijn dat twee werelden die elkaar ontmoeten, want wij werken bijna middeleeuws. Dat verwondert veel mensen, maar kunstsmeedwerk kan je moeilijk anders maken. Te veel modernizeren is gevaarlijk, want daardoor verleer je de kunst. “

In kunstsmederij Van Den Abeele wordt nog op een bijna middeleeuwse manier voortgewerkt : vuur, ijzer en respekt voor traditie.

Erg in trek zijn de lichtkronen, gesmeed naar 17de-eeuws model.

Eenmaal het ijzer diepgeel is en bijna vloeiend, begint het grote werk.

Van Den Abeele is een van de weinige ateliers van ons land waar nog trapleuningen in Louis XV- of art-nouveaustijl worden gemaakt.

Doordat volledig ambachtelijk wordt gewerkt, is er weinig konkurrentie van industriële smederijen die uitsluitend serieprodukten afleveren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content