Ondanks ettelijke aanvallen en bezettingen door vreemde mogendheden door de eeuwen heen, bleven de architectuur en de kunstschatten van Krakau zo goed als intact. Met haar koninklijke en intellectuele tradities is deze stad de ziel van Polen.

Fiona Cameron Foto’s Preben Kristensen

Al zeven eeuwen lang, behalve die enkele jaren dat er geen geld genoeg was om hem te betalen, speelt een trompettist vanop de hoogste van de twee torens van de Mariakerk in Krakau elk uur van de dag een vertrouwd deuntje van vijf tonen. Telkens weer houdt de muziek plots op, midden in een maat… een coup de théâtre die de luisteraar gegarandeerd doet opkijken. Die traditie herinnert aan de inval van de tartaren in 1241. Naar verluidt werd een torenwachter toen in de keel getroffen door een pijl van de tartaren, net op het ogenblik dat hij de hoorn blies om de bevolking van Krakau te waarschuwen voor de naderende vijand.

Het trompetsignaal staat symbool voor de geschiedenis van Krakau : aanvankelijk was het een marktstad langs de grote handelsroutes van de Baltische zee naar Rome en van West-Europa naar Byzantium. Haar gloriedagen beleefde ze als koninklijke hoofdstad, en tegenwoordig is ze met haar 800.000 inwoners de derde grootste stad van Polen. Het trompetsignaal wijst ook op Krakaus gevoel voor theater : van de praal van de katholieke processies tot de liefde voor cabaret en theaterexperimenten die tijdens het communisme onderhuids voortleefden en nu opnieuw welig tieren.

Krakau is intussen uitgegroeid tot een belangrijke industriestad de rook van de staalfabrieken tast zowel de longen als de gebouwen aan maar de oude binnenstad koestert nog altijd haar artistiek en historisch patrimonium. Het stadsplan ziet eruit als een vertekend schaakbord, met straten die straalgewijs vanaf het marktplein vertrekken. De Rynek Glówny of Grote Markt is een van de grootste middeleeuwse pleinen in Europa. De stad was oorspronkelijk omringd door wallen, maar in de 19de eeuw werden die vervangen door een mooi groen park, het Planty, dat nu de stad aan drie zijden omringt. Ten zuiden bevindt zich de indrukwekkende en nog steeds versterkte Wawel-berg met uitzicht op de rivierbocht van de Wisla of Weichsel.

Vanuit zijn arendsnest bovenop de meest geliefde kerk van Krakau bekijkt de trompetspeler de Rynek Glówny vanuit vogelperspectief. Het marktplein is afgeboord met oude koopmanshuizen die goed bij elkaar lijken te passen, hoewel ze door de eeuwen heen verfraaid en soms helemaal herbouwd werden in verschillende stijlen. Sommige van die huizen zijn restaurants, zoals Wierzynek (in 1364 beroemd door een feest ter ere van de toenmalige heersers van Europa), en Leonard, met zijn intieme kelderverdieping. In andere huizen zijn cabarets gevestigd zoals in Piwnica Pod Paranami (Kelder onder de straatstenen), of cafés en delicatessenwinkeltjes. In het midden van het plein ligt de alleenstaande Sukiennice of Lakenhal, met haar prachtige gaanderijen, in de 14de eeuw gebouwd door koning Kazimierz de Grote. In de hoofdgaanderij worden amber, breiwerk, linnen, Pools glas en houten speelgoed verkocht. In de loggia bevinden zich cafés uit vroegere tijden, zoals het Noworolski.

De Mariakerk zelf, die met de trompetspeler dus, is een wonderlijke mix van museum en oord van gebed, waar de biecht wordt gehoord in open biechtstoelen (wie wil, kan gewoon meeluisteren). Er zijn prachtige glasramen, een schitterende kansel en een indrukwekkend polychroom gotisch altaar, uit hout gesneden door Wit Stwosz in de jaren 1477-1489.

Als de Rynek Glówny het hart van de stad is, dan kan de Wawel-berg (aan de zuidkant) met zijn kathedraal, koninklijk paleis en andere musea beschouwd worden als de ziel van de stad. Van de stichting van Krakau in de tiende eeuw tot 1609 (toen Warschau de hoofdstad werd) werden koningen en koninginnen gekroond en begraven in de gotische kathedraal. In de loop der eeuwen werd ze verfraaid met meer dan een dozijn grafkapellen, gefinancierd door koningen, bisschoppen en magnaten. De geschiedenis van de stad staat te lezen in de beelden en andere monumenten in de kathedraal.

