Is het een contradictio in terminis, vriendschap in de politiek ? En moeten vrouwen echt beter leren netwerken ? We vroegen het aan vier dames die elk op hun manier hun sporen verdienden in de politieke arena.

Miet Smet :

Of er plaats is voor vriendschap in de politiek ? Absoluut. Zelf heb ik zeer mooie herinneringen aan Rika De Backer, een goede politica en een geweldige vrouw met wie ik een hechte vriendschapsband had. Als oudere politica – we verschilden zo’n twintig jaar – trok ze zich mijn lot echt aan. Vaak vroeg ze mij in het weekend mee uit eten met haar en haar man. Aan die gesprekken heb ik toen veel gehad. Voor mij persoonlijk en waarschijnlijk ook voor vele anderen is het een groot gemis dat ze er niet meer is. Naar haar voorbeeld probeer ik nu hetzelfde te doen voor de jonge vrouwen in de partij. Als ik Inge Vervotte bezig zie, Nahima Lanjri of Els Van Hoof… Het vertedert me zoals ze vechten voor hun zaak. Omdat ik zelf na al die jaren de politieke wereld wel ken, heb ik altijd de neiging om hen te ondersteunen of zelfs te beschermen. Sommige van hen zijn nog heel jong. Ik was zelf maar in de twintig toen ik begon, ik weet dat ze het niet gemakkelijk hebben.”

“Wat generatiegenoten betreft : hoe je het ook bekijkt, je bent concurrenten. Dat is onder mannen zo, onder vrouwen en tussen mannen en vrouwen. Toen ik in de politiek stapte, waren het de mannen die verdeelden. Voor een groot stuk is dat trouwens nog altijd zo. Maar nu is het duidelijk : vrouwen kunnen electorale winst opleveren. In mijn generatie moest dat nog bewezen worden. Vrouwen werden dan ook maar mondjesmaat toegelaten, de selectie was heel streng. Zouden vrouwen stemmen aanbrengen, zou het publiek hen accepteren ? In die tijd waren de mannen- en de vrouwenwereld ook nog veel meer gescheiden. Vrouwen waren het politiek vreemde, de mannen wisten bijvoorbeeld niet wat er in de vrouwenorganisaties gebeurde. In die tijd moest je als vrouw trouwens nog vechten om te mogen werken. Ik herinner mij heroïsche discussies in de CVP, waar men zeker in de beginperiode vond dat de plaats van de vrouw thuis was. Men heeft het altijd over het gevecht voor het recht op abortus, maar het grootste gevecht was voor het recht iets anders te mogen doen dan een huishouden beredderen. De tweede feministische golf van de jaren zeventig heeft alles veranderd. Vrouwen eisten hun rechten op en al die mannen met dochters die gestudeerd hadden, moesten bijdraaien. Maar zoals ik al zei : ook al had je sympathie voor collega’s, de concurrentie was groot. En mannen konden daar beter mee omgaan. Omdat dat hun wereld was. Vrouwen waren traditioneel de verzoeners, ze kwamen uit de wereld van liefde en het gezin. Niet alleen in de politiek, maar in elk domein buiten het beschermde gezin heeft dat een grote aanpassing van hen gevergd.”

“Of ik mijn eigen regels heb voor vriendschap in de politiek ? Ik denk dat je een netwerk moet vormen. Zowel met mannen als met vrouwen. Mensen bij wie je terechtkunt en door wie je je ondersteund weet. Al was het maar om een opinie te vragen, of een eigen opinie te toetsen. Vriendschap in de politiek ontstaat doordat je samen naar hetzelfde doel streeft. Dat is ook in andere sectoren zo, maar de politiek is natuurlijk een wereld waarin de vraag naar engagement zeer groot is. Eigenlijk zijn politici stuk voor stuk propagandisten ; voor hun overtuiging, voor hun partij. In dat milieu moet je dus zelf sterk in je schoenen staan om anderen te kunnen overtuigen. Ik heb bewondering voor intelligentie, voor engagement en vechtlust en dat kan over de partijgrenzen heen gaan. Als ik bedenk met hoeveel vrouwen ik gestreden heb in het Vrouwenoverlegcomité. Allemaal van verschillende partijen. Als ik hen nu tegenkom, dan is er nog altijd die sterke band.”

