Ik heb het overleefd en rust dus niet op de bodem van de oceaan, zoals ik in mijn vorig schrijven onheilspellend suggereerde. Zo hoeft er deze week geen foto van een andere pipo bij dit stukje te staan. Mijn verre vliegreis heeft zelfs alweer plaats geruimd voor alledaagsere zorgen, zoals de luiheid van de jonge kelner in het café waar ik mij thans bevind, te weten de Gentse Vooruit. Het afruimen van mijn tafel, waarop zich nog restanten van een broodje tonijnsalade (met peer en koriander) bevonden, liet zo lang op zich wachten dat ik uiteindelijk zélf een schotelvod ter hand genomen heb. Ze stonk niet, gelukkig, want in de ranking van dingen waar ik in dit leven vies van ben, scoren stinkende schotelvodden hoog.

Het voelt raar, opeens geen mens met vliegangst meer te zijn maar een mens die zijn vliegangst heeft overwonnen. Het zou een gevoel van triomf moeten opleveren maar het maakt mij een beetje weemoedig, alsof ik een vriend heb verloren die mij dierbaar was. Nooit zal ik nog, met klamme handen en ogen waaruit eerbied spreekt, naar de verhalen kunnen luisteren van zij die naar Peru of Moskou zijn gereisd. Zelfs de Oeral, die bergketen waarvoor ik om onduidelijke redenen altijd een voorliefde voelde, ligt niet langer buiten mijn bereik.

De voorbereidsels die ik ondernam om mijn vliegangst te bedwingen, zullen sommigen lachwekkend in de oren klinken. Zo beklom ik hoge bouwsels, van de uitkijktoren in Brakel tot het Brusselse Atomium, waar ik twee keer na elkaar de lift naar boven nam om mijn neus tegen de grijnzende ramen te drukken. Exposure, heet dat geloof ik. Ook heb ik driftig gegoogled. Van het vliegtuigtype waarmee wij de oversteek waagden, zijn er op een totaal van zeven miljoen vluchten zeven neergestort. Met zo’n cijfer kan ik leven. Ik maak er dan gemakshalve abstractie van dat zich van deze zelfde Boeingsoort ook twee exemplaren in de WTC-torens hebben geboord. Flaps en gierroeren zijn al zorgwekkend genoeg, dat we niet ook nog aan kwaadwilligheid moeten denken.

Met een voor mij ongewone berusting legde ik mij te slapen in de armen van het lot. Tot mijn verbazing, met hetzelfde gemak waarmee ik anders over de Hundelgemsesteenweg bol, scheerden we langs Reykjavik en vlogen boven Halifax. Ik zat pront in mijn stoel en had van vliegangst niet merkbaar méér last dan de andere passagiers. Ik loerde nieuwsgierig naar de rabbijn die autistisch knikkend in de Talmoed las, er duidelijk ook niet helemaal gerust in dat de vlucht koosjer verliep. Toen er turbulentie optrad, knikte ik het kind naast mij zelfs bemoedigend toe.

Niets is ondoenbaar als wij onze dapperheid bijeenschrapen. Ik kwam erachter dat vliegen niet zozeer schrikwekkend is dan wel saai, zeker als je in economy reist en lange benen hebt, zodat je dichtgeklapt als een vouwstoel moet wachten op zonniger tijden. Toen het vliegtuig daalde, zag ik in de verte warempel de skyline van New York en zelfs de Chrysler Building. Dat gaf toch wel een beetje een kick, al hoef ik daar niet hoogdravend over te doen want het was tegelijk veel vanzelfsprekender dan ik voor mogelijk gehouden had.

Hier in de Vooruit, zittend aan mijn tafeltje naast discussiërende studenten (ze werken aan een paper over peuters en computerspelletjes), vind ik het toch weer onvoorstelbaar dat ik na twaalf jaar onthouding opnieuw gevlogen heb. Waar staan wij nog, als onze diepste angsten ons verlaten ? Hoogtevrees, de schrik om mensen tegen de haren in te strijken, ja zelfs de angst alleen te zijn of zonder reguliere job te vallen : een voor een verlaten ze mij, met de gewilligheid van tamme eekhoorns uit Central Park. Zou het dat zijn wat bedoeld wordt met volwassenheid ? Straks rest mij alleen nog de schrik nergens bang meer voor te moeten zijn.

Het verheugt mij dat er, aan de vooravond van mijn veertigste verjaardag, nog rek op mijn persoonlijkheid zit. De verstarring is niet ingetreden. Misschien schrijf ik straks nog wel een roman, of trouw ik met de liefde van mijn leven, of word zo’n ambetante vent die ongevraagd kakelt dat je de dingen moet relativeren. Wie zal het zeggen ? Verandering lonkt aan de einder, nu ik kruipolie gespoten heb tussen de vastgeroeste vleugelmoeren van mijn leven.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content