Het nabijgelegen koninklijk paleis zit boordevol schilderijen en antiek, en bezit ook een prachtige verzameling wandtapijten en Turkse tenten.

Krakau telt meer dan dertig musea, maar om je een goed idee te kunnen vormen van de stad, zijn vier daarvan eigenlijk voldoende. Het Nationaal Museum bijvoorbeeld met de Czartoryski-collectie, waarin een der mooiste schilderijen hangt van Leonardo (De vrouw met de hermelijn). Verder het museum van de Jagiello-universiteit in het Collegium Maius, waar instrumenten bewaard worden die nog door Copernicus gebruikt zouden kunnen zijn toen hij hier studeerde (van 1491 tot 1495), naast de gouden bol van Jagiello uit 1510, waarop voor het eerst Amerika vermeld staat. En het Joods Museum in de Oude Synagoge van Kazimierz, dat getuigt van de invloed van de Krakause joden op de Poolse cultuur. En tot slot de Wawel-collectie.

Het centrum van Krakau is zo compact dat alleen voetgangers er vlot kunnen bewegen. Het lijkt wel of er in elke straat, tussen de talrijke winkels, tuintjes en cafés een kerk of een museum staat. En je mag vooral niet denken dat alles zich afspeelt op niveau van de straat. De hele stad lijkt wel een tekening van Escher : een bijna kafkaiaanse wirwar van straten en steegjes, tussen tuintjes en trappen, kelders en winkels op verschillende niveaus. In de Middeleeuwen hadden de huizen geen huisnummers, en elk gebouw kreeg dan ook een eigen kenmerk. Dat kon evengoed een beeldje als een embleem boven de deur zijn, variërend van een eenvoudige arend tot de kop van een steenbok of, iets exotischer, een neushoorn-, olifanten- of leeuwenkop. In Krakau zijn vele van die kenmerken bewaard gebleven en staan de huizen nog bekend onder hun traditionele naam. Zo betekent Pod Bialym Orlem Onder de witte arend, Pod Jaszczurami betekent Onder de hagedissen, en Pod Elefanti begrijpt iedereen meteen.