“Een aantal dingen bespreek je natuurlijk niet met politieke tegenstanders. Zelfs medestanders kunnen over bepaalde kwesties een andere opinie hebben, zodat je weet : hierover kan ik beter mijn mond houden. Maar ook in een gewone vriendschap vertel ik niet alles. Dat een vriend iemand is die alles van je weet en je toch graag heeft ? Dat vind ik een puberale zienswijze. De belangrijke basis van vriendschap is vertrouwen. Je moet elkaar aanvoelen, zodat je het kunt plaatsen als een vriend iets zegt of doet waarmee je het niet eens bent. Maar dat je alles van elkaar moet weten ? Nee, dat is flauwekul.”

Vera Dua :

Een vriend, dat is voor mij iemand aan wie je het onderste van je ziel kunt laten zien. In goede en kwade tijden. En als dat al een paar keer gebeurd is, dan verinnigt dat de relatie alleen maar. Dat is de lakmoesproef van de vriendschap. Niet dat je voortdurend bij elkaar moet zitten, maar je weet : als ik het echt niet meer zie zitten, dan spring ik op mijn fiets en kan ik bij hem of haar terecht. Vriendschap en politiek ? Dat staat bij mij totaal los van elkaar. Ik ben trouwens van mening dat je in de politiek niet veel grote vriendschappen zult vinden. Om het als politicus ver te schoppen, heb je een zeker narcisme nodig. En narcistische mensen staan minder open voor vriendschap, zeker onder elkaar. Al die grote ego’s zijn toch vooral met zichzelf bezig.”

“Voor mij is de scheiding van persoonlijk leven en de politiek heel belangrijk. Kijk, iedereen heeft een bepaalde positie in de groep. Binnen de partij ben ik iemand die bekendstaat als een optimist. Dan kun je maar beter niet bij een partijgenoot gaan uithuilen als je in de put zit. Ook mijn partner staat helemaal buiten het politieke bedrijf en dat wil ik zo houden. Vermeng de twee en het wordt emotioneel veel te zwaar. Ook al omdat een echte vriendschap kwetsbaar is. Gaat het mis, dan zie je daar echt van af. Daarom is het beter dat zo’n relatie los staat van je professionele leven.”

“Dat neemt natuurlijk niet weg dat ik met bepaalde mensen een goede verhouding heb. Ik telefoneer nog dikwijls met Mieke Vogels, we gaan geregeld samen eten. Ik heb altijd veel aan haar gehad en dat is nog steeds zo. Maar dat zou ik eerder kameraadschap noemen. Je bent kompanen in de strijd en dat is een heel plezant gevoel.”

“Netwerken ? Je kunt niet ontkennen dat vrouwen daar minder goed in zijn dan mannen. Het is nog altijd vooral een gebeuren dat zich afspeelt onder good old boys, die elkaar treffen bij pot en pint of tijdens de lunch. Bij het aperitief worden vuil lollen verteld, bij het voorgerecht komen de Wetstraat-roddels, bij het hoofdgerecht de dossiers en bij het dessert en de pousse-café opnieuw de vuil lollen. Pas op, ik ben niet vies van netwerken. Als vrouwen zijn we op dat gebied aan een inhaaloperatie toe. Het is nu eenmaal belangrijk om met een aantal mensen een vertrouwensrelatie te hebben die verder gaat dan het louter functionele rond dossiers. We moeten daar werk van maken, in onze eigen stijl. Misschien zonder vuil lollen(lacht). Je moet er wel veel tijd in investeren. En altijd voorzichtig netwerken. Soms is de verleiding groot om te vergeten dat je professioneel bezig bent en dan doe je wel eens uitspraken die je beter zou laten. Dat keert zich altijd tegen je.”

“Gelijkgezindheid over de partijgrenzen heen ? Dat bestaat, ook al blijven er altijd inhoudelijke verschillen. Maar dat belet niet dat je goed kunt samenwerken. Ik denk nu aan Dirk VanMechelen : een minister met totaal andere visies dan ik, maar als ik met die man tot een akkoord kwam, dan wist ik : die gaat zich daaraan houden. Dat komt eerlijk gezegd niet zoveel voor. Maar je moet een positieve ingesteldheid tegenover de mensen hebben ; als je constant paranoïde bent, zul je niets bereiken. Dat je af en toe bedrogen wordt, moet je incalculeren. Het is een proces van vallen en opstaan. Op de duur weet je ook van wie je loyaliteit kun verwachten en van wie niet.”

