Kris Defoort is de komende maanden niet weg te slaan van de jazzpodia: voorstellingen van het dansspektakel Passages, een tournee met zijn groep Dreamtime, en een project op Jazz Middelheim. En er ligt ook nog een nieuwe dubbel-cd op de plank.

We zitten in een zetel in Kris Defoorts dakappartement. Zijn hoogzwangere vrouw brengt thee. Fluitist Pierre Bernard komt binnen met de nieuw hoboïst van de groep, en ze beginnen alvast te repeteren in de kamer ernaast. Cellist Jan Kuyken arriveert een halfuurtje te laat, geeft kusjes en handjes, en gaat mee repeteren. Als soundtrack bij het gesprek spelen fluit, hobo en cello passages uit Passages.

Kris Defoort is allicht een van de weinige jazzmuzikanten (en -componisten) met een conservatoriumdiploma blokfluit. Niet dat hij het echt veel gespeeld heeft. Toen hij zijn diploma op zak had, verdween de fluit in dezelfde richting. Defoort ging naar Luik, waar hij aan het conservatorium jazz studeerde. Sinds zijn debuut Diva Smiles is hij steeds verdergegaan in zijn zoektocht naar een vorm van jazzcompositie. Ellington, Mingus, Gil Evans, ze kijken over zijn schouder mee. Hij is ook een van die jazzcomponisten waarin je steeds meer klassieke invloeden ontdekt.

Kris Defoort: Die twee werelden zijn lang gescheiden gebleven, en nu besef ik dat al die ervaringen een deel van mezelf zijn. Ik voel dat ik invloeden uit de oude muziek meeneem. Door die oude-muziekopleiding heb ik vooral een bredere kijk op improvisatie gekregen. Toen ik met klavecimbel duetten speelde, zag ik ook dat de basso continuo veel kan improviseren, en als solo-instrument kan je ook vooral de frasering en de versieringen improviseren. Zo vreemd was mijn eerste overgang dus niet. Het einde van de jaren zeventig, toen ik in Antwerpen oude muziek studeerde, was een bloeiperiode voor die muziek. Hetzelfde gold na mijn studies, in Luik.

Wat was er zo speciaal aan Luik?

Mijn intuïtie dreef me erheen. Het conservatorium daar was ook een van de enige scholen waar jazz gedoceerd werd. Bill Frisell was juist weg, maar Dennis Luxion was er, Jacques Pelzer gaf er les, Henri Pousseur was er directeur, ik kreeg les van Anthony Braxton, Borah Bergman en Garret List. De openheid en de energie hebben me gevormd als muzikant, niet alleen voor improvisatie maar ook voor hedendaagse klassieke muziek. Er waren zeven of acht clubs in Luik en ik speelde elke avond wel ergens. De generatie van de mensen met wie ik nu speel – Michel Massot, Fabrizio Cassol, Michel Hatzi, Stéphane Galland, Pierre Bernard – woonde toen in Luik.

Je hebt drie jaar in New York gespeeld. Je zou verwachten dat dat de belangrijkste periode was.

Ik wou daar naartoe om 100 procent in de jazzcultuur te zitten. En ik heb er inderdaad ook veel geleerd. Maar ik besefte dat de sleutel tot wie ik was hier lag. Dus kwam ik terug, ik was steeds meer mijn eigen stukken beginnen schrijven ook. Zo verzeilde ik weer in die periode van de Kaai in Brussel, waar groepen als Aka Moon ontstaan zijn. Daar werd vooral op ritmisch gebied geëxperimenteerd, naar het voorbeeld van Steve Coleman. Ik ben daar deel van gaan uitmaken en daar zijn ook mijn eigen groepen ontstaan, zoals KD’s Basement Party. Het waren ook weer dezelfde mensen als die die ik in Luik kende.

Heb je het gevoel dat die invloeden nu pas allemaal samenkomen?

