Waarom geven we eigenlijk cadeaus ? Gewoon omdat we van iemand houden ? Of spelen er ook meer zelfzuchtige motieven ? En hoe groot is onze return-verwachting ?

Pol Moyaert

Verjaardagen, Kerstmis, sinterklaas… het cadeautjesritueel wordt ons met de paplepel bijgebracht. Met het volwassen worden, neemt het ritueel steeds omvangrijker vormen aan : er wordt nu ook gegeven en gekregen bij geboortes, huwelijken, promoties, verhuizen, welkomst- en afscheidsparty’s en noem maar op. We geven als we ergens voor een etentje worden uitgenodigd, als we bij een zieke op bezoek gaan, we geven aan bedelaars en we doen overschrijvingen voor het Goede Doel. ?Geschenken geven,? zo schrijft Aafke E. Komter in The Gift (een bundel sociaal-wetenschappelijke artikelen over het geschenk), ?is in ons dagelijks leven zoiets normaals geworden, dat de meeste van ons helemaal niet meer stilstaan bij de sociale en psychologische functies die dit vervult : het uitwisselen van geschenken is het cement van onze sociale relaties.? Zo zal niemand eraan twijfelen dat een relatie ten dode is opgeschreven als een van beide partijen altijd geeft en nooit krijgt.

Waarom geven we eigenlijk ? Alleen maar uit altruïsme, uit generositeit, gewoon omdat we van de ander houden ? Of spelen er ook meer zelfzuchtige motieven ? We geven als we iemand dankbaar zijn, maar ook als we onzeker zijn over een relatie die voor ons belangrijk is. We geven uit sympathie, maar ook omdat we aandacht willen, of omdat we (bewust of onbewust) willen behagen, manipuleren of omkopen. Als we geven, in welke mate denken we dan dat we wel iets zullen terugkrijgen, hoe universeel is het do ut des (ik geef, opdat gij geeft) uit het Romeinse recht ? Bij de Noord-Amerikaanse indianen geldt dit principe in alle geval : daar verwacht men voor ieder geschenk iets gelijkwaardigs in ruil. Marcel Mauss was in zijn klassieke Essai sur le don (1923) van mening dat deze return-verwachting universeel is. Het is inderdaad ook bij ons niet ongewoon dat iemand die een feestje geeft, de kosten berekent en dan afweegt hoeveel de flessen drank waard zijn die hij in ruil heeft gekregen.

Claude Lévi-Strauss ( The Principle of Reciprocity is in de bundel opgenomen) legt de nadruk op de tegenstelling tussen het uitwisselen van geschenken en markttransacties. De betekenis van het schenken ligt volgens hem niet zoals bij economische transacties in tastbare resultaten, maar in de symbolische boodschappen die de gift uitdrukt. Die kunnen velerlei zijn : we willen invloed uitoefenen, of macht ; we willen status of prestige verwerven ; we zoeken veiligheid… Motieven die, aldus Lévi-Strauss, niet altijd bewust zijn.

B arry Schwartz heeft het in zijn bijdrage over de psychologische schuldbalans waarin geschenkenuitwisselaars terechtkomen. Nooit mag de balans volledig in evenwicht zijn : dat zou het einde betekenen van de relatie. En de professor psychologie wijst er ook op hoe belangrijk het geschenken-geven is voor iemands identiteit. Een geschenk onthult vooreerst veel over de schenker : het zegt iets over zijn financiële situatie, over zijn cultuur, over zijn karakter. Maar het dringt ook een identiteit op aan de ontvanger, het vertaalt namelijk wat wij denken over de wensen, de stijl en het karakter van de geadresseerde. Daarom is het zo erg als een kind een geschenk krijgt waarvoor het nog niet klaar is, of erger nog een geschenk waarvoor het zich al lang te groot voelt. En een lelijke das kan ook wel echt een affront zijn. Iemand zegt daar namelijk mee : ?ik zie jou zo? en de beleefdheid verhindert ons dat beeld te weigeren.

Dat is trouwens iets dat we wel meer zouden willen doen : een geschenk weigeren. We willen namelijk liefst zelfstandig zijn, en dat cadeau, is dat uit liefde gegeven, of zit er iets achter ? Soms worden zelfs geschenken gegeven als straf : ?Kijk, je krijgt dit nu toch van mama en papa, hoewel je een heel stoute jongen bent geweest?. Een heel wrede manier om een kind met schaamte te overladen.

Kortom, een geschenk kan knap lastig zijn. De klassieke beleefdheidsformule ?dat had je niet moeten doen? is dan ook soms erg letterlijk bedoeld. Maar in alle gevallen zegt deze uitdrukking iets essentieels over het geschenk : het was niet echt noodzakelijk geweest het te geven. En dat is dan weer wat ons verheugt : de overbodigheid en het onverwachte. Een geschenk is pas echt een geschenk als het ervaren wordt als iets overtolligs, iets buiten onze normale verwachtingen. Waardoor meteen duidelijk is dat jezelf een cadeau doen een contradictio in terminis is.

Iets krijgen dat buiten onze normale verwachtingen valt, is in deze overvloed-maatschappij, waar de meeste mensen van alles al te veel hebben, een probleem geworden. En dat betekent dat zowat alle geschenken die we krijgen dingen zijn die, als we ze echt gewild hadden, zelf zouden gekocht hebben. Kleren bijvoorbeeld, die zo blijkt uit een aantal onderzoeken wel een derde uitmaken van alle cadeaus. En dan is er ook nog het absolute non-cadeau, de noodoplossing voor de meest inspiratielozen : geld. Je kan er niet eens een pakje van maken.

Als niemand nog echt wat nodig heeft, waarom geven we dan in vredesnaam zo veel en zo dikwijls ? Omdat we, schrijft socioloog David Cheal, daardoor een sociaal relatienetwerk construeren. ?Het uitwisselen van geschenken heeft niet als eerste bedoeling goederen te herverdelen. Het gaat vooral om overtollige transacties die gebruikt worden in de rituele constructie van kleine sociale werelden.?

Bij deze constructie spelen vrouwen de belangrijkste rol. Het beeld van de passieve vrouw die overladen wordt met geschenken door de dominerende man, is duidelijk fout. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat als mannen een geschenk geven, zij dat in meer dan tachtig procent van de gevallen samen met een vrouw geven. Vrouwen schenken meer autonoom, slechts in minder dan de helft van de gevallen geven zij het cadeau samen met een man.

De belangrijke rol van de vrouw blijkt ook uit het onderzoek dat Aafke Komter in Nederland verrichtte. Het wordt van vrouwen verwacht dat ze een lijstje bijhouden met verjaardagen, zij zijn het die weten wanneer precies de trouwdag van die verre neef is, of hoe lang het geleden is dat een oude tante nog een bloemetje heeft gehad. Komter noemt het ?een door dominante gender-relaties opgedrongen altruïsme?.

Maar zij noteert naast de vrouwen nog twee categorieën van gulle gevers : hoger opgeleiden en jonge mensen. En omdat ook in onze hedendaagse maatschappij het principe van de reciprociteit speelt, zijn zij ook de grootste geschenkenontvangers. Goed doen, loont overduidelijk. Maar deze wederkerigheid heeft ook een negatieve kant : zij die door omstandigheden niet veel kunnen geven werklozen en ouderen , krijgen het minst.

Aafke E. Komter (red.) : The Gift. An Interdisciplinary Perspective, 258 blz., Amsterdam University Press 1996, 1090 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content