“Bij parlementaire debatten kan het er pittig aan toe gaan. Dan zeg je ten overstaan van de kiezer dingen die soms hard zijn voor tegenstanders, maar die weten in welk spel ze zitten en doen hetzelfde. En hoe meer camera’s, hoe meer spektakel. Maar geloof me, als je je echt gepakt voelt door een collega, dan is het niet door een uitspraak in het parlement, maar door iets wat in de coulissen gebeurd is.”

“Qua collegialiteit in de politiek waren de eerste jaren na de installatie van paars-groen zeker een trendbreuk. Er kwam toen een generatie mensen aan de macht die ondanks alle verschillen in zienswijze een soort gemeenschappelijke attitude tegenover het leven hadden. Dat had met de leeftijd te maken, met de geest van de jaren zestig waarin de meesten opgegroeid waren. Er was een sfeer van voluntarisme, van camaraderie ook die een tijdlang voor cohesie en een prettige werksfeer zorgde. Er zaten ook mannen en vrouwen met nog jonge kinderen bij en dat had een invloed op de vergadercultuur : ‘Kom mensen, we gaan dat hier niet de hele nacht rekken, ik zou mijn kinderen nog willen zien.’ Er was ook gevoel voor humor, we hebben in die tijd veel gelachen in de Vlaamse regering. Toen kwamen de eerste ministerwissels en naarmate de verkiezingen naderden, werd de sfeer alsmaar bitsiger. Maar die eerste twee jaar had ik echt het gevoel : we gaan samen voor dit project.”

Kathleen Van Brempt :

De politiek is een vrij concurrentiële wereld. Maar dat geldt net zo goed voor het bedrijfsleven. Politici die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, daar bestaan volgens mij veel te veel mythes rond. Ik begrijp ook wel dat ambras in het parlement mediageniek is en dat journalisten graag opiniestukken over de intriges binnen een partij schrijven. Maar er is ook een ander verhaal : vrienden in de politiek die je de juiste raad geven en dat bovendien onbaatzuchtig doen. Ik durf zelfs zeggen dat vriendschap een deel van mijn succes in de politiek bepaald heeft. Zo heb ik bijvoorbeeld altijd heel goed samengewerkt met Robert Voorhamme, één van de eerste politici die ik leerde kennen en eigenlijk in zowat alles mijn tegenpool. Volgens de regels van het politieke boekje was ik voorbestemd om in Antwerpen zijn grootste concurrent te worden, maar zo hebben hij noch ik dat ooit bekeken. Integendeel zelfs : wij hebben samen een website opgestart, samen campagne gevoerd en onze middelen gebundeld, zowel intellectueel als financieel. Met goed gevolg : teamwork en vriendschap lonen. Ik zou willen dat meer mensen zich daarvan bewust zouden zijn, in de politiek en daarbuiten. Er lopen te veel politici rond met een ingebakken wantrouwen tegenover alles en iedereen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met alles wat ze al meegemaakt hebben, maar het schaadt menselijke relaties.”

“Zelf ben ik van nature nogal positief ingesteld. Echt bedrogen worden, een dolk in de rug krijgen, het is me eerlijk gezegd nog nooit overkomen. Ik kan rustig in vertrouwen voortwerken met mijn collega’s. Wat niet wil zeggen dat ik geen steken laat vallen. Iedereen maakt fouten, ook in de vriendschap. Maar als ik al eens te fel reageer of me serieus kwaad maak, dan heb ik daar achteraf zelf altijd het meeste last van. Zolang je dat dan ook kunt uiten, kan een vriendschap overleven, ook in de politiek. Pas op, ik kan me situaties voorstellen waarin een vriendschapsrelatie onder zware druk komt te staan. Voor zo’n verscheurende keuze ben ik nog nooit gesteld, maar ik hoop uit de grond van mijn hart dat ik in dat geval voor de vriendschap kies. Of een politicus zich dat kan permitteren ? Ik denk dat iedereen zich altijd kan permitteren om voor de vriendschap te kiezen. Politiek is hard, maar je hoeft niet over lijken te gaan. Ik hoop dat mijn generatie – en dan heb ik het niet alleen over de vrouwen – er anders mee kan omgaan. Nee, dat heeft niets met nieuwe politieke cultuur te maken. Op die term en alles wat erachter zit heb ik het niet zo begrepen, ik associeer dat meer met de machtsverwerving van een aantal individuen. Wat ik bedoel, is dat vrouwen met argumenten en niet op basis van puur gezag hun gelijk proberen te halen, een mentaliteit die ik ook bij jonge mannelijke collega’s meer en meer opmerk.”