Een van de leukste wandelingen door Krakau is de weg van de koninklijke processies : van de oude Florianéska-poort met zijn verdedigingstoren in het noordoosten van de oude stad, langs de Florianéska-straat, via de Rynek Glówny, richting zuid door de Grodska-straat (met een ommetje langs de met kasseien geplaveide Kanonicza-straat) tot op de Wawel-berg. Je kan het traject in een kwartiertje afleggen of er een hele dag voor uittrekken. Tussen de modeboetieks, de kerken en al het lekkers dat Rynek Glówny te bieden heeft, vind je ook het art-nouveaucafé Jama Michalika, in hout gesneden olifanten en neushoorns, restaurants zoals Pod Aniolami en talrijke kunst- en juwelengaleries zoals Skarbiec, waar moderne juwelen in amber en zilver verkocht worden, en de Jan Fejkiel Gallery, die de beste grafische kunstenaars van Polen vertegenwoordigt. Voor wie op kroegentocht wil gaan, is de ulica Séw. Tomasza een aanrader. Er zijn trendy cafés zoals Café Larousse en Loch Camelot, antiekwinkels en boekenantikwariaten, en Zofia Mikuliszyns prachtige hoedenwinkel.þ Maar Krakau is natuurlijk veel meer dan alleen het oude stadsgedeelte. Door de eeuwen heen werden ook de omliggende agglomeraties opgeslorpt : de jodenwijken Kazimierz en Podgorze, het monsterachtige Nova Huta in sovjetstijl. Er worden geleide bezoeken georganiseerd naar de filmlocaties van Schindler’s List. En een bezoek aan Krakau zou niet volledig zijn zonder een joodse maaltijd bij Ariel in de Szeroka-straat, een straat die eigenijk eerder een plein vormt in het hartje van de vroegere jodenwijk Kazimierz. In dezelfde straat bevindt zich ook de Oude Synagoge, nu omgevormd tot museum, en de lichtjes bouwvallige Remuh-synagoge uit de Renaissance, een van de zeldzame synagogen die nog als dusdanig gebruikt wordt. Op de begraafplaats vind je van de alleroudste joodse graven van Europa. De zachtpratende begrafenisondernemer Jerry Cyns heeft een veelzeggende tatoeage op de arm. þEen bezoek aan Auschwitz is niet bepaald een toeristische uitstap, maar eerder een eerbetoon aan de anderhalf miljoen mensen die er gestorven zijn. Het valt moeilijk te beschrijven wat je voelt bij het afdalen in de donkerste hoek van de menselijke ziel, zelfs op een zomerse dag. In 1939 waren er zo’n 3,5 miljoen Poolse joden, slechts 250.000 hebben de holocaust overleefd. Vandaag wonen er nog amper 5000 joden in Polen.þEr zijn nog talloze daguitstappen die minder lastig zijn voor het geweten : het Tatra-gebergte in het zuiden, de bossen van Niepolomice in het oosten, of het nationaal park Ojcowski in het noordoosten, met pittoreske kasteelruïnes. Wellicht wil je een concert bijwonen in de benedictijnenabdij van Tyniec, gaan raften op de Dunajec-rivier, de Zwarte Madonna van Jasna Gora in Czestochowa bezoeken, gaan skiën in Zakopane of de zoutmijnen in het nabijgelegen Wieliczka bezoeken. Het Poolse platteland is nog vrij onbekend en nog relatief primitief, maar dat is een van zijn grootste troeven.þ Een Pools spreekwoord zegt : ?Als er een gast in huis is, dan is God in huis.? Zelfs het armste gezin zal zal zijn best doen om voor gasten iets lekkers op tafel te zetten.þPoolse gerechten kunnen zowel pikant, zoet als zuur zijn. Ingrediënten als zuurkool, gedroogd fruit, fruitsauzen en verse of gedroogde paddestoelen horen er altijd bij. Het middagmaal of obiad is de hoofdmaaltijd. Gewoonlijk begint men met soep, borscht bijvoorbeeld, een bietensoep opgediend met gevulde ravioli, zéurek of soep van gefermenteerde rogge, chlodnik, een zomerse, koude soep met bieten en andere groenten in zure melk. Als hapje vooraf serveert men gerookte paling, haring, zalm, kaviaar, Poolse worst en andere vleeswaren en een hele reeks gerechtjes in aspic. Een typische Poolse salade is surówka, bestaande uit geraspte wintergroenten zoals witte kool, rode kool, wortelen, prei en appelen. Mizeria is de naam voor komkommerschijfjes in zure room of melk.þOp feestdagen komt daarna karper of snoek, op alle mogelijke manieren klaargemaakt : gevuld, met sausjes en groentegarnituur, of op joodse wijze met een saus op basis van amandelen en rozijnen.þHet hoofdgerecht is altijd een vleesgerecht. Heel populair is pieczené of varkenslende, met sos mys&liwski, een lichtjes zoete saus met honing en rozijnen, of sos grzybowy, een saus met wilde paddestoelen. Het populairste nationale gerecht is ongetwijfeld bigos, zuurkool met rund- of varkensvlees.þAls nagerecht doen fruitcompotes het goed en gebak zoals szarlotka (appeltaart), sernik (kaastaart) en makowiec (gebakjes met maanzaad).þDe Poolse keuken is ook ondenkbaar zonder pickles en confituren. Zo ongeveer elke groente- of fruitsoort wordt ingemaakt, en recepten worden van generatie op generatie doorgegeven : zuurkool en ingelegde augurken, kriekengelei, veenbessenconfituur, rabarbermoes… De varianten zijn onuitputtelijk en maken van het simpelste voedsel een lekkernij. þ

Het feest van Corpus Christi wordt gevierd met een lange processie van de Wawel-kathedraal naar de Mariakerk.

Schaakspelers op de oevers van de Vistula.

Restaurant Pod Aniolami : lekker en gezellig.

Entree van het Wierzynek-restaurant, in 1364 beroemd door een feest ter ere van de toenmalige heersers van Europa.

Het Noworolski, café uit vroegere tijden, bekend om zijn heerlijk gebak.

Krakelingen- verkoper bij de Florianska-poort.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content