Ja, Passages is voor mij een synthese. Ik denk dat ik nu zal evolueren naar een eigen stijl. Ik wil ritmisch nog verdergaan en de tonaliteit aftasten. Dat was ook al zo bij projecten als Variations on a Love Supreme en de dingen die ik schreef voor Octurn, maar die klassieke kleur wil ik er toch nog meer inkrijgen. Toch is dat niet zo evident. Als je jazzmusici tien concerten na elkaar vraagt om louter geschreven muziek te spelen, dan worden die gek. Ik begrijp dat goed, maar ik wil wel af en toe exact horen wat er op de partituur staat. Ik werk nu met een klassieke hoboïst om echt een mix te maken van klassieke muzikanten en jazzmuzikanten.

Het lijkt wel een paradox dat je die vrijheid van de jazz te beperkend vindt.

Dat is het inderdaad. Ik zoek een manier waarop de geest van de improvisatie op het voorplan blijft, maar de vorm en de uitgeschreven compositie ook behouden blijven. In Passages hebben we zo’n stukje waarin de muzikanten kunnen kiezen welke stem ze spelen of gaan improviseren binnen de stemmen. Wat op papier staat, wordt zo ook levend gemaakt. Het is ook wel de bedoeling dat het zo verweven is, dat je niet echt hoort wanneer het improviseren begint en wanneer de uitgeschreven muziek begint.

Heeft dat buiten het intellectuele plezier ervan veel zin?

Het is zoals je naar de natuur kijkt. Je hoeft niet te weten hoe alles geconstrueerd is, maar als je er iets meer over leest of het goed bekijkt wordt het misschien wel nog mooier. Het is muziek waar je een beetje moeite voor moet doen, maar dat mag weleens, een beetje beroep doen op het intellect. In deze muziek gebeurt er telkens iets nieuws, zowel voor de luisteraar als voor de muzikant.

Passages is een dansvoorstelling met choreografe Fatou Traoré. Maak je daar dan functionele muziek voor?

Niet echt, de voorstelling is vanuit de muziek bedacht, en pas later is er hier en daar ook invloed uit de dans gekomen. Maar het was verrijkend. Passages is een voorstelling van Het Muziek Lod. Ik heb een eerste keer voor Het Muziek Lod een voorstelling gemaakt die De aftelling heette, en op basis van die ervaring hebben ze me gevraagd of ik geen composer in residence wou worden voor Het Muziek Lod. En dat is erg meegevallen. Het geeft me ook de mogelijkheid op producties uit te werken en een beetje op langere termijn mijn werkzaamheden te plannen. Dus ben ik nu huiscomponist.

Najaar 2001: een opera in de Munt?

Dat is nog voor een stuk een vraagteken. Het wordt een opera op basis van het boek The Woman Who Walked into Doors van Roddy Doyle; Guy Cassiers zal regisseren. We gaan nu intensief samenwerken met een librettist, want ik wil dat we op dezelfde lijn gaan zitten. Een heel nieuwe ervaring, met vijf of zes muzikanten van mijn groep Dreamtime en ongeveer 30 klassieke muzikanten. Ik hou wel van nieuwe situaties, en ik denk dat alles wat ik doe tot in 2001 een vingeroefening zal zijn voor die opera.

Dubbel-cd Passages van Kris Defoort: Werf-label.

Dansvoorstelling Passages van Kris Defoort en Fatou Traoré: 13, 14 en 15 mei, Hallen van Schaarbeek.

Kris Defoort speelt met Dreamtime op 17 april in de Botanique in Brussel, op 18 april in Kunstencentrum Vooruit in Gent in het kader van 10 jaar Het Muziek Lod, en op 22 april De Werf in Brugge. Op 12 augustus speelt Dreamtime op Jazz Middelheim Antwerpen met Lee Konitz en Mark Turner door Kris Defoort gearrangeerde composities van Lennie Tristano.

Gerry De Mol / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content