“Generatiegenoten worden vaak tegen elkaar uitgespeeld, niet alleen in de politiek trouwens. Wat dat betreft, laat ik mij niet gemakkelijk uit verband spelen. Ook in zo’n geval is vriendschap een belangrijk bindmiddel. Freya steunt mij en vice versa. Ik heb altijd sterk geloofd in netwerkvorming. Tussen de jonge vrouwen van de sp.a bestond al een band vóór we op de voorgrond traden. In ’97 werkte ik als politiek secretaris voor Louis Tobback. Die functie was een echte uitkijkpost : ik kwam met ongelooflijk veel mensen in contact en daar zaten veel boeiende jonge vrouwen bij met wie ik meteen een connectie voelde : Caroline Gennez, Monica De Coninck, Dalila Douifi… Ik heb toen het initiatief genomen om samen iets te gaan eten en daaruit is de gewoonte gegroeid om op donderdagavond samen op stap te gaan. De ‘madammen’ noemden we onszelf met enige ironie en in de pers hadden ze het over The spice girls, wat dan weer totaal naast de kwestie was. Een echte politieke agenda hadden we niet, maar natuurlijk werd er wel veel over politiek gepraat. En verder was het vooral fun. De avond vóór de ontsnapping van Dutroux hadden we lacherig afscheid genomen en een paar uur later zagen we elkaar terug, helemaal in shock door de cascade van gevolgen die dat incident had voor de partij. In zo’n situatie heb je echt iets aan elkaar.”

“Als iemand binnen die groep ‘promotie’ maakt ? Ik zeg niet dat zoiets niet tot wrevel kan leiden, wij zijn ook maar mensen. Zelf heb ik een hekel aan jaloezie. Wat niet wil zeggen dat ik nooit jaloers ben. Maar ik haat het als ik mezelf op jaloerse gevoelens betrap. Wat je dan moet doen, echt waar, is gewoon de telefoon pakken en zeggen : ‘Ik baal, laat ons samen een pint gaan pakken.’ Dat is de beste manier om te voorkomen dat mensen je tegen vrienden uitspelen. Met Caroline Gennez heb ik soms ongelooflijke discussies omdat we het inhoudelijk niet altijd eens zijn. Maar zolang we achteraf samen op stap kunnen gaan, denk ik niet dat onze vriendschap stuk kan.”

Annemie Neyts :

Vriendschap in de politiek ? Ik kan me niet voorstellen dat het echt anders is dan tussen collega’s van om het even welk beroepsmilieu waar ook enige vorm van onderlinge competitie bestaat. Maar die wedijver sluit vriendschap niet uit.”

“Of ik veel vrienden in de politiek heb ? Twee, denk ik, in mijn eigen partij. Of nee, nu ik erbij stilsta, toch wel wat meer. Vriendschap behoort tot de persoonlijke sfeer en stoelt op affiniteiten ; of die zich binnen de beroepssfeer ontwikkelen of daarbuiten speelt geen rol. Je raakt met iemand bevriend omdat hij of zij over een ingesteldheid of kwaliteiten beschikt die voor jou belangrijk zijn. Ongeacht of je die zelf bezit, dat is nog iets anders. Persoonlijk zou ik niet bevriend kunnen zijn met iemand die oneerlijk is. Of die zichzelf onvoorstelbaar au sérieux neemt. Waar ik echt niet tegen kan, zijn mensen die liegen tegen zichzelf. Zo ken ik er wel een paar : mensen die hun eigen waarheid niet onder ogen kunnen zien, ook al zijn ze halverwege hun leven. Dat maakt het moeilijk voor anderen, je kunt toch niet meeleven in zo’n leugen. Niet dat ik vind dat je mensen constant met hun waarheid moet confronteren. Dat soort vriendin ben ik nu ook weer niet. Zulke mensen hou ik het liefst op een afstand, je kunt er toch geen echt gesprek mee voeren. Overigens impliceert vriendschap voor mij niet dat je elkaar hartsgeheimen toevertrouwt, of andere intimiteiten. Het kan, maar het hoeft niet. En als het van mij afhangt, liever niet.”

“Politieke vriendschappen kunnen floreren, zolang je je maar goed realiseert dat je op een bepaald ogenblik met elkaar moet kunnen wedijveren. Als je meent dat vriendschap dat uitsluit of dat ze betekent dat de gangbare, meestal ongeschreven wetten van het bedrijf voor jou niet gelden, maak je een verschrikkelijke vergissing. Van het moment dat de één in de positie verkeert om over de andere te oordelen of te beslissen, moet je je daarvan goed bewust zijn. Allebei.”

“Netwerken ligt voor mij in een totaal andere sfeer. Daar gaat het om mensen die dezelfde belangen hebben en samen rond bepaalde thema’s werken. Dat kan iets met vriendschap te maken hebben, maar het is er zeker niet op gebaseerd. Bovendien ben ik de mening toegedaan dat het belang van netwerken fel overdreven wordt. Noem het de management hype van het moment. Alsof je waarde zou afhangen van de dikte van je etui met business cards… Zoals de CEO van Winterthur het onlangs uitdrukte : lastige kwesties zijn aan de lunchtafel niet gemakkelijker te bespreken dan aan de vergadertafel. Als je ’t mij vraagt, is netwerken iets dat mensen uitvinden als excuus voor lange lunches of laat thuiskomen. Of vrouwen dan niet meer moeten netwerken ? Voor mijn part mogen ze dat doen, maar als ze denken dat ze het alleen daardoor verder zullen brengen, forget it !”

“Ik ben altijd nogal een buitenbeentje geweest in de politiek, in die zin dat ik niet onder stoelen of banken stak dat ik zeer goede relaties onderhield met mensen uit andere fracties. Soms tot ergernis van mensen uit de eigen partij. Ik heb mij nooit opgesloten in de eigen gedachtestroming en ik heb de indruk dat veel anderen dat ook niet deden. In het parlement heerst hoe dan ook een grote collegialiteit, niet te verwarren met vriendschap. Maar het betekent wel dat je elkaar met een zekere omzichtigheid behandelt. Allemaal weten we wat het betekent om de zoveel tijd campagne te voeren binnen hetzelfde bedrijf. De ene keer heb je al wat meer geluk dan de andere, maar dat betekent niet dat je elkaar naar het politieke leven staat. Goed, ik heb collega’s die in het parlement wel eens vergeten dat ze met een microfoon voor de mond echt niet hoeven te roepen. En dat een screaming head er op televisie afgrijselijk uitziet. De aanwezigheid van een televisieploeg heeft op sommige mensen een eigenaardig effect : ze worden hyperkinetisch, ze zwaaien nog net niet naar de camera. Ik wou zeggen dat mannen daar meer last van hebben dan vrouwen, maar er schieten mij nu net een paar voorbeelden te binnen…”

“Nu, ik kan ook wel van mij afbijten, hoor. Als ik niet oppas, kan ik iemand verbaal afmaken. Ik probeer mij wel in te houden, ik denk niet dat ik al vaak betrapt ben op roepen. Maar als ze mij heel boos krijgen… Lang geleden riep Karel Van Miert op televisie tegen mij : ‘U liegt, u zit al de hele uitzending te liegen !’ Inwendig kookte ik, maar ik heb diep ademgehaald en gewoon gezegd : ‘Meneer Van Miert, u moet dringend vakantie nemen.’ Een paar dagen later was het vergadering in het Vlaams parlement en collega’s van de toenmalige SP-fractie riepen : ‘Annemie, Karel zit in Blankenberge’.”

“Van sommigen kan ik het wel raden, maar ik weet lang niet voor welke partij al mijn vrienden stemmen. In Vlaanderen zijn er twee dingen die je nooit vraagt : hoeveel je verdient en voor wie je stemt. Een Amerikaanse vriend vond dat een teken van beschaving. ‘Nee, van hypocrisie’, antwoordde ik. Maar zij zijn dan weer hypocriet over andere dingen.” n

Tekst Linda Asselbergs l Foto’s Reporters

Miet Smet : “Dat een vriend iemand is die alles van je weet en je toch graag heeft ? Dat vind ik een puberale zienswijze. De belangrijke basis van vriendschap is vertrouwen.”Vera Dua : “Ik ben van mening dat je in de politiek niet veel grote vriendschappen zult vinden. Al die grote ego’s zijn toch vooral met zichzelf bezig.”Kathleen Van Brempt : “Naast de ‘ambras’ en de intriges is er ook een ander verhaal : vrienden in de politiek die je onbaatzuchtig de juiste raad geven. Ik durf zelfs zeggen dat vriendschap een deel van mijn succes bepaald heeft.”Annemie Neyts : “Als je ’t mij vraagt, is netwerken iets wat mensen uitvinden als excuus voor lange lunches of laat thuiskomen. Als vrouwen denken dat ze het alleen daardoor verder zullen brengen, forget it